ECLI:NL:GHAMS:2013:4760

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
200.129.103/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot verhuizing en zorgregeling voor minderjarige na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot verhuizing van de vrouw met de minderjarige naar de gemeente [a]. De man, die in hoger beroep was gekomen, betwistte de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, die de vrouw toestemming had verleend om te verhuizen. De man stelde dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige was, omdat dit zou leiden tot een verslechtering van de communicatie tussen de ouders en de betrokkenheid van de man bij het leven van de minderjarige zou verminderen. De vrouw daarentegen betoogde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar stabiliteit en die van de minderjarige, en dat [a] een vertrouwde omgeving voor de minderjarige was. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de beslissing van de rechtbank te bekrachtigen, omdat de minderjarige behoefte had aan stabiliteit na een periode van ingrijpende veranderingen in haar leven.

Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht aan de vrouw vervangende toestemming had verleend om te verhuizen. Het belang van de minderjarige was leidend in de beslissing, en het hof vond dat de verhuizing naar [a] in haar belang was, gezien de omstandigheden van de vrouw en de minderjarige. Daarnaast werd er een gedetailleerde zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de veertien dagen bij de man verblijft en de vakanties in onderling overleg worden verdeeld. Het hof benadrukte het belang van flexibiliteit en samenwerking tussen de ouders in de uitvoering van de zorgregeling, om zo de belangen van de minderjarige te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 17 december 2013
Zaaknummer: 200.129.103/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: C/14/143080 / FA RK 13-81
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te [c],
appellant,
advocaat: mr. E. Busch te Alkmaar,
tegen
[…],
wonende te [a],
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.G. Wemmers te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De man is op 25 juni 2013 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 24 april 2013 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk C/14/143080 / FA RK 13-81.
1.3.
De vrouw heeft op 8 augustus 2013 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De man is op 26 september 2013 bij aanvullend beroepschrift in hoger beroep gekomen een gedeelte van de beschikking van 4 september 2013 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk 143080 / FA RK 13-81.
1.5.
De vrouw heeft op 18 oktober 2013 een verweerschrift ingediend tegen het onder 1.4 genoemde beroepschrift.
1.6.
De zaak is op 31 oktober 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.7.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw A. Hogendorp, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de Raad).
1.9.
Voorafgaand aan de zitting is de na te noemen minderjarige [de minderjarige] afzonderlijk door de voorzitter in bijzijn van de Raad en de griffier gehoord.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [in] 2000 gehuwd. Hun huwelijk is op 18 april 2007 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 12 april 2007 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk is geboren […] (hierna: [de minderjarige]) [in] 2002. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige]. [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.2.
In het bij de echtscheidingsbeschikking herhaalde en ingelaste echtscheidingsconvenant van 29 maart 2007 zijn partijen, voor zover thans van belang, overeengekomen dat de navolgende zorgregeling zal gelden tussen partijen:
- van woensdag 11:45 uur tot donderdag 8:45 uur is [de minderjarige] bij de man (de vrouw brengt en de man brengt haar naar school) en voorts één keer in de twee weken van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur (vrouw brengt haar naar de man en de man brengt haar weer terug) en in de andere week van maandag 15:30 uur tot 19:00 uur (man haalt en brengt). In de vakanties zal [de minderjarige] de helft van de tijd bij de ene en de helft van de tijd bij de andere ouder zijn.
2.3.
De vrouw is in 2008 gehuwd met de heer […] (hierna: de stiefvader). De stiefvader heeft drie minderjarige kinderen uit een eerdere relatie.
2.4.
