Uitspraak
7 oktober 2013 ter griffie ingekomen schriftelijke verzoek tot wraking, in de strafzaak met
parketnummer 23-00396-12 tegen:
1.Het geding
2.Ontvankelijkheid
3.Inleidende overwegingen
4.Eerste wrakingsgrond
dat hij daartoe is geïsoleerd van zijn gekozen raadsman, dat hem onjuiste feiten zijn voorgehouden, dat hem oneigenlijke toezeggingen zijn gedaan, dat hij onder druk is gezet etc. terwijl hij -gelijktijdig- is gevoed met voor [verzoeker] belastende informatie, die als ‘eigen wetenschap’ van [getuige] is gerelateerd in processen-verbaal (‘opgeplust’), terwijl de verslaglegging van deze gang van zaken onjuist, onvolledig en onzorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft het verweer verworpen, heeft daarbij maar zeer ten dele op dit verweer gerespondeerd en heeft ten aanzien van een aantal gestelde omstandigheden geoordeeld dat deze niet aannemelijk zijn geworden. Teneinde dit verweer (nader) te kunnen onderbouwen in hoger beroep, is het van belang opgemelde getuigen (die allen uit eigen wetenschap omtrent de gang van zaken rond de getuige [getuige] kunnen verklaren) te horen.
Hij is van zijn gekozen raadsman afgehouden;
Evenmin zijn voldoende aanwijzingen gevonden dat [getuige] van zijn gekozen advocaat is weggehouden.(...)
(…)
dátsprake is geweest van het afhouden van [getuige] van zijn gekozen raadsman, dat de rechtbank dit niet voldoende aannemelijk heeft geoordeeld, en dat de verdediging in hoger beroep de getuige [officier van justitie A] wenst te horen om (onder meer) deze stelling nader te kunnen onderbouwen. Hieruit volgt ook dat de vraag of aannemelijk is dat [getuige] (welbewust) is afgehouden van zijn gekozen raadsman, is voorgelegd aan de strafkamer ter beoordeling op grond van het onderzoek ter terechtzitting.
[officier van justitie A] als getuige te horen, slechts de stelling van de verdediging in het kader van de toetsing van het belang van de verdediging bij het horen van [officier van justitie A] (althans of sprake is van een uitzonderingsgeval de officier van justitie als getuige te horen), heeft willen afwegen in het licht van de stukken die haar reeds waren aangereikt. Ook is voorstelbaar dat de strafkamer de vraag voor ogen heeft gehad of het getuigenverzoek, met inachtneming van de inhoud van de stukken van het dossier, een voldoende onderbouwing kende, dan wel of zij zich reeds voldoende voorgelicht achtte op grond van de stukken die haar reeds waren aangereikt.
5.Tweede wrakingsgrond
[officier van justitie B] en [officier van justitie C], blijk heeft gegeven haar oordeel op de vraag of het kluisproces-verbaal van verbalisant [verbalisant C] (geheel) gebaseerd is op het concept proces-verbaal van observatie, reeds te hebben gevormd.
6.Derde wrakingsgrond
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is van schending van een beginsel van goede procesorde. Dat levert een vormverzuim op dat is begaan in het voorbereidend onderzoek van de onderhavige zaak, dat niet meer kan worden hersteld.
onbegrijpelijkis voor zover inhoudende dat eventuele onrechtmatigheden niet in het vooronderzoek naar de aan de verzoeken ten laste gelegde feiten plaatsvonden.
7.Slotsom
8.Beslissing
23 december 2013.