ECLI:NL:GHAMS:2013:4929

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
200.104.950-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake eigendom en ontruiming van onroerend goed tussen Esconado Beleggingen B.V. en geïntimeerden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een geschil over de eigendom van een onroerend goed perceel en de ontruiming daarvan. De appellanten, Esconado Beleggingen B.V. en Kortenhoef Onroerend Goed B.V., hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank dat hen in het ongelijk stelde. De rechtbank had geoordeeld dat de geïntimeerden, bestaande uit leden van de familie X, eigenaar zijn van het litigieuze perceel, dat al sinds het begin van de vorige eeuw in hun bezit is. De appellanten hebben in hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en hun vorderingen zal toewijzen, terwijl de geïntimeerden hebben verzocht om het beroep van de appellanten niet-ontvankelijk te verklaren of het vonnis te bekrachtigen.

De feiten zijn als volgt: de familie X is eigenaar van een perceel dat grenst aan een perceel dat door de appellanten is verworven. De appellanten hebben dit perceel in 2003 gekocht van de familie Y. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van de geïntimeerden toegewezen en die van de appellanten afgewezen. In het tussenarrest van 19 juni 2012 heeft het hof overwogen dat de appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun beroep, omdat zij niet tijdig hebben voldaan aan de inschrijvingsplicht in de registers, zoals vereist door artikel 3:301 lid 2 BW. Dit heeft gevolgen voor de ontvankelijkheid van hun vorderingen in hoger beroep.

Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling en heeft de appellanten in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van hun vorderingen. De beslissing van het hof is op 24 december 2013 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.104.950/01
zaaknummer rechtbank : 479761 / HA ZA 11-120
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 december 2013 (bij vervroeging)
inzake

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESCONADOBELEGGINGEN B.V.,

gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KORTENHOEFONROEREND GOED B.V.,
appellanten,
advocaat: mr. H. Kroon te Hilversum,
tegen