De man heeft een nieuwe partner. Zijn huidige partner heeft een minderjarig kind uit een eerdere relatie.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking van 24 april 2013 is, overeenkomstig het verzoek van de vrouw:
- bepaald dat aan de vrouw vervangende toestemming zal worden verleend om zich met [de minderjarige] in de gemeente [a] te vestigen;
- de beslissing omtrent een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden tot een nader te bepalen pro forma datum in juli 2013, in afwachting van bericht van partijen omtrent het verloop van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de wijze waarop zij de procedure op dit punt wensen voort te zetten.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 4 september 2013 is, voor zover thans van belang, met wijziging van de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 12 april 2007, bepaald dat, in afwijking of in aanvulling op het aan die beschikking gehechte echtscheidingsconvenant van 29 maart 2007, de volgende zorgregeling zal gelden met betrekking tot [de minderjarige]:
  • [de minderjarige] verblijft eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag om 18.30 uur bij de man, waarbij de vader [de minderjarige] op vrijdag haalt en de vrouw [de minderjarige] op zondag haalt;
  • de schoolvakanties worden bij helfte verdeeld, waarbij om en om de man het ene jaar de eerste keuze (te beginnen in 2014) en de vrouw daarna de eerste keuze heeft. De overdracht vindt plaats om 19.00 uur;
  • [de minderjarige] verblijf de helft van de studiedagen en buitengewone vrije dagen bij de man, in onderling overleg te bepalen, waarbij de overdracht plaatsvindt om 19.00 uur;
  • [de minderjarige] verblijft tenminste één van de twee Paasdagen bij de man;
  • [de minderjarige] verblijf tenminste één van de twee Pinksterdagen bij de man;
  • de verjaardag van [de minderjarige] wordt om en om het ene jaar bij de man (te beginnen in 2014) en het andere jaar bij de vrouw gevierd;
  • de verjaardag van de man wordt, indien [de minderjarige] op die dag geen school heeft, bij de man gevierd. Indien de verjaardag van de man op een vrijdag, zaterdag of zondag valt, is [de minderjarige] in dat weekend bij de man, onder de voorwaarde dat [de minderjarige] in één van de twee laatste weekenden dat Sinterklaas in het land is, bij de vrouw kan zijn om Sinterklaas te vieren;
  • het weekend van Vaderdag is [de minderjarige] bij de man;
  • het weekend van Moederdag is [de minderjarige] bij de vrouw;
  • kerstavond en eerste kerstdag wordt om en om het ene jaar (te beginnen in 2013) bij de man gevierd, waarbij [de minderjarige] tweede kerstdag rond 10.00 uur naar de vrouw gaat, en het andere jaar bij de vrouw, waarbij [de minderjarige] tweede kerstdag rond 10.00 uur naar de man gaat;
  • Oud en Nieuw wordt om en om het ene jaar bij de vrouw gevierd (te beginnen in 2013), waarbij [de minderjarige] op 1 januari om 12.00 uur naar de vrouw gaat en het andere jaar hij de man, waarbij [de minderjarige] op 1 januari 12.00 uur naar de man gaat;
  • [de minderjarige] is tijdens de Dodenherdenking bij de man. Na afloop van de Dodenherdenking op Westerveld gaat [de minderjarige] naar de vrouw;
  • tijdens de Joodse feestdagen (waaronder in ieder geval het hele weekend van Chanoeka en Jom Kippoer) en het weekend van Jom Ha voetbal is [de minderjarige] bij de man. Op Jom Kippoer dient [de minderjarige] om 16.00 uur bij de man te zijn en slaapt zij die nacht ook bij de man;
  • op Koningsdag is [de minderjarige] om en om het ene jaar bij de man (te beginnen in 2014) en het andere jaar bij de vrouw.
De beschikking van 4 september 2013 is gegeven op het verzoek van de man, voor zover thans van belang:
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen overeenkomstig het in de bijlage I bij zijn brief van 2 augustus 2013 opgenomen schema;
  • te bepalen dat voormelde regeling vervalt ingeval [de minderjarige] en de vrouw ten gevolge van de door de man aangespannen hoger beroepsprocedure dan wel op andere gronden terugverhuizen naar de regio [b], waarbij de regeling zoals partijen deze hebben vastgelegd in het echtscheidingsconvenant van 2007 weer van kracht wordt.
