ECLI:NL:GHAMS:2013:4905

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
200.095.636-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurachterstand en ontvankelijkheid

In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof Amsterdam, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, dat op 19 april 2011 was gewezen. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Sietsma, waren in geschil met de stichting De Alliantie, die werd bijgestaan door advocaat mr. R.H. Edens. De Alliantie had gevorderd dat de appellanten vanwege een huurachterstand van € 1.042,20, waarvan € 861,70 aan hoofdsom en € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, zouden worden veroordeeld tot betaling. De appellanten betwistten de huurachterstand niet, maar vorderden zelf schadevergoeding van € 950,00 in verband met waterschade. De kantonrechter had de vordering van de appellanten niet als reconventionele vordering aangemerkt, maar deze in mindering gebracht op de vordering van de Alliantie. In hoger beroep beriepen de appellanten zich op verrekening, maar het hof oordeelde dat de kantonrechter niet gebonden was aan de vordering in reconventie, omdat deze niet als zodanig was aangemerkt. Het hof concludeerde dat de vordering van de Alliantie niet meer dan € 1.750,- bedroeg, waardoor de appellanten niet ontvankelijk waren in hun hoger beroep. Het hof verklaarde de appellanten niet-ontvankelijk in hun hoger beroep en veroordeelde hen in de kosten van het geding, die aan de zijde van de Alliantie waren begroot op € 649,-- aan verschotten en € 894,-- voor salaris. Dit arrest werd op 10 december 2013 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.095.636/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam: CV 10-24763
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 december 2013
inzake

1.[appellant] en

2. [appellante],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. J. Sietsma te Amsterdam,
tegen:
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE
gevestigd te Hilversum,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.H. Edens te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en de Alliantie genoemd.
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 19 juli 2011 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 19 april 2011, gewezen tussen de Alliantie als eiseres en [appellanten] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van de Alliantie zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten, met rente.
De Alliantie heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid

2.1
De Alliantie heeft in deze zaak gevorderd dat [appellanten] vanwege een huurachterstand worden veroordeeld tot betaling van € 1.042,20, waarvan € 861,70 aan hoofdsom en € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, met rente en kosten.
2.2
[appellanten] hebben de huurachterstand niet betwist maar schadevergoeding van in totaal € 950,00 gevorderd in verband met waterschade. Blijkens haar conclusie van repliek is de Alliantie is ervan uitgegaan dat [appellanten] daarmee een vordering in reconventie hebben ingesteld.
2.3
De kantonrechter heeft de vordering van [appellanten] echter niet als een reconventionele vordering aangeduid, doch deze (voor zover toegewezen) in mindering gebracht op de vordering van de Alliantie. [appellanten] hebben zich in hoger beroep op verrekening beroepen en geen grief gericht tegen het feit dat hun vordering niet als vordering in reconventie is aangemerkt. Het hof is daarom gebonden aan hetgeen de kantonrechter dienaangaande heeft vastgesteld.
2.4
Nu er geen sprake is van een vordering in reconventie, is de optelregel van artikel 332 lid 3 Rv niet van toepassing. De vordering waarover de kantonrechter in eerste aanleg had te beslissen beloopt dus niet meer dan € 1.750,-. Dat betekent dat [appellanten] niet kunnen worden ontvangen in hun hoger beroep. Het hof zal aldus beslissen. [appellanten] zullen in de kosten van dit hoger beroep worden veroordeeld.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun hoger beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Alliantie begroot op € 649,-- aan verschotten en € 894,-- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, R.H. de Bock en J.H. Huijzer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 december 2013.