1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1],

2.
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
3.
[GEÏNTIMEERDE SUB 3],
4.
[GEÏNTIMEERDE SUB 4],
allen wonend te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. T.C.C.J. Schonis te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Esconado c.s. en [geïntimeerden] genoemd.
Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot 19 juni 2012 verwijst het hof naar het op die datum gewezen tussenarrest.
Nadien hebben partijen hebben de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte uitlating producties aan de zijde van Esconado c.s.;
- antwoordakte aan de zijde van [geïntimeerden].
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.
Esconado c.s hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog – in conventie – de vorderingen van [geïntimeerden] zal afwijzen en - in reconventie -, uitvoerbaar bij voorraad, alsnog haar vorderingen zal toewijzen met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd dat het hof Esconado c.s. niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep, althans dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Esconado c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 – 2.11 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn, behoudens hetgeen de rechtbank onder 2.7 heeft overwogen, in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
2.2
Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
2.3
De [familie X - geïntimeerde sub 1 en geïntimeerde sub 3] is sinds het begin van de vorige eeuw eigenaar van het perceel gelegen te [plaats] aan het [adres 1] (hierna: [het perceel 1]). Eerst was de vader van geïntimeerde sub 1(hierna: [geïntimeerde sub 1]) eigenaar, vervolgens [geïntimeerde sub 1] en op dit moment geïntimeerde sub 3 (hierna: [geïntimeerde sub 3]).
2.4
Kollman sr was in gemeenschap van goederen getrouwd met geïntimeerde sub 2 (hierna: [geïntimeerde sub 2]). [geïntimeerde sub 3] is op huwelijkse voorwaarden getrouwd met geïntimeerde sub 4 (hierna: [geïntimeerde sub 4]).
2.5
[geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4] zijn gezamenlijk eigenaar van het perceel te [plaats] aan het [adres 2] (hierna: [het perceel 2]). Dit perceel ligt naast [het perceel 1].
2.6
Esconado c.s. zijn sinds 8 januari 2003 eigenaar van het perceel te [plaats], [perceel 3] (hierna: [perceel 3]). Esconado c.s. hebben dit perceel overgenomen van de [familie Y].
2.7
De percelen [adres 2] en [adres 1] grenzen aan de achterkant aan het [perceel 3]. [perceel 3] is een samenvoeging van meerdere, oude kadastrale percelen, te weten:
- het (door partijen) zogenoemde “litigieuze perceel”, gelegen direct achter de percelen [adres 2] en [adres 1];
- het voormalige [perceel 4], gelegen links naast het litigieuze perceel, achter twee percelen van de heer [Z], buurman van de [familie X - geïntimeerde sub 1 en geïntimeerde sub 3];
- diverse (openbare) waterpercelen en grondpercelen, gelegen achter het litigieuze perceel en bereikbaar via het (water van het) litigieuze perceel.
2.8
Het litigieuze perceel bestond oorspronkelijk uit moeras (zod) en water. Sinds (in ieder geval) 1935 wordt het litigieuze perceel gebruikt door de [familie X - geïntimeerde sub 1 en geïntimeerde sub 3]. Het litigieuze perceel bestaat uit drie delen, te weten een deel A, zoals weergegeven op de kaart die als productie 4 bij inleidende dagvaarding in het geding is gebracht, een deel B, zoals weergegeven op de kaart die als productie 5 bij inleidende dagvaarding in het geding is gebracht en een deel C, zoals weergegeven op de kaart die als productie 8 bij inleidende dagvaarding in het geding is gebracht.
2.9
De vader van [geïntimeerde sub 1] heeft omstreeks 1935 een perceel van de heer [Y-A] gehuurd.
2.1
Bij brief van 16 december 1997 heeft de heer [Z], eigenaar van perceel Moleneind 16, aan de heer [Y-B]. – voor zover van belang - het volgende geschreven:
“ Het gaat om Kadaster [perceel 3] (…).Door middel van deze brief wil ik U meedelen dat ik zeer geïnteresseerd ben om, mede namens de [familie X - geïntimeerde sub 1 en geïntimeerde sub 3], het betreffende perceel of gedeelte daarvan in eigendom te verwerven (…).De hoofd interesse gaat uit naar het gedeelte A en B van het perceel, waarbij ik zelf het stuk grond grenzend achter mijn stuk grond zou willen verwerven en de [familie X - geïntimeerde sub 1 en geïntimeerde sub 3], het stuk grenzend achter hun bestaande grond. (…)
Hoogachtend
[Z]”
2.11
Bij brief van 10 april 2001 heeft de heer [Y-C] ontruiming door [geïntimeerde sub 1] gevorderd van [perceel 3] en gesommeerd de daarop aangebrachte bouwwerken te verwijderen, waaronder het grensoverschrijdende deel van het woonhuis.
2.12
Bij brief van 18 april 2008 hebben Esconado c.s. de lopende huurovereenkomsten opgezegd en ontruiming door [geïntimeerde sub 1] gevorderd.
2.13