De beschikking van 4 september 2013 is voorts gegeven op het verzoek van de vrouw, voor zover thans van belang, een omgangsregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] tweewekelijks een weekend van vrijdag uit school tot zondagavond (18:30 uur) bij de man is, waarbij de man [de minderjarige] op vrijdag in [a] haalt en de vrouw [de minderjarige] bij de man (thuis) ophaalt, en de vakanties e.d. bij helfte worden verdeeld, waarbij de man het recht heeft om [de minderjarige] op jaarbasis tijdens de schoolvakanties dan wel op Joodse feestdagen en/of studiedagen in totaal 10 extra dagen bij zich te hebben, welke dagen dan jaarlijks in de maand januari tezamen met de verdeling van de schoolvakanties door partijen gezamenlijk worden vastgesteld.
3.3.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikkingen in zoverre:
- het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen en te bepalen dat de vrouw binnen drie maanden na de in deze te wijzen beschikking terug verhuist naar [b], waarbij het de vrouw verboden wordt om te verhuizen binnen een straal van 30 kilometer, te rekenen vanaf de [straatnaam] te [b];
- te bepalen dat de navolgende omgangsregeling zal gelden met betrekking tot [de minderjarige]:
  • [de minderjarige] verblijft eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag om 18.30 uur bij de man, waarbij de vrouw [de minderjarige] op vrijdag direct uit school brengt en de vrouw [de minderjarige] zondag haalt, met dien verstande dat de man op jaarbasis [de minderjarige] zeven keer haalt of brengt;
  • de schoolvakanties worden bij helfte verdeeld, waarbij om en om de man het ene jaar de eerste keuze (te beginnen in 2014) en de vrouw daarna de eerste keuze heeft. De overdracht vindt plaats om 19.00 uur;
  • [de minderjarige] verblijft de helft van de studiedagen en buitengewone vrije dagen bij de man, in onderling overleg te bepalen, waarbij de overdracht plaatsvindt om 19.00 uur;
  • [de minderjarige] verblijft tenminste één van de twee Paasdagen bij de man;
  • [de minderjarige] verblijft tenminste één van de twee Pinksterdagen bij de man;
  • [de minderjarige] viert haar verjaardag bij de man ingeval haar verjaardag op een vrijdag, zaterdag of zondag of een vrije dag valt en op de overige verjaardagen verblijft zij bij de vrouw;
  • de verjaardag van de man wordt, indien [de minderjarige] op die dag geen school heeft, bij de man gevierd. Indien de verjaardag van de man op een vrijdag, zaterdag of zondag valt, is [de minderjarige] in dat weekend bij de man, onder de voorwaarde dat [de minderjarige] in een van de twee laatste weekenden dat Sinterklaas in het land is, bij de vrouw kan zijn om Sinterklaas te vieren;
  • het weekend van Vaderdag is [de minderjarige] bij de man;
  • het weekend van Moederdag is [de minderjarige] bij de vrouw;
  • kerstavond en eerste kerstdag wordt om en om het ene jaar (te beginnen in 2013) bij man gevierd, waarbij [de minderjarige] tweede kerstdag rond 10.00 uur naar de vrouw gaat, en het andere jaar bij de vrouw, waarbij [de minderjarige] tweede kerstdag rond 10.00 uur naar de man gaat;
  • Oud en Nieuw wordt om en om het ene jaar bij de vrouw gevierd (te beginnen in 2013), waarbij [de minderjarige] op 1 januari om 12.00 uur naar de vrouw gaat en het andere jaar bij de man, waarbij [de minderjarige] op 1 januari 12.00 uur naar de man gaat;
  • [de minderjarige] is tijdens de Dodenherdenking bij de man. Na afloop van de Dodenherdenking op Westerveld gaat [de minderjarige] naar de vrouw;
  • tijdens de Joodse feestdagen (waaronder in ieder geval het hele weekend van Chanoeka en Jom Kippoer) en het weekend van Jom Ha voetbal is [de minderjarige] bij de man. Op Jom Kippoer dient [de minderjarige] om 16.00 uur bij de man te zijn en slaapt zij die nacht ook bij de man;
  • op Koningsdag is [de minderjarige] om en om het ene jaar bij de man (te beginnen in 2014) en het andere jaar bij de vrouw;
  • buiten de hiervoor genoemde dagen verblijft [de minderjarige] op jaarbasis 10 extra dagen bij de man, in onderling overleg uiterlijk 1 februari van ieder kalenderjaar te bepalen.
