Uitspraak
8 oktober 2013 ter griffie ingekomen schriftelijke verzoek tot wraking, in de strafzaak met
parketnummer 23-003295-12 tegen:
1.Het geding
2.Ontvankelijkheid
3.Inleidende overwegingen
4.Eerste en tweede wrakingsgrond (Start onderzoek I en II)
-samengevat- als volgt nader toegelicht.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is van schending van een beginsel van goede procesorde. Dat levert een vormverzuim op dat is begaan in het voorbereidend onderzoek van de onderhavige zaak, dat niet meer kan worden hersteld.
verbalisant [verbalisant A]als getuige en overweegt
officier van justitie [officier van justitie A]als getuige en overweegt hiertoe als volgt. De raadsman heeft ter onderbouwing van het verzoek naar voren gebracht dat men ook nadat duidelijk was dat het onderzoek Hattem was gestart op basis van onjuiste informatie, die informatie - onder leiding van [officier van justitie A] - toch is blijven gebruiken als grond ten behoeve van de inzet van verdere opsporingsmethoden. De raadsman gaat er kennelijk van uit dat de (na ontvangst van het definitieve proces-verbaal) latere aanvragen, machtigingen en bevelen tot inzet van bob-bevoegdheden enkel en alleen zijn gebaseerd op de aanvankelijke startinformatie. Hiermee miskent de raadsman dat voornoemde startinformatie steeds is aangevuld met nieuwe informatie, zoals ook blijkt uit de desbetreffende aanvragen, machtigingen en bevelen. Deze stelling van de raadsman mist aldus feitelijke grondslag en kan reeds daarom niet dienen ter onderbouwing van het verzochte, zodat het hof het verzoek zal afwijzen. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de verdachte door de afwijzing van het verzoek om officier van justitie [officier van justitie A] als getuige op te roepen niet in zijn verdediging wordt geschaad. Het hof betrekt bij zijn oordeel tevens dat voor zover al sprake zou zijn van onrechtmatigheden, deze hebben plaatsvonden in het kader van het Atlas-onderzoek en niet in het kader van het voorbereidend onderzoek van de in deze zaak aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
De gang van zaken rondom [getuige]
[officier van justitie C]over deze problematiek te horen.
dátsprake is geweest van het afhouden van [getuige] van zijn advocaat door de politie en/of het openbaar ministerie en dat de verdediging in hoger beroep in dit verband de getuige [officier van justitie C] wenst te horen. Hieruit volgt ook dat de vraag of aannemelijk is dat [getuige] (welbewust) is afgehouden van zijn gekozen raadsman, is voorgelegd aan de strafkamer ter beoordeling op grond van het onderzoek ter terechtzitting.
6.Slotsom
7.Beslissing
23 december 2013.