ECLI:NL:GHAMS:2013:4963

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
200.128.680-01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding beroepstermijn in hoger beroep tegen beslissing kamer voor gerechtsdeurwaarders

In deze zaak heeft klager hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 7 mei 2013 een klacht van klager gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond had verklaard, met oplegging van een berisping aan de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn beroepschrift op 14 juni 2013 ingediend, terwijl de beroepstermijn op 12 juni 2013 was verstreken. Het hof heeft vastgesteld dat de beroepstermijn begon op 14 mei 2013, na verzending van de kennisgeving door de kamer. Klager stelde dat hij het beroepschrift op 8 juni 2013 op de post had gedaan, maar kon dit niet bewijzen. Het hof oordeelde dat de rechtszekerheid vereist dat strikt wordt vastgehouden aan wettelijke beroepstermijnen. Aangezien klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig heeft geappelleerd, werd hij niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 november 2013.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.128.680/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 554.2012
bij vervroeging
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 november 2013
inzake:
[klager],
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
gemachtigde:
[gemachtigde],
GEÏNTIMEERDE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 14 juni 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 7 mei 2013. Bij die beslissing heeft de kamer de door klager tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ingediende klacht gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping.
1.2.
Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is een brief binnengekomen, ter griffie ontvangen op 5 juli 2013.
1.3.
Het hoger beroep is behandeld ter openbare zitting van 24 oktober 2013.
Klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1.
Uit het dossier van de eerste aanleg blijkt dat de beslissing van de kamer van 7 mei 2013 klager bij brief van de kamer van 13 mei 2013 is toegezonden. In die brief is klager
– overeenkomstig het bepaalde in artikel 45 van de Gerechtsdeurwaarderswet – medegedeeld dat hij binnen dertig dagen “na dagtekening van verzending van deze schriftelijke kennisgeving” tegen de daarbij toegezonden beslissing in hoger beroep kon komen. Eenzelfde mededeling is gesteld onderaan de beslissing van de kamer. Een en ander betekent dat de beroepstermijn een aanvang nam op 14 mei 2013 en eindigde op woensdag 12 juni 2013.
Nu het onderhavige beroepsschrift van klager eerst op vrijdag 14 juni 2013 bij het hof is ingekomen is dit ingekomen nadat de appeltermijn was verstreken.
3.2.
De rechtszekerheid brengt met zich mee dat strikt de hand moet worden gehouden aan wettelijke beroepstermijnen. Het risico dat een beroepschrift na ommekomst van de hiervoor genoemde beroepstermijn ter griffie van het hof inkomt – komt behoudens bijzondere omstandigheden – voor risico van de appellant, in dit geval klager. Het betoog van klager dat hij het beroepschrift tijdig, te weten op zaterdag 8 juni 2013 op de post heeft gedaan, kan niet worden aangemerkt als een zodanige bijzondere omstandigheid en kan hem niet baten. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij het beroepschrift daadwerkelijk op die datum heeft verzonden, door bijvoorbeeld een bewijs van verzending over te leggen. Ook is niet gesteld of gebleken dat het beroepschrift op een andere wijze op een eerdere datum dan vrijdag
14 juni 2013 ter griffie van het hof is ontvangen.
3.3.
Op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat klager niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 7 mei 2013.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.M.A. Verscheure en
A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 26 november 2013 door de rolraadsheer.