ECLI:NL:GHAMS:2013:5210

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
23-002182-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging van dakbedekkingsrollen met invloed van mededader

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte, geboren in 1987, was beschuldigd van diefstal van meerdere rollen dakbedekking in de gemeente Den Helder op 29 oktober 2011. De tenlastelegging stelde dat de verdachte samen met een mededader handelde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich op het moment van de diefstal realiseerde dat het niet goed was wat ze deden, maar dat hij niet durfde weg te lopen uit angst voor zijn mededader.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn angst, voorwaardelijk opzet had op de diefstal. De stelling dat hij niet aan de diefstal kon ontkomen door gerechtvaardigde angst voor zijn mededader werd niet aannemelijk geacht. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. In hoger beroep eiste de advocaat-generaal een lagere werkstraf van 30 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. Het hof heeft de straffen herzien en, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de diefstal plaatsvond en de invloed van de mededader, een werkstraf van 30 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week opgelegd. De verdachte werd als strafbaar verklaard voor de diefstal, en het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

parketnummer: 23-002182-13
datum uitspraak: 18 december 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 30 november 2012 in de strafzaak onder parketnummer 14-150434-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 18 december 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere rol(len) dakbeddeking, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2011 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere rollen dakbedekking, geheel toebehorende aan[benadeelde].

Verweren gevoerd ter terechtzitting in hoger beroep

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zich, op het moment dat hij de dakrollen van zijn mededader kreeg overhandigd, realiseerde dat het niet goed was wat ze deden. Hij verklaarde voorts dat hij op dat moment echter niet meer weg durfde te lopen vanwege de reputatie van zijn mededader.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte heeft samen met zijn mededader de dag voor de diefstal een karretje en een ladder bij de betreffende woning neergezet. Vervolgens zijn zij de volgende dag samen in de avonduren naar de woning teruggegaan. Daar is de medeverdachte op het dak geklommen en heeft de verdachte rollen dakbedekking aangereikt. Mede gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat hij direct voorafgaand aan, en tijde van het plegen van het feit minst genomen voorwaardelijk opzet op diefstal had. Dat de verdachte zich niet aan het plegen van dit strafbare feit zou hebben kunnen onttrekken wegens gerechtvaardigde angst voor zijn mededader is niet aannemelijk geworden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uur subsidiair 15 dagen en een week gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een aantal dakbedekkingsrollen. Dit is een vervelend feit dat voor de gedupeerde voor overlast zorgt. In het voordeel van de verdachte overweegt het hof dat het aanneemt dat de verdachte door zijn medeverdachte, die op hem een overwicht lijkt te hebben gehad, negatief is beïnvloed en dat de verdachte thans probeert zijn leven op orde te krijgen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 december 2013 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.E.M. Röttgering en mr. P.H.M. Kuster, in tegenwoordigheid van M.A. Docter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 december 2013.
Mr. A.E.M. Röttgering is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Mr. P.H.M. Kuster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.