ECLI:NL:GHAMS:2013:4958

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
200.126.893/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van klachten tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de uitvoering van ambtshandelingen en de afdracht van geïncasseerde gelden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. De appellant, een oud-gerechtsdeurwaarder, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beslissing waarin zijn verweer tegen klachten van de geïntimeerden, twee bedrijven, niet was geconcretiseerd. De kamer had de klacht van de geïntimeerden op twee onderdelen ongegrond verklaard en op vijf onderdelen gegrond, wat leidde tot een berisping van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder was niet verschenen op de zitting, terwijl de gemachtigden van de klaagsters wel aanwezig waren en hun standpunt hebben toegelicht.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer waren vastgesteld, en heeft de klachtonderdelen gezamenlijk beoordeeld. Het hof kwam tot de conclusie dat de gerechtsdeurwaarder zijn verweer niet had onderbouwd en dat hij niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Gerechtsdeurwaarderswet. De gerechtsdeurwaarder had geen bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van zijn verweer en had niet aangetoond dat hij de geïncasseerde gelden correct had afgedragen aan de klaagsters. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en oordeelde dat de maatregel van berisping passend was, ondanks het feit dat de gerechtsdeurwaarder inmiddels uit zijn ambt was ontzet.

De beslissing van het hof bevestigt de noodzaak voor gerechtsdeurwaarders om hun verantwoording serieus te nemen en de juiste procedures te volgen bij het afhandelen van incasso's en het afdragen van gelden. Het hof benadrukt dat het niet voldoende is om alleen te verwijzen naar algemene voorwaarden zonder concrete onderbouwing van het verweer. De uitspraak onderstreept de verantwoordelijkheden van gerechtsdeurwaarders in hun professionele handelen en de gevolgen van het niet naleven van de wetgeving.

Uitspraak

beslissing

_______________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.126.893/01 GDW
zaaknummer eerste aanleg : 35.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 november 2013
inzake:
[gerechtsdeurwaarder]
oud-gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats]
appellant,
t e g e n
1. AORTA INCASSO B.V.,
2. YOUR HOSTING B.V.,
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerden,
gemachtigden: mrs. D.J. Mensink en H.W. Bethlehem, advocaten te Groningen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 21 februari 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 22 januari 2013, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerden, verder klaagsters, tegen de gerechtsdeurwaarder op twee onderdelen (e. en g.) ongegrond en op vijf onderdelen (a. tot en met d. en f.) gegrond heeft verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder is opgelegd de maatregel van berisping met de aanzegging dat, indien andermaal door de gerechtsdeurwaarder een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet (verder: Gdw) bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een schorsing, geldboete of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.
1.2.
Van de zijde van klaagsters is op 11 juli 2013 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 september 2013. De gerechtsdeurwaarder is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet verschenen. De gemachtigden van klaagsters zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; mr. Bethlehem aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klaagsters

De klacht van klaagsters valt uiteen in een achttal onderdelen, zoals weergegeven in de beslissing van de kamer onder 2. a. tot en met h. Voor het overige blijkt het standpunt van klaagsters uit hetgeen in eerste aanleg en in hoger beroep door hen is aangevoerd.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht weersproken. Voor zover van belang wordt daarop hierna ingegaan.

