ECLI:NL:GHAMS:2013:5191

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
23.755.10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor taxivervoer zonder vergunning na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van het verrichten van taxivervoer zonder de vereiste vergunning op 19 maart 2009. De advocaat-generaal had een geldboete van € 2.500 geëist, maar het hof oordeelde dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 14 september 2012 en 17 december 2013 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de verklaringen van de verbalisanten centraal stonden. De verbalisanten hadden de verdachte op de dag van de vermeende overtreding aangehouden, maar het hof vond de verklaringen niet voldoende om aan te nemen dat de verdachte zonder vergunning taxivervoer had verricht. Het hof merkte op dat er geen controle was uitgevoerd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat om te verifiëren of de verdachte over een vergunning beschikte. Gezien het gebrek aan bewijs en de lange tijd die sinds de vermeende overtreding was verstreken, besloot het hof de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof verklaarde dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten. Tevens werd de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 80,35 aan de verdachte gelast.

Uitspraak

parketnummer: 23-755-10
datum uitspraak: 17 december 2013
tegenspraak
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-488090-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 14 september 2012 en 17 december 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 maart 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op een (of meer) voor het openbaar verkeer/vervoer openstaande weg(en), met een auto voorzien van het kenteken [kenteken], taxivervoer heeft verricht en/of aangeboden zonder een daartoe verleende vergunning.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 2.500, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan € 1.000, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en voorts met verbeurdverklaring van € 3,75 en teruggave aan de verdachte van het overige onder hem inbeslaggenomen geldbedrag.

Vrijspraak

De verdachte wordt vervolgd wegens overtreding van artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000, te weten: het verrichten van taxivervoer zonder een daartoe verleende vergunning. Nu uit de inhoud van het dossier niet volgt dat de verdachte op 19 maart 2009 niet beschikte over een dergelijke vergunning, kan het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend worden bewezen en dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof neemt bij deze beslissing in aanmerking dat ter terechtzitting in hoger beroep van 17 december 2013 verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn gehoord. Zij waren op 19 maart 2009 het zogenaamde “instapkoppel” dat de verdachte op verdenking van het ten laste gelegde heeft aangehouden en een proces-verbaal van bevindingen heeft opgemaakt. Hoewel in dat proces-verbaal van bevindingen van 19 maart 2009 als verklaring van verbalisanten is opgenomen dat zij tijdens de rit de verdachte hoorden zeggen: “je kan mijn nummer krijgen. Je weet maar nooit wanneer je een snorder nodig hebt”, acht het hof deze mededeling niet voldoende om daaruit af te leiden dat de verdachte zonder vergunning, taxivervoer heeft verricht. Daarbij komt dat verbalisant [verbalisant 1] ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat er altijd pas ná de aanhouding van een verdachte wordt gecontroleerd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of de desbetreffende persoon over een taxivergunning beschikt. Nu deze controle in onderhavige zaak is nagelaten en ook niet op enig moment aan de verdachte is gevraagd of hij over een dergelijke vergunning beschikte, terwijl het feit dateert van 19 maart 2009, zal het hof mede in het belang van afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn, de verdachte daarom thans vrijspreken van het ten laste gelegde feit.
Gelet op deze beslissing mist de verdediging belang bij bespreking van de overige ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde vrijspraak-verweren.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast
de teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld te weten: een geldbedrag van in totaal € 80,35 (3562723)
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel en mr. F.L. Muskens, in tegenwoordigheid van mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 december 2013.
[...]