"(...) Op 19 juli 2002 is ten overstaan van notaris (...) een garantiestelling afgegeven door [H-Groep] ten gunste van [belanghebbende]. (...) De hoofdsom en de BTW dienden uiterlijk 1 juli 2003 te zijn voldaan op straffe van verbeurte van een boete van € 1.000,- per dag. (...)
[H-Groep] heeft niet op 1 juli 2003 betaald. (...) [Belanghebbende] heeft (...) aanspraak gemaakt op de hoofdsom van € 340.335,16, de BTW daarover van € 64.663,68, alsmede een bedrag van € 148.000,- aan verbeurde boetes. (...)
Partijen zijn vervolgens in overleg getreden. Dit overleg heeft geresulteerd in aanvullende overeenkomsten van 18 en 24 december 2003 (de akte van 24 december 2003 is een aangepaste versie van die van 18 december 2003, hierna gezamenlijk aan te duiden als de december akten). Hierin is onder meer een betalingsregeling opgenomen ten aanzien van het inmiddels tot 50% van de oorspronkelijke hoofdsom teruggebrachte bedrag van € 202.499,42 inclusief BTW, te vermeerderen met (...) deurwaarders- en juridische kosten.
Artikel C.1 van beide aanvullende overeenkomsten luidt:
Van het door [H-Groep] aan [belanghebbende] verschuldigde moet een gedeelte groot (...) € 100.000,- met BTW worden betaald (...) bij het ondertekenen van dit contract en het restant (...) inclusief BTW uiterlijk vijfentwintig februari tweeduizend vier.
Artikel C.2 van beide aanvullende overeenkomsten luidt:
Bij niet of niet tijdige betaling zijn alle ingevolge de akte verschuldigde boetes eveneens verschuldigd als ware de in deze akte belichaamde overeenkomst niet gesloten. Indien wel tijdige betaling plaatsvindt zijn deze boetes niet verschuldigd.
Met 'de akte' wordt in deze overeenkomst bedoeld de hiervoor (...) genoemde akte uit 2002. (...)
Op 25 februari 2004 was door [H-Groep] slechts een bedrag van € 100.000,- betaald. Op 5 maart 2004 heeft [H-Groep] nog een bedrag van € 90.998,42 voldaan. (...)
Op 11 juni 2004 heeft [H-Groep] aanvullend nog een bedrag van € 19.000,- in handen van de notaris gestort. Partijen zijn het erover eens dat dit bedrag nog verschuldigd was (...)
(...)
Het voorgaande voert tot de conclusie dat niet alleen door de te late betaling van het bedrag van € 90.998,42 op 5 maart 2004, maar ook door de te late betaling van het bedrag van € 19.000,- op 11 juni 2004, de in de notariële akte van 19 juli 2002 opgenomen verbeurte van boetes is herleefd en dat bij de vraag over welke periode de boetes alsnog zijn herleefd en verder verbeurd, de periode tot 11 juni 2004 moet worden betrokken. (...)
Op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld, dat [belanghebbende] zich terecht op het standpunt stelt dat het verbeuren van boetes door [H-Groep] de periode bestrijkt van 1 juli 2003 tot en met 10 juni 2004 (...)
Onvoldoende weersproken is dat de december akten tot stand zijn gekomen, nadat [H-Groep] al geruime tijd in gebreke was met de betaling van het in de notariële akte van 19 juli 2002 genoemde bedrag van € 340.335,16 exl. BTW en dat [belanghebbende] bij de totstandkoming van de december akten in feite afstand heeft gedaan van reeds verbeurde boetes, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het in de december akten overeengekomen bedrag inclusief BTW uiterlijk op 25 februari 2004 zou zijn betaald. (...) Voor de Vliegergroep was in december 2003 voorzienbaar, dat wanneer het daadwerkelijk tot het opvorderen van boetes zou komen, het in totaal zou gaan om een zeer hoog bedrag."