6.De beoordeling

6.1.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de klachtonderdelen a. tot en met d. en f. zich lenen voor een gezamenlijke behandeling nu deze klachtonderdelen - hoewel door klaagsters aan verschillende bepalingen van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders wordt gerefereerd - elkaar overlappen, diverse malen worden herhaald en derhalve materieel op dezelfde onderwerpen betrekking hebben.
6.1.1.
Met betrekking tot de klachtonderdelen a. en b. heeft de kamer het volgende overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft geen enkel stuk overgelegd waarmee hij zijn verweer op deze klachtonderdelen heeft onderbouwd. Tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde klacht van klaagsters heeft de gerechtsdeurwaarder slechts in algemene bewoordingen verwezen naar zijn algemene voorwaarden waarin zijn tarieven staan vermeld en aangevoerd dat sinds het begin van de samenwerking door hem facturen zijn opgesteld en verzonden naar klaagster sub 1 op de wijze waarop hij dat al sinds jaar en dag doet. Ook anderszins heeft de gerechtsdeurwaarder geen inzicht gegeven in de stand van zaken in de afzonderlijke dossiers en de wijze waarop de facturen door hem zijn opgebouwd. De door klaagsters overgelegde, door de gerechtsdeurwaarder aan hen verzonden, overzichten kunnen daartoe niet dienen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan daaruit niets ter zake doende worden opgemaakt. De overzichten zijn niet de door klaagsters verzochte gedetailleerde overzichten op dossierniveau, waarbij om een uitsplitsing van de kostensoorten naar voorgerechtelijk traject, gerechtelijk traject en executiefase is verzocht. Op grond van artikel 22 van de Gdw was de gerechtsdeurwaarder hiertoe wel gehouden. De verwijzing naar de algemene voorwaarden kan de gerechtsdeurwaarder niet baten, omdat het niet aan de kamer is te bepalen onder welke condities en voorwaarden de overeenkomst tussen partijen is gesloten. Het bewijsaanbod van de gerechtsdeurwaarder dient te worden gepasseerd, omdat het op de weg van de gerechtsdeurwaarder had gelegen bewijsstukken in deze over te leggen, waartoe hij geruime tijd in de gelegenheid is geweest. Dit betekent dat deze klachtonderdelen gegrond dienen te worden verklaard.
Het hof deelt dit oordeel van de kamer en de gronden waarop het berust, nu de gerechtsdeurwaarder ook in hoger beroep zijn verweer niet heeft geconcretiseerd.
6.1.2.
Ten aanzien van de klachtonderdelen c., d. en f. is het hof met de kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder gelet op het bepaalde in artikel 7 lid a. van de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders dat - kort gezegd en voor zover van belang - inhoudt dat de gerechtsdeurwaarder ervoor zorgt dat er maatregelen worden genomen die waarborgen dat het juiste bedrag tijdig aan de rechthebbende wordt uitgekeerd, onjuist heeft gehandeld. Vast is komen te staan dat het aan klaagster sub 1 verschuldigde totaalbedrag van € 23.432,43, waarover de gerechtsdeurwaarder in een bijgaande brief bij zijn e-mail van 27 december 2010 rept, niet aan klaagster sub 1 is afgedragen. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn verweer dat hij grote sommen heeft voorgefinancierd niet nader onderbouwd en dat kan evenmin uit de stukken worden afgeleid. Dat de gerechtsdeurwaarder geïncasseerde gelden aan klaagsters zou hebben afgedragen, is onvoldoende aannemelijk geworden. Hierbij is nog van belang dat gesteld noch gebleken is dat partijen nadere en/of afwijkende afspraken over het afdragen van gelden hebben gemaakt.
De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn beroepschrift nog aangevoerd dat uit de beslissing van dit hof van 30 juni 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ1695) kan worden afgeleid dat in het geval de gerechtsdeurwaarder van één cliënt van zijn opdrachtgever diverse dossiers in behandeling heeft, de betalingen in het ene dossier mogen worden verrekend met kosten in andere dossiers van diezelfde cliënt. Wat hiervan ook zij, dit doet niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder nagelaten inzicht te geven met betrekking tot de stand van zaken in de afzonderlijke dossiers. Zonder nadere toelichting, die overigens ook nog ten tijde van de behandeling van het hoger beroep ontbreekt, kan uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde overzichten over eventuele verrekeningen niets worden afgeleid. Dit verweer kan de gerechtsdeurwaarder dan ook niet baten.
Dit leidt tot de slotsom dat de kamer deze klachtonderdelen terecht gegrond heeft verklaard.
6.1.3.
Voor wat betreft klachtonderdeel h. houdt het hof het ervoor dat, hoewel de kamer dit klachtonderdeel in zijn beslissing niet expliciet aan een beoordeling heeft onderworpen, de kamer dit klachtonderdeel kennelijk onder de beoordeling van de hiervoor behandelde klachtonderdelen a. tot en met d. en f. heeft willen scharen, aangezien dit klachtonderdeel voortborduurt op de hiervoor bedoelde klachtonderdelen. Dit betekent dat ook dit klachtonderdeel gegrond is.
6.2.
Met betrekking tot klachtonderdeel e. wordt het volgende overwogen. Het gegeven dat de gerechtsdeurwaarder bevoegd is tot het verrichten van ambtshandelingen op het grondgebied van Nederland houdt niet in dat hij verplicht is een opdracht tot het verrichten van die handelingen persoonlijk uit te voeren en dat het hem niet zou zijn toegestaan daarvoor een collega in te schakelen. Zo is het zeker niet ongebruikelijk dat het verrichten van ambtshandelingen buiten de vestigingsplaats aan een collega-gerechtsdeurwaarder wordt uitbesteed. Expliciete toestemming van de opdrachtgever daarvoor is in beginsel niet noodzakelijk. De kamer heeft terecht overwogen dat op de gerechtsdeurwaarder die stukken van een collega gerechtsdeurwaarder ontvangt dezelfde geheimhoudingsplicht rust als die van de gerechtsdeurwaarder die de opdracht verstrekt en dat klaagsters niet concreet hebben onderbouwd waaruit de door hen gestelde schending van de geheimhoudingsplicht heeft bestaan anders dan in algemene zin, zodat van schending van de geheimhoudingsplicht door de gerechtsdeurwaarder niet is gebleken. Dit brengt met zich dat de kamer dit klachtonderdeel met recht ongegrond heeft verklaard.
6.3.
Ten aanzien van klachtonderdeel g. is het hof evenals de kamer van oordeel dat klaagsters hun stelling dat de gerechtsdeurwaarder teveel (onnodige) kosten heeft gemaakt om tot incasso van een bedrag van € 25.000,00 te komen niet nader hebben onderbouwd, zodat dit onvoldoende aannemelijk is geworden. Ook dit klachtonderdeel heeft de kamer derhalve terecht ongegrond verklaard.
6.4.
Met de kamer acht het hof de maatregel van berisping met de aanzegging dat, indien andermaal door de gerechtsdeurwaarder een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gdw bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een schorsing, geldboete of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen, in deze passend en geboden. De kamer heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder inmiddels uit zijn ambt is ontzet hieraan niet in de weg staat.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 26 november 2013 door de rolraadsheer.