Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante sub 1]
mr. G.T.J. Hoffte Haarlem,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
,
geïntimeerden,
mr. W.Th. Postte Amsterdam,
3.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
mr. L.H. Rammeloote Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
De aanleiding voor de registratie was dat artikel 17b, lid 1 van de op 1 juli 2007 in werking getreden Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkbp), GS verplichtte om voor 1 juli 2009 alle besluiten uit de periode 1 januari 1995 tot en met 30 juni 2007, opgenomen in de Bijlage behorend bij het Aanwijzingsbesluit Wkpb, ter inschrijving aan te bieden bij het kadaster ("inhaalslag beperkingenbesluiten Wbb").
'Uitwerkingsplan Duinzicht - Nieuw Valckenburgh'van 16 oktober 2008 (hierna: het Uitwerkingsplan). Hierin is onder meer het volgende vermeld (op p. 11 respectievelijk p. 68):
Het gekochte perceel bevond zich, zo is later gebleken, op de locatie waar de voormalige oliegasfabriek heeft gestaan.
3.Beoordeling
De rechtbank heeft voorts overwogen dat Brederode heeft erkend aansprakelijk te zijn voor de schade die het gevolg is van het niet vrij van beperkingen leveren van het perceel aan [appellanten] en dat zij bereid is de schade die daaruit voortvloeit te vergoeden. [appellanten] wensen echter uitsluitend ontbinding van de overeenkomst; die vordering zal echter niet worden toegewezen, zo is overwogen.
De op non-conformiteit gegronde vorderingen van [appellanten] heeft de rechtbank evenmin toewijsbaar geacht.
ernstigebodemverontreiniging in de zin van de WBb. Dat hiervan sprake is, is ook erkend door Brederode (memorie van antwoord punt 20).
In dit licht kan niet worden geoordeeld dat het perceel vrij is van 'verontreinigingen die de gezondheid van mens, dier en/of planten kunnen schaden', zoals door Brederode C.V. in art. 6 lid 2 van de leveringsakte is gegarandeerd. Wat precies de gevolgen zijn van de aanwezige restverontreiniging kan thans niet worden beoordeeld en hangt onder meer af van mogelijke toekomstige verdere verspreiding van de verontreiniging. Met het oog hierop is juist monitoring van de verontreiniging noodzakelijk geacht. Gelet op het woord 'kunnen' in de garantieclausule, is het niet noodzakelijk dat de aanwezige restverontreiniging thans
daadwerkelijkde gezondheid van mens, dier of plant schaadt; de mogelijkheid daartoe volstaat. Dat die mogelijkheid aanwezig is, staat naar 's hofs oordeel in voldoende mate vast, nu, zoals gezegd, de interventiewaarden op het perceel zijn overschreden, waarmee sprake is van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de WBb, en een nazorgplan van toepassing is.
Dat, zoals in het besluit van 18 april 2011 is vermeld, bij het huidige en toekomstige gebruik geen ontoelaatbare milieuhygiënische risico's aanwezig zijn, maakt het voorgaande niet anders. Het niet aanwezig zijn van ontoelaatbare milieuhygiënische risico's is immers niet zondermeer gelijk te stellen met het niet aanwezig zijn van verontreinigingen die de gezondheid van mens, dier en/of planten kunnen schaden. Dat die gelijkstelling er wel zou zijn, is door Brederode niet op toereikende wijze toegelicht en onderbouwd.
Hiertoe moet een vergelijking worden gemaakt tussen de contractswaarde van het perceel, tezamen met de daarop gebouwde woning (inclusief meerwerk) en de waarde die het perceel had ten tijde van de wanprestatie, dat wil zeggen ten tijde van de levering op 15 juni 2010, in aanmerking genomen de publiekrechtelijke beperking en de toen op het perceel aanwezige restverontreiniging, dat is het op 7 januari 2010 ingeschreven besluit van 15 maart 2000. Aangezien deze beperking in zoverre was achterhaald door de feiten, dat in de periode na 2004 diverse saneringen van het perceel hebben plaatsgevonden (waarbij een relevante restverontreiniging is achtergebleven), ligt het in de rede dat een vergelijking wordt gemaakt met de waarde van het perceel, in aanmerking genomen de
thansop het perceel rustende beperking, dus de beperking volgens het besluit van 11 juli 2012 (r.o. 2.26), en de aanwezigheid van de restverontreiniging. Die waarde moet worden bepaald naar de marktsituatie in juni 2010, dus geabstraheerd van de prijsdalingen die zich sindsdien op de woningmarkt hebben voorgedaan.
deelsachterhaald was - in zoverre dat de uitgevoerde saneringen gedeeltelijk succesvol waren geweest -, maar dat precies op het perceel van [appellanten] een serieuze, als ernstig te kwalificeren restverontreiniging aanwezig is gebleven. Niet aannemelijk is, zoals de Notaris naar voren brengt, dat naar voren zou zijn gekomen 'dat de provincie inmiddels aan haar saneringsplicht had voldaan', en ' dat de beperking daarmee was achterhaald' (memorie van antwoord punt 3.10); voor beide punten geldt immers dat dat slechts
gedeeltelijkhet geval was, en juist níet voor het perceel dat [appellanten] zouden afnemen. Dit blijkt immers uit de brief van GS van 28 november 2008. De Notaris heeft niet duidelijk kunnen maken op grond van welke feiten of omstandigheden hij meent dat de sanering óók voor het perceel dat aan [appellanten] zou worden geleverd, succesvol was afgesloten.
Voor wat betreft de wijze van schadeberekening verwijst het of naar hetgeen is overwogen bij r.o. 3.12.
[appellanten], Brederode en de Notaris zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover bij akte uit te laten, zowel over aantal als persoon van de te benoemen deskundigen, als over de vraagstelling aan de deskundige(n). Het hof geeft partijen hierbij in overweging in gezamenlijk overleg tot een voorstel voor deskundigen en een vraagstelling te komen.
Indien dat niet mogelijk blijkt, is het uit een oogpunt van proceseconomie aangewezen dat partijen op voorhand de door hen te nemen akte aan de wederpartij toezenden, zodat zij in hun akte reeds op het standpunt van de wederpartij kunnen reageren.