ECLI:NL:GHAMS:2013:5229

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
200.121.002/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en vernietiging van leaseovereenkomst op basis van opt-out verklaring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de kantonrechter de vorderingen van [appellanten] heeft toegewezen. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst die op 22 juni 2001 tot stand is gekomen tussen [appellant sub 1] en Dexia, waarbij [appellante sub 2] geen schriftelijke toestemming heeft verleend. Na een vernietigingsbrief van [appellante sub 2] op 8 juni 2005, heeft Dexia in hoger beroep de vernietiging van de leaseovereenkomst betwist. Dexia stelt dat [appellante sub 2] niet tijdig een geldige opt-out verklaring heeft ingediend met betrekking tot de verbindend verklaarde Duisenbergregeling, waardoor zij gebonden zou zijn aan deze regeling.

De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de niet handelende echtgenoot, in dit geval [appellante sub 2], een beroep kan doen op de vernietigbaarheid van de leaseovereenkomst, ondanks dat [appellant sub 1] het Dexia Aanbod heeft aanvaard. In het eindvonnis heeft de kantonrechter Dexia veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.143,50 aan [appellanten]. In hoger beroep heeft Dexia haar verweer dat [appellante sub 2] gebonden is aan het Dexia Aanbod laten varen, maar stelt dat de opt-out verklaring niet tijdig is ingediend.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellanten] een door hen beiden getekende opt-out verklaring hebben overgelegd en heeft Dexia in de gelegenheid gesteld haar standpunt nader toe te lichten. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij het hof heeft aangegeven dat partijen zich moeten beperken tot de geldigheid van de opt-out verklaring.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I AOF
zaaknummer : 200.121.002/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 931067 Dexia EXPL 08-1161
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juli 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:
[appellant sub 1]en
[appellante sub 2],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. G.C. Haulussy te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Dexia en [appellanten] genoemd. [appellanten] worden afzonderlijk aangeduid als [appellant sub 1] en [appellante sub 2].
Dexia is bij dagvaarding van 18 december 2012in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 7 november 2012, gewezen tussen [appellanten] als eisers en Dexia als gedaagde.
Dexia heeft daarna een memorie van grieven, met producties, ingediend.
[appellanten] hebben niet tijdig van antwoord gediend.
Vervolgens heeft Dexia arrest gevraagd.
Dexia heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [appellanten] integraal zal afwijzen en [appellanten] zal veroordelen tot terugbetaling, met rente, van hetgeen zij ter voldoening van het bestreden vonnis aan [appellanten] heeft voldaan, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van beide instanties, met rente en nakosten.
Dexia heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het aan het bestreden vonnis voorafgaande tussenvonnis van 7 maart 2012 onder 2 (2.1 tot en met 2.7) de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. (De datum van de onder 2.6 genoemde brief is in het eindvonnis gecorrigeerd.) Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1. (
i) Tussen [appellant sub 1] en (een rechtsvoorgangster van) Dexia is op 22 juni 2001 een effectenleaseovereenkomst (Triple Effect Vooruitbetaling) tot stand gekomen, met contractnummer 51883053.
(ii) De echtgenote van [appellant sub 1], [appellante sub 2], heeft geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomst.
(iii) Op 25 februari 2003 heeft Dexia [appellant sub 1] de brochure “Overeenkomst Dexia Aanbod”, het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” en de “Juridische Documenten Dexia Aanbod” toegezonden. Het Dexia aanbod bevat een voorstel voor een minnelijke regeling.
(iv) Op 15 maart 2003 heeft [appellant sub 1] het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod ondertekend en geretourneerd. [appellante sub 2] heeft het Aanmeldingsformulier niet getekend.
(v) Bij brief van 8 juni 2005 heeft [appellante sub 2] met een beroep op de artikelen 1:188 jo 1:89 BW de leaseovereenkomst vernietigd.