3.4.
De vrouw verzoekt:
- de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep tegen de bestreden beschikking van 24 april 2013, dan wel diens grieven af te wijzen en deze beschikking te bekrachtigen;
- de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep tegen de bestreden beschikking van 4 september 2013, dan wel diens grieven af te wijzen en deze beschikking te bekrachtigen, met dien verstande dat deze beschikking wordt aangevuld met hetgeen onder 23 en 24 van het lichaam van haar verweerschrift staat omschreven aangaande de verjaardag van [de minderjarige] en de vakanties, vrije dagen etc.
Voornoemde punten 23 en 24 van het verweerschrift luiden als volgt, verkort weergegeven:
(23) verjaardagen van [de minderjarige]:
2013 op woensdag – bij de vrouw
2014 op donderdag – bij de man (Hemelvaartsdag) de vrouw haalt [de minderjarige] op vrijdagavond op om 19:00 uur.
2015 op vrijdag – bij de vrouw
2016 op zondag – bij de man en de vrouw haalt [de minderjarige] om 14:00 uur op
2017 op maandag – bij de vrouw
Vanaf 2018 – [de minderjarige] bepaalt zelf bij wie zij haar verjaardag viert.
(24)vakanties, vrije dagen etc.:
  • Carnavalsvakantie – [de minderjarige] is tijdens carnaval bij de vrouw, aangezien de man geen carnaval viert. Overdracht op woensdag om 13:00 uur. De rest van de vakantie is [de minderjarige] bij de man;
  • Meivakantie – gelijk het voorstel van de man: Dodenherdenking bij de man, verjaardag van de vrouw en Moederdag bij de vrouw;
  • Zomervakantie – [de minderjarige] is altijd de eerste week bij de vrouw, vervolgens twee weken bij de man, dan twee weken bij de vrouw en tot slot nog een week bij de man;
  • Herfstvakantie: deze week wordt verdeeld in twee gelijke delen, waarbij bepalend is het weekendrooster. Als [de minderjarige] het eerste weekend van deze vakantie bij de man is, dan blijft ze bij de man tot woensdag 13:00 uur;
  • Sinterklaas: [de minderjarige] is in een van de laatste twee weekenden dat Sinterklaas in het land is, bij de vrouw om Sinterklaas te vieren;
  • Kerstvakantie: gelijk het voorstel van de man;
  • Buitengewone vrije dagen en studiedagen – [de minderjarige] zal om en om bij de man en de vrouw zijn;
  • Tot slot – [de minderjarige] verblijft maximaal twee opeenvolgende weekenden bij de man of de vrouw.

4.Beoordeling van het hoger beroep

Vervangende toestemming tot verhuizing
4.1.
Aan het hof ligt ter beoordeling voor de door de rechtbank verleende vervangende toestemming aan de vrouw om met [de minderjarige] naar de gemeente [a] te verhuizen.
4.2.
