ECLI:NL:GHAMS:2013:5053

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
200.126.614/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betaling van facturen en spoedeisend belang in kort geding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Bruijn International B.V. tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland. Bruijn is in hoger beroep gekomen van een vonnis van 2 april 2013, waarin de voorzieningenrechter Bruijn had veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 55.054,00 aan [geïntimeerde], die in kort geding een voorschot op openstaande vorderingen had gevorderd. Bruijn heeft in haar dagvaarding grieven ingediend en verzocht het vonnis te vernietigen en de vordering van [geïntimeerde] af te wijzen. [geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep haar eis gewijzigd en vorderde een voorschot van € 210.000,00 en schadevergoeding van € 69.482,41.

De feiten zijn niet in geschil en zijn door de voorzieningenrechter vastgesteld. [geïntimeerde] heeft in de tweede helft van 2012 citrusfruit geleverd aan Bruijn, maar Bruijn heeft de facturen deels onbetaald gelaten. [geïntimeerde] heeft Bruijn gesommeerd tot betaling van een hoofdsom van € 200.819,47, maar Bruijn heeft de vordering betwist. Het hof heeft beoordeeld of er sprake was van spoedeisend belang, wat vereist is voor een kort geding. Het hof oordeelt dat enkel de hoogte van de vordering niet voldoende is om spoedeisend belang aan te tonen. De financiële positie van Bruijn is niet aannemelijk gemaakt, en de stellingen van [geïntimeerde] zijn niet voldoende onderbouwd.

Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vordering van [geïntimeerde] af. Bruijn wordt in het gelijk gesteld en krijgt terugbetaling van hetgeen zij aan [geïntimeerde] heeft voldaan. [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Dit arrest is gewezen door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam en openbaar uitgesproken op 22 oktober 2013.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
sector handelsrecht
zaaknummer : SKG 200.126.614/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/14/143721/KG ZA 13-51
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 oktober 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRUIJN INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Oudkarspel,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat:
mr. A. Glijniste Alkmaar,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[GEÏNTIMEERDE].,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat:
mr. J.W. Damstrate Apeldoorn.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Bruijn en [geïntimeerde] genoemd.
Bruijn is bij dagvaarding van 26 april 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de voorzieningenrechter) van 2 april 2013, in kort geding gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en Bruijn als gedaagde (hierna: het vonnis).
De dagvaarding in hoger beroep bevat de grieven.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens vermeerdering van eis, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Bruijn heeft geconcludeerd in principaal hoger beroep dat het hof het vonnis zal vernietigen en de vordering van [geïntimeerde] alsnog (geheel) zal afwijzen, met -uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten alsmede met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van al hetgeen Bruijn aan [geïntimeerde] heeft voldaan uit hoofde van het vonnis.
[geïntimeerde] heeft in principaal hoger beroep geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Bruijn, met beslissing over de proceskosten. In incidenteel hoger beroep concludeert [geïntimeerde] tot vernietiging van het vonnis en, na vermeerdering van eis, tot veroordeling van Bruijn tot betaling van een voorschot op haar openstaande vorderingen van € 210.000,00 en een voorschot op haar schade van
€ 69.482,41, met beslissing over de proceskosten en uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Bruijn heeft in incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde], met beslissing over de proceskosten.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2. de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
[geïntimeerde] heeft in de tweede helft van 2012 citrusfruit geleverd aan Bruijn. Bruijn heeft de desbetreffende facturen deels onbetaald gelaten. [geïntimeerde] heeft Bruijn op
18 januari 2013 gesommeerd tot betaling van een hoofdsom van € 200.819,47 en incassokosten van € 6.775,00, vermeerderd met rente en daarnaast van schadevergoeding van € 81.949,80.
3.1.2.
[geïntimeerde] heeft Bruijn in kort geding gedagvaard en een voorschot op haar openstaande vorderingen van € 210.000,00 gevorderd, met veroordeling van Bruijn in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft Bruijn in het vonnis veroordeeld tot betaling van
€ 55.054,00, met compensatie van de proceskosten.
3.1.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Bruijn met haar grieven in de dagvaarding op. [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord haar eis gewijzigd en in incidenteel appel komt ook zij tegen het bestreden vonnis met grieven op.
3.2.
Het hof stelt voorop dat het heeft te beoordelen of voldaan is aan het in de artikelen 254 lid 1 juncto 353 lid 1 Rv neergelegde vereiste van spoedeisend belang. Met betrekking tot een in kort geding gevorderde veroordeling tot betaling van een geldsom is te dienaangaande terughoudendheid op zijn plaats. Er moeten naar behoren feiten en omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. [geïntimeerde] heeft hiertoe in eerste aanleg aangevoerd dat “gezien de hoogte van de vordering het bedrijfseconomisch onverantwoord is een dergelijke hoge vordering onbetaald te laten uit hoofde waarvan een onmiddellijke voorziening is vereist.” Voorts heeft zij zich beroepen op de op 31 januari 2011 gedeponeerde jaarstukken van Bruijn, waaruit volgens haar blijkt dat de liquiditeitspositie van Bruijn zeer wankel is. In hoger beroep wijst [geïntimeerde] in dit verband nog op de derdenverklaring van Fruit Industrie, onder wie door [geïntimeerde] ten laste van Bruijn beslag is gelegd. Daarin vermeldt Fruit Industrie dat zij geen enkele rechtsverhouding heeft met Bruijn en ook niets aan Bruijn is verschuldigd, terwijl volgens [geïntimeerde] de deurwaarder heeft geconstateerd dat er wekelijks vrachtwagens van Bruijn op het terrein van Fruit Industrie staan om sinaasappelen te lossen.
3.3.
Het hof is van oordeel dat het vereiste spoedeisend belang niet aannemelijk is geworden. Enkel de hoogte van de vordering, zonder bijkomende feiten en omstandigheden, is hiervoor onvoldoende. Tegenover de gemotiveerde betwisting van Bruijn is diens gestelde wankele financiële positie niet aannemelijk geworden. Voorts is de stelling omtrent de derdenverklaring van Fruit Industrie niet (voldoende) feitelijk en concreet toegelicht om redengevend te kunnen zijn voor een spoedeisend belang van [geïntimeerde] bij de gevraagde voorziening. Nu andere relevante feiten en omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, valt het, gelet op het voorgaande, niet in te zien waarom de beslissing in de bodemprocedure niet door [geïntimeerde] kan worden afgewacht.
3.4.
De slotsom is dat het principaal appel slaagt en dat de overige grieven in principaal hoger beroep en de grieven in incidenteel hoger beroep geen bespreking behoeven. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] zal alsnog worden afgewezen. De vordering van Bruijn tot terugbetaling van al hetgeen zij aan [geïntimeerde] heeft voldaan uit hoofde van dat vonnis zal worden toegewezen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering af;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van al hetgeen Bruijn aan [geïntimeerde] heeft voldaan uit hoofde van het vonnis;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de eerste aanleg en van het principaal hoger beroep en het incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Bruijn begroot op ter zake de eerste aanleg: € 263,00 aan griffierechten en € 816,00 voor salaris, ter zake het principaal hoger beroep: € 92,82 aan dagvaardingskosten, € 1.862,00 aan griffierechten en 3.263,00 voor salaris en ter zake het incidenteel hoger beroep:
€ 1.631,50 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, C. Uriot en J.W.M. Tromp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2013.