Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
mr. P.J.Ph. Dietz de Looste Wassenaar,
2.[appellant sub 2] ,
mr. F.J. Kremerte 's-Gravenhage,
1.[geïntimeerde sub 1] ,
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief IIop het verstrekken van de volmacht. Voorts stelt [appellant sub 1] dat een zuiver emotioneel belang, dat kennelijk aan de orde is bij [geïntimeerden] , onvoldoende is om een rechtsvordering als de onderhavige op te baseren.
grief IV en Vvan [appellant sub 2] zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank in r.o. 4.9, dat gelet op de onderlinge verhoudingen, die naar verwachting gebaat zullen zijn bij het loskoppelen van de zakelijke belangen en gelet op het feit [appellanten] betogen dat er in de nabije toekomst zwaarwegender beslissingen zullen moeten worden genomen dan slechts het beheer van de weilanden, de rechtbank van oordeel is dat de aangeboden volmacht het belang van [geïntimeerden] bij hun vordering niet wegneemt.
grief IIaan dat de rechtbank ten onrechte ervan uitgaat dat [geïntimeerden] een reëel belang hebben bij verdeling, omdat gevreesd moet worden dat tussen partijen in de toekomst steeds nieuwe conflictpunten zullen opkomen. Bij
grief IIIbetoogt zij verder dat de rechtbank ten onrechte ervan uitgaat dat de rust binnen de familie gediend is met verdeling; volgens [appellant sub 2] is de rust juist gediend met handhaving van de status quo.
grief 7) wordt door het hof gepasseerd, nu het bewijsaanbod ziet op conclusies ('geen noodzaak tot verdeling ...') in plaats van op feiten of omstandigheden.
grief 2voert [appellant sub 1] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een 'stilzwijgende code' om geen gebruik te maken van de mogelijkheid verdeling te vragen, zo daarvan al sprake zou zijn, geen afbreuk kan doen aan de mogelijkheid verdeling te vragen. In de toelichting op de grief stelt [appellant sub 1] dat er een stilzwijgende afspraak tussen partijen is, die derogeert aan de wettelijke regeling. Zij bieden bewijs aan van het bestaan van die afspraak. Voorts legt [appellant sub 1] akten uit het verleden over, waarin steeds een plicht tot aanbieding aan familieleden van de andere staak gold, met steeds de gezamenlijkheid van het beheer als uitgangspunt. Bij
grief VIstelt [appellant sub 2] dat zij met de door [appellant sub 1] in het geding gebrachte akten reeds ten dele is geslaagd in het bewijs van hun stelling dat sprake is van een ongeschreven aanbiedingsplicht.
grief 7, als onvoldoende gespecificeerd.
grief 5(door [appellant sub 1] per abuis als '6' genummerd) voert [appellant sub 1] aan dat de rechtbank bij r.o. 4.9 ten onrechte overweegt dat [appellanten] niet hebben aangevoerd welk belang zij erbij hebben om betrokken te zijn bij eventuele woningbouw op de percelen, anders dan dat zij in dat geval zouden meedelen in een waardestijging van de percelen, zodat zij hun belang bij handhaving van de onverdeeldheid in verband met eventueel toekomstige woningbouw onvoldoende hebben onderbouwd.
grief 7, dat [appellanten] een groter belang hebben bij het onverdeeld laten van de percelen, althans voor een periode van (telkens) drie jaar, aanmerkelijk groter zijn dan de belangen van [geïntimeerden] bij onmiddellijke verdeling, gepasseerd. Conclusies of gevolgtrekkingen lenen zich immers niet voor bewijslevering.
grief VIIbetwist dat zij niet in de directe nabijheid van de weilanden woont en niet betrokken is bij het feitelijke beheer.
- de mogelijkheid van vervreemding van de percelen;
- de mogelijkheid van overgang van de percelen naar erfgenamen van [geïntimeerden] ;
- het beperken van de mogelijkheden om de strekking van de clausule te ontgaan;
- de mogelijkheid van onteigening van de percelen;
- de vraag of en hoe de (on)mogelijkheid van ontsluiting van de percelen wordt verdisconteerd.
Partijen worden uitgenodigd met concrete voorstellen voor een clausule te komen.
grief 8als [appellant sub 2] bij
grief XIwijzen er echter terecht op dat de waarderingen van enerzijds de onderhavige percelen en anderzijds die van perceel 5302 in de gevoegde procedure met nummer 200.119.999/01, niet goed te verenigen zijn. Partijen hebben ter zitting toegelicht dat de percelen landschappelijk één geheel zijn en dat het enige verschil is dat perceel 5302 deels uit water (namelijk de sloot) bestaat. Dat zou echter eerder grond zijn dat perceel lager te waarderen dan, zoals thans het geval is, hoger.
grief 8, waar [appellant sub 1] bezwaar maakt tegen r.o. 2.7 van het eindvonnis van de rechtbank, aanhouden. [appellant sub 1] betoogt daar dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan het rapport van Peter Grajer Makelaars. Ook een oordeel over de
grieven VIII,
IXen
Xvan [appellant sub 2] zal het hof aanhouden.