De man bepleit dat dit verzoek alsnog wordt afgewezen en dat de vrouw wordt verplicht met [de minderjarige] terug te verhuizen. Hij is van mening dat de verhuizing naar [a] niet bijdraagt aan een stabiele opvoedsituatie van [de minderjarige]. De man stelt dat de verhuizing evenmin tot meer evenwicht bij de vrouw heeft geleid, aangezien de vrouw nog steeds arbeidsongeschikt is, terwijl de rechtbank heeft overwogen dat [de minderjarige] behoefte heeft aan een evenwichtige moeder. De man bestrijdt bovendien dat de relatie van de vrouw en haar echtgenoot valt aan te merken als een bestendige relatie. Naar de mening van de man is de kans op beëindiging van de relatie groot, hetgeen terugkeer van de vrouw naar [b] tot gevolg zal hebben. [de minderjarige] is in het verleden al meerdere malen verhuisd en voorkomen moet worden dat dit nog vaker gebeurt. De periode dat [de minderjarige] in het verleden in [a] heeft gewoond is dermate kort geweest en zo lang geleden, dat niet geoordeeld kan worden dat [a] daardoor een vertrouwde omgeving voor [de minderjarige] is geworden. Voor de verhuizing van de vrouw naar [a] had de man zeer frequent omgang en contact met [de minderjarige] en bovendien verzorgde hij [de minderjarige] tijdens het huwelijk in gelijke mate als de vrouw. In de afgelopen maanden is zijn band met [de minderjarige] minder geworden, omdat hij slechts beperkt contact met haar heeft, hetgeen niet in het belang is van [de minderjarige]. De verhuizing heeft bovendien tot een verslechtering van de communicatie en verstandhouding tussen partijen geleid, hetgeen zijn weerslag heeft op [de minderjarige]. De verhuizing moet derhalve in het belang van [de minderjarige] ongedaan worden gemaakt, aldus de man.
4.3.
Hoewel de vrouw begrijpt dat de verhuizing van [de minderjarige] ingrijpende gevolgen heeft voor zowel [de minderjarige] als de man, is de vrouw van mening dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen door aan haar vervangende toestemming te verlenen om zich met [de minderjarige] in de gemeente [a] te vestigen. De vrouw heeft altijd het leeuwendeel van de zorgtaken voor [de minderjarige] voor haar rekening genomen. Na het uiteengaan van partijen heeft [de minderjarige] altijd haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw gehad. De vrouw is inmiddels al vijf jaar getrouwd met de stiefvader en hun relatie is bestendig. Voor de vrouw was het niet langer mogelijk om in [b] te blijven wonen. De man en de heer [x] hebben de professionele samenwerking in hun bedrijf [naam bedrijf] met de vrouw beëindigd, als gevolg waarvan de vrouw geen werk meer heeft in [b]. De vrouw ontvangt thans slechts een arbeidsongeschiktheidsuitkering en heeft geen financiële middelen om in [b] een huis te huren of te kopen. Voor de stiefvader is het ook niet mogelijk gebleken om zich in [b] te vestigen, onder meer vanwege zijn baan bij […] in [d]. [a] is een vertrouwde omgeving voor [de minderjarige]. Zij kent de plaats, de woning en de school. [de minderjarige] heeft snel haar draai gevonden in [a] en functioneert daar goed. [de minderjarige] wil graag in [a] blijven wonen en wil niet terug naar [b]. De verhuizing naar [a] is derhalve in het belang van [de minderjarige], aldus de vrouw.
4.4.
De Raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking van 24 april 2013 te bekrachtigen. [de minderjarige] heeft in de laatste jaren veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt; haar ouders zijn gescheiden, ze heeft drie verschillende mede-opvoeders gekend en is een aantal keren verhuisd. [de minderjarige] heeft daarom nu rust, duidelijkheid en stabiliteit nodig. Gebleken is dat haar dat in [a] wordt geboden. Het gaat thans goed met haar in [a]. Deze situatie dient in het belang van [de minderjarige] te worden bestendigd, aldus de Raad.
4.5.
Het hof overweegt als volgt. Nu het hier gaat om een geschil betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag, dient het hof ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van [de minderjarige] wenselijk voorkomt. Bij de beoordeling dient het hof de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind vormt daarbij een eerste overweging, maar dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen tevens dienen te worden meegewogen en zwaarder kunnen wegen.
4.6.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De vrouw heeft vanaf 2008 met [de minderjarige] in een huurhuis in [b] gewoond en daarnaast had zij met de stiefvader een koophuis in [a], waar zij tijdens de weekeinden en vakanties veel verbleef. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de situatie waarbij de vrouw haar leven moest verdelen over twee huizen niet langer houdbaar was, nog los van de vraag of de vrouw nog langer in staat was een woning in [b] te betalen. De man heeft zijn stelling dat de relatie van de vrouw en de stiefvader niet bestendig is waardoor niet is uit te sluiten dat de vrouw naar [b] zal terugkeren, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de vrouw, onvoldoende onderbouwd, zodat het hof hieraan voorbij zal gaan.