Op 18 december 2010 is [geïntimeerde sub 1] overleden en op 11 mei 2011 is [geïntimeerde sub 2] overleden. Erfgenamen zijn [geïntimeerde sub 3] en zijn zus [A]. Zij hebben deze procedure op naam van de overledenen voortgezet.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg hebben [geïntimeerden] een verklaring voor recht gevorderd dat zij - kort gezegd - eigenaar zijn van het hiervoor onder 2.8 weergegeven litigieuze perceel bestaande uit de delen A,B en C zoals nader aangegeven op de bedoelde kaarten (I). Voorts hebben zij gevorderd dat Esconado c.s. hoofdelijk worden veroordeeld medewerking te verlenen aan de inschrijving van de door Kollman verkregen eigendom, met verdeling van de daarmee gemoeide kosten (II) en daarbij te bepalen dat bij het uitblijven van de tijdige medewerking, het vonnis in de plaats kan worden gesteld van de ontbrekende medewerking, bij wijze van reële executie (III). Verder hebben zij - subsidiair - gevorderd dat Esconado c.s., hoofdelijk, wordt verboden op straffe van een dwangsom – kort gezegd – zaken of voorwerpen aan te brengen die de doorvaart belemmeren van het water, zoals aangegeven op de als productie 8 bij inleidende dagvaarding in het geding gebrachte kaart (IV), dit alles met hoofdelijke veroordeling van Esconado c.s. in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Als grondslag van deze vorderingen hebben [geïntimeerden] gesteld dat zij door schenking dan wel door verkrijgende verjaring eigenaar zijn geworden van het litigieuze perceel. Subsidiair hebben zij gesteld recht op vrije doorgang te hebben op grond van de Algemene Plaatselijke Politie Verordening, een erfdienstbaarheid dan wel een uitwegaanwijzing.
3.2.
In reconventie hebben Esconado c.s in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat zij – kort gezegd – integraal eigenaar zijn van het [perceel 3] dan wel dat dit perceel hun eigendom is met uitzondering van het gedeelte van de grensoverschrijdende bebouwing van het woonhuis en tevens hebben zij – kort gezegd - gevorderd dat [geïntimeerden] worden veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis [perceel 3] te ontruimen en te verlaten, met machtiging van Esconado c.s. om die ontruiming op kosten van [geïntimeerden] zelf te bewerkstelligen, zo nodig met hulp van de sterke arm, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten. Aan deze vordering leggen Esconado c.s. ten grondslag dat zij eigenaar zijn van het integrale [perceel 3] en dat het gebruik van het litigieuze perceel van [geïntimeerden] op een huurovereenkomst berustte die is opgezegd.
3.3
De rechtbank heeft de vorderingen I, II en III in conventie van Kollman sr, [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] toegewezen en die van [geïntimeerde sub 4] afgewezen. In reconventie zijn de vorderingen van Esconado c.s afgewezen. Zowel in conventie als in reconventie zijn Esconado c.s. in de proceskosten veroordeeld.
Ontvankelijkheid
3.4
In het tussenarrest van 19 juni 2012 heeft het hof het volgende overwogen. Ingevolge artikel 3:301 lid 2 BW moet op straffe van niet-ontvankelijkheid het rechtsmiddel tegen een uitspraak waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte of van een deel van zodanige akte, binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel worden ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 433 Rv. Het hof heeft verder overwogen dat het begrijpt dat de rechtbank in het bestreden vonnis toepassing heeft willen geven aan het bepaalde in artikel 300 lid 2 BW door in het vonnis Esconado c.s. te veroordelen om mee te werken aan de inschrijving van een onroerende zaak, met bepaling dat bij uitblijven van tijdige medewerking het vonnis in de plaats kan worden gesteld van de ontbrekende medewerking, bij wijze van reële executie. Nu vaststaat dat het hoger beroep tegen het bestreden vonnis niet tijdig is ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 433 Rv heeft het hof Esconado c.s. niet-ontvankelijk geacht in het beroep voor zover het beroep is gericht tegen de bepaling, kort gezegd, dat het vonnis in de plaats treedt van de tot levering bestemde akte. Het hof heeft om proces-economische redenen nog geen beslissing op dat punt in het dictum gegeven en de zaak naar de rol verwezen voor memorie van grieven en elke verdere beslissing aangehouden. Het hof blijft bij hetgeen het heeft overwogen in het tussenarrest.
3.5
Bij memorie van antwoord hebben [geïntimeerden] onder verwijzing naar jurisprudentie (onder meer het arrest van de Hoge Raad van 4 mei 2007, NJ 2008, 141) aangevoerd dat de veroordelingen I, II en III en de integrale afwijzing van de vorderingen in reconventie een onlosmakelijk geheel vormen. Uit het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerden] (met uitzondering van [geïntimeerde sub 4]) eigenaar zijn van het litigieuze perceel volgt de inschrijving van dat rechtsfeit bij gebreke waarvan het vonnis in de plaats treedt van de inschrijving. Hiermee is ook gegeven dat de reconventionele vordering moet worden afgewezen. Dat betekent dat de niet-ontvankelijkheid zich uitstrekt tot alle veroordelingen in het bestreden vonnis en daarmee tot het gehele vonnis, aldus nog steeds [geïntimeerden]
3.6
Zoals hiervoor is overwogen staat vast dat Esconado c.s. het hoger beroep niet heeft laten registeren in het in artikel 433 Rv bedoelde register. De vraag is of en in hoeverre niet alleen veroordeling III maar ook de andere veroordelingen (I en II) van het bestreden vonnis geraakt worden door het feit dat Esconado c.s. niet hebben voldaan aan het bepaalde in artikel 433 Rv. Het hof heeft zich in het tussenarrest van 19 juni 2012 niet over deze vraag uitgelaten maar zich beperkt tot het oordeel dat Esonado c.s niet-ontvankelijk moeten worden verklaard voor het beroep is gericht tegen de bepaling, kort gezegd, dat het bestreden vonnis in de plaats treedt van de tot levering bestemde akte.
3.7
Over de hiervoor onder 3.6 vermelde vraag en het standpunt van [geïntimeerden] ter zake hebben Esconado c.s zich nog niet uitgelaten, hetgeen het hof wel van belang vindt.
3.8.
Alvorens de zaak verder te beoordelen zal het hof Esconado c.s. eerst in de gelegenheid stellen zich uitlaten over hetgeen hiervoor onder 3.5-3.7 is overwogen.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol voor 4 februari 2014uitlaten akte aan de zijde van Esconado c.s. zoals bedoeld in 3.8.;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, J. Blokland en R.H.C. van Harmelen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 december 2013.