(vi) De leaseovereenkomst is geëindigd, met – volgens de door Dexia opgestelde eindafrekening per 22 juni 2004 – een restschuld van € 11.389,42. Volgens Dexia staat van dit bedrag nog € 1.086,94 open.
3.2.
[appellanten] (aanvankelijk de Stichting Beursklacht namens hen) hebben Dexia in rechte betrokken en, voor zover nog van belang, gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat artikel 1:88 BW op de leaseovereenkomst van toepassing is en dat deze leaseovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd en dat Dexia wordt veroordeeld tot terugbetaling van al hetgeen in het kader van de leaseovereenkomst is betaald, met rente. Dexia heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellanten] niet-ontvankelijk zijn in hun vordering nu [appellant sub 1] het Dexia Aanbod heeft aanvaard en subsidiair dat het vernietigingsrecht van [appellante sub 2] uit hoofde van artikel 1:89 BW ten tijde van de vernietigingsbrief reeds was verjaard. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 7 maart 2012 in de eerste plaats overwogen dat ondertekening van het Dexia Aanbod door de handelende echtgenoot onverlet laat dat de niet handelende echtgenoot die het Dexia Aanbod niet heeft ondertekend een beroep kan doen op de vernietigbaarheid van de leaseovereenkomst. Vervolgens heeft de kantonrechter Dexia in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat [appellante sub 2] eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrief daadwerkelijk bekend was met de leaseovereenkomst. Dexia heeft [appellant sub 1] en [appellante sub 2] als getuigen doen horen. Bij het bestreden eindvonnis heeft de kantonrechter aan het in het tussenvonnis overwogene toegevoegd dat nu [appellant sub 1] het Dexia Aanbod had aanvaard, hij daarmee afstand heeft gedaan van zijn rechten jegens Dexia zodat zijn vorderingen niet toewijsbaar zijn. De vorderingen van [appellante sub 2] heeft de kantonrechter, oordelend dat Dexia niet in het bewijs was geslaagd, toegewezen. De kantonrechter heeft derhalve de gevorderde verklaring voor recht gegeven en Dexia veroordeeld een bedrag van € 14.143,50 te betalen, met wettelijke rente.
3.3.
In hoger beroep heeft Dexia haar verweer dat [appellante sub 2] gebonden is aan het Dexia Aanbod laten varen, maar met grief 1 stelt zij zich op het standpunt dat de kantonrechter [appellanten] niet-ontvankelijk had moeten verklaren omdat [appellante sub 2] niet tijdig een geldige opt-out verklaring heeft ingediend met betrekking tot de door dit hof bij arrest van 25 januari 2007 verbindend verklaarde zogenoemde Duisenbergregeling. [appellante sub 2] is derhalve gebonden aan de Duisenbergregeling en zij heeft afstand gedaan van haar recht Dexia in rechte te betrekken, aldus Dexia.
3.4.
Het hof constateert dat [appellanten] in eerste aanleg een door hen beiden getekende opt-out verklaring d.d. 5 maart 2007 hebben overgelegd (productie 7 bij akte uitlating producties, wijziging eis van 5 december 2007, productie 8 bij conclusie van repliek en productie 8 bij nadere conclusie en tevens inhoudende akte vermindering eis). Gelet hierop zal het hof de zaak naar de rol verwijzen om Dexia in de gelegenheid te stellen haar standpunt dat [appellante sub 2] geen geldige opt-out verklaring heeft ingediend bij akte nader toe te lichten. Als Dexia bij haar standpunt blijft, zullen [appellanten] zich hierover nog bij antwoordakte mogen uitlaten. Als Dexia haar standpunt niet handhaaft, kan direct weer arrest worden gevraagd. Het hof wijst partijen erop dat zij zich in hun uitlatingen dienen te beperken tot de vraag naar de geldigheid van de opt-out verklaring.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 27 augustus 2013 voor akte aan de zijde van Dexia als bedoeld in rechtsoverweging 3.4;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, M.M.M. Tillema en M.J.J. de Bontridder en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2013.