Van belang is voorts dat de professionele samenwerking van de vrouw en de man binnen het bedrijf [naam bedrijf] is beëindigd, zodat de vrouw geen baan meer heeft in [b]. Zij is thans aangewezen op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar van groot belang was naar [a] te verhuizen. Het hof hecht hierbij belang aan haar woonsituatie en de omstandigheid dat haar echtgenoot vanwege zijn werk gebonden is aan de omgeving van [d].
Met betrekking tot [de minderjarige] staat vast dat zij in 2007 en 2008 gedurende ongeveer achttien maanden in [a] heeft gewoond en daar naar school is gegaan. Hoewel dit enige tijd geleden is, is [a] voor [de minderjarige] dus geen onbekende omgeving. Voorts is gebleken dat zij goed functioneert binnen het gezin van de vrouw en haar echtgenoot. Zij doet het goed op school, heeft vriendinnen en doet aan paardrijden en turnen. [de minderjarige] heeft tijdens haar verklaring bij het hof te kennen gegeven dat zij het naar haar zin heeft in [a] en dat zij daar graag wil blijven wonen.
4.7.
[de minderjarige] heeft sinds het uiteengaan van partijen haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw gehad. De man heeft sinds het uiteengaan van partijen een ruime omgangsregeling met [de minderjarige] gehad, is zeer betrokken bij het dagelijks leven van [de minderjarige] en speelt daarin een actieve rol. De verhuizing van de vrouw en [de minderjarige] naar [a] betekent – gezien de reisafstand – onvermijdelijk een beperking en een zekere verschraling van het contact tussen de man en [de minderjarige] en van diens dagelijkse betrokkenheid bij [de minderjarige]. Naar het oordeel van het hof leidt de verhuizing er in de onderhavige zaak echter niet toe dat de inhoud en frequentie van het contact tussen [de minderjarige] en de man tot een onacceptabel niveau worden gereduceerd. Zoals hieronder zal blijken zal de omgang tussen [de minderjarige] en de man nog steeds substantieel zijn. Bovendien bieden media zoals (mobiele) telefoon, Skype en WhatsApp extra mogelijkheden voor [de minderjarige] en de man om buiten de reguliere omgang contact met elkaar te hebben.
4.8.
Het hof overweegt dat het belang van de man bij intensieve omgang met [de minderjarige] en het spelen van een actieve rol in haar leven een factor is die zwaar moet wegen. Echter, op grond van al hetgeen hierboven is overwogen, is het hof van oordeel dat dit belang minder zwaar weegt dan het belang van zowel de vrouw als van [de minderjarige] bij verhuizing naar [a]. Het hof is dan ook van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden aan de vrouw vervangende toestemming heeft verleend om met [de minderjarige] te verhuizen. Hierbij neemt het hof tevens in aanmerking dat [de minderjarige] zelf in [a] wil wonen. Gebleken is ook dat het met [de minderjarige], terwijl zij in haar leven al veel veranderingen heeft meegemaakt, thans goed gaat in [a].
Het hof zal derhalve de bestreden beschikking van 24 april 2013 bekrachtigen en het verzoek van de man inzake het terug verhuizen van de vrouw met [de minderjarige] afwijzen.
Zorgregeling
4.9.
Vervolgens ligt de vraag voor welke zorgregeling tussen de man en [de minderjarige] dient te worden bepaald. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a lid 2 onder a BW dient de rechter hierover een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.10.
Beide partijen zijn het op verschillende punten niet eens met de door de rechtbank bij beschikking van 4 september 2013 bepaalde zorgregeling. Het hof zal de verzoeken van partijen hierna achtereenvolgens bespreken.
4.11.
De Raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd ook deze beschikking te bekrachtigen.
4.12.
Ten aanzien van het halen en brengen van [de minderjarige] overweegt het hof als volgt. Naar het oordeel van het hof heeft de man tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem (financieel) onmogelijk dan wel te bezwaarlijk is om [de minderjarige], voorafgaand aan een omgangsweekend, op te halen in [a]. Het hof acht het daarnaast in het belang van [de minderjarige] dat de man zijn betrokkenheid bij de zorgregeling toont, door [de minderjarige] voorafgaand aan een omgangsweekend op te halen in [a]. De omstandigheid dat het de vrouw is die door haar verhuizing een aanzienlijke reisafstand heeft gecreëerd, maakt dit niet anders. Het verzoek van de man om alleen de vrouw te belasten met het halen en brengen zal worden afgewezen.
4.13.
Met betrekking tot de verzoeken van partijen omtrent de vakanties overweegt het hof als volgt.
Aangezien de periode waarin de zomervakantie valt ieder jaar per regio wisselt, zal het hof bepalen dat partijen deze vakantie ieder jaar in onderling overleg bij helfte dienen te verdelen.
Het hof zal het verzoek van de vrouw om te bepalen dat [de minderjarige] in de voorjaarsvakantie gedurende de eerste helft van de vakantie bij haar is, toewijzen. Voldoende aannemelijk is dat Carnaval een belangrijk feest is in [a], waarvoor in de periode daaraan voorafgaand op school en bij buitenschoolse activiteiten voorbereidingen worden getroffen. Evenals de vrouw acht het hof het in het van belang van [de minderjarige] dat zij zowel deze voorbereidingen als het carnavalsfeest zelf volledig kan meemaken. Dat […] de dochter van de partner van de man op 18 februari jarig is, doet hieraan niet af.
Het hof zal de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de mei- en de herfstvakantie toewijzen, nu de man heeft verklaard hiermee in te stemmen en deze regeling voorts niet in strijd is met de belangen van [de minderjarige].
4.14.
Het hof zal het verzoek van de vrouw om te bepalen dat [de minderjarige] gedurende één van de twee weekenden dat Sinterklaas “in het land is” bij de vrouw zal zijn, afwijzen. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw, tegenover de stelling van de man dat toewijzing van dit verzoek in een voorkomend geval ertoe kan leiden dat [de minderjarige] niet tijdens Chanoeka bij de man is, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar niet mogelijk is om Sinterklaas op een ander tijdstip te vieren.
4.15.
[de minderjarige] heeft aan het hof verklaard dat zij haar verjaardag graag wil vieren bij de ouder bij wie zij conform de weekend- en de vakantieregeling op dat moment is. Het hof acht dit voorstel in haar belang en zal om die reden dienovereenkomstig beslissen.
4.16.
Het hof ziet geen aanleiding om te bepalen dat [de minderjarige] maximaal twee opeenvolgende weekenden bij de man of de vrouw mag verblijven, nu het hof de zorgregeling op de punten die niet in geschil zijn en op de punten zoals hiervoor besproken in het belang van [de minderjarige] acht en dit verzoek van de vrouw zou leiden tot een onwenselijke wijziging daarvan.
4.17. De man stelt dat hij bij de door de rechtbank bepaalde zorgregeling geen compensatie krijgt voor de vele dagen/uren die de man [de minderjarige] minder ziet als gevolg van de verhuizing. De man acht derhalve een compensatie van tien dagen op jaarbasis – naast de reguliere weekend- en vakantieregeling – op zijn plaats.
Dit voorstel van de man zal naar het oordeel van het hof onvermijdelijk meebrengen dat [de minderjarige] nog meer moet reizen tussen [a] en [c] dan zij reeds conform de weekend- en vakantieregeling doet, hetgeen het hof, mede gelet op haar leeftijd, te belastend voor haar acht. Bovendien geldt dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats in [a] heeft en het hof het in haar belang acht dat zij voldoende gelegenheid krijgt om haar leven daar op te bouwen.
4.18.
Ten overvloede merkt het hof op verzoek van dat beide partijen een zeer gedetailleerde zorgregeling is bepaald, hetgeen, bijvoorbeeld bij verandering van omstandigheden, risico’s op conflicten met zich brengt. Het hof benadrukt dat het in het belang van [de minderjarige] is dat partijen deze zorgregeling in voorkomende gevallen met de nodige flexibiliteit en tolerantie jegens elkaar zullen uitvoeren en daarbij ook de wensen van [de minderjarige] niet uit het oog zullen verliezen.
4.19.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking van 24 april 2013;
vernietigt de bestreden beschikking van 4 september 2013, en opnieuw rechtdoende:
bepaalt, met wijziging van de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 12 april 2007, en in afwijking van of in aanvulling op het aan die beschikking gehechte echtscheidingsconvenant van 29 maart 2007, dat de navolgende zorgregeling zal gelden met betrekking tot [de minderjarige]:
- [de minderjarige] verblijft eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag om 18.30 uur bij de man, waarbij de man [de minderjarige] op vrijdag ophaalt en de vrouw [de minderjarige] op zondag bij de man ophaalt;
- de zomervakantie wordt in onderling overleg bij helfte verdeeld;
- gedurende de voorjaarsvakantie verblijft [de minderjarige] met Carnaval en tot en met woensdag 13:00 uur bij de vrouw en gedurende de rest van de vakantie bij de man;
- gedurende de meivakantie verblijft [de minderjarige] tijdens de Dodenherdenking bij de man. Na afloop van de Dodenherdenking op Westerveld gaat [de minderjarige] naar de vrouw. [de minderjarige] verblijft op de verjaardag van de vrouw en op Moederdag bij de vrouw.
- de herfstvakantie wordt bij helfte verdeeld, zoveel mogelijk aansluitend bij de weekendregeling, waarbij de eerste helft eindigt op woensdag 13.00 uur;
- [de minderjarige] verblijft de helft van de studiedagen en buitengewone vrije dagen bij de man, in onderling overleg te bepalen, waarbij de overdracht plaatsvindt om 19.00 uur;
- [de minderjarige] verblijft tenminste één van de twee Paasdagen bij de man;
- [de minderjarige] verblijft tenminste één van de twee Pinksterdagen bij de man;
- [de minderjarige] verblijft op haar verjaardag bij degene bij wie zij conform de weekend- en vakantieregeling verblijft;
- de verjaardag van de man wordt, indien [de minderjarige] op die dag geen school heeft, bij de man gevierd. Indien de verjaardag van de man op een vrijdag, zaterdag of zondag valt, is [de minderjarige] in dat weekend bij de man;
- het weekend van Vaderdag is [de minderjarige] bij de man;
- Kerstavond en eerste Kerstdag wordt om en om het ene jaar (te beginnen in 2013) bij de man gevierd, waarbij [de minderjarige] tweede Kerstdag rond 10.00 uur naar de vrouw gaat, en het andere jaar bij de vrouw, waarbij [de minderjarige] tweede Kerstdag rond 10.00 uur naar de man gaat;
- Oud en Nieuw wordt om en om het ene jaar bij de vrouw gevierd (te beginnen in 2013), waarbij [de minderjarige] op 1 januari om 12.00 uur naar de vrouw gaat en het andere jaar hij de man, waarbij [de minderjarige] op 1 januari 12.00 uur naar de man gaat;
- tijdens de Joodse feestdagen (waaronder in ieder geval het hele weekend van Chanoeka en Jom Kippoer) en het weekend van Jom Ha voetbal is [de minderjarige] bij de man. Op Jom Kippoer dient [de minderjarige] om 16.00 uur bij de man te zijn en slaapt zij die nacht ook bij de man;
- op Koningsdag is [de minderjarige] om en om het ene jaar bij de man (te beginnen in 2014) en het andere jaar bij de vrouw;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer en/of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. A.V.T. de Bie en mr. R.G. Kemmers in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Lok als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.