ECLI:NL:GHAMS:2013:4754

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
23-005593-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Langdurige gevangenisstraf voor poging tot overval en doodslag tijdens juweliersoverval

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die betrokken was bij een gewapende overval op juwelier [H] op 7 oktober 2010, waarbij [slachtoffer 1] om het leven kwam. De verdachte werd eerder door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van enkele tenlasteleggingen, maar het hof heeft de verdachte nu veroordeeld voor medeplegen van doodslag en poging tot diefstal met geweld. De feiten vonden plaats in een winkelstraat, waar de verdachte en zijn mededader, gewapend en vermomd, de juwelier binnenkwamen en geweld gebruikten tegen de aanwezige juweliers. Tijdens de overval werd [slachtoffer 1] dodelijk geraakt door een schot. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader samenwerkten en dat de verdachte verantwoordelijk was voor de fatale afloop van de overval. De verdachte heeft ook geprobeerd een andere juwelier, [V.Z.], te overvallen op 29 juni 2011, maar deze poging mislukte. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van vijftien jaar opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers van de overval.

Uitspraak

parketnummer: 23-005593-12
datum uitspraak: 20 december 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2012 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-666459-11 (zaak A) en 13-660717-11 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren [ ] op [ ],
thans gedetineerd in [ ].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak B (met parketnummer 13-660717-11) onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 november 2013, 2, 3 en 9 december 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijzigingen is aan de verdachte, ten laste gelegd dat:
Zaak A (met parketnummer 13-666459-11)
onder 1
hij of omstreeks 7 oktober 2010 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen één of meerdere kogels afgevuurd op die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten poging tot diefstal (in vereniging) of poging tot afpersing (in vereniging) gepleegd jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], en
welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
onder 2 primair:hij op of omstreeks 7 oktober 2010 te [plaats]
- ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van sieraden en/of andere goederen van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- met (een) bedekt(e) gezicht(en) de juwelierszaak "[H]", gelegen aan [adres], is binnengegaan en/of
- heeft geroepen: "Overval" en/of
- op die [slachtoffer 1] is gedoken/gesprongen, althans die [slachtoffer 1] heeft beetgepakt en/of beetgehouden en/of
- die [slachtoffer 2] (op het hoofd en/of in het gezicht) heeft geslagen en/of gestompt en/of
- met die [slachtoffer 1] heeft geworsteld, althans tegen en/of aan het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of getrokken en/of die [slachtoffer 1] één of meermalen heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt en/of een kopstoot heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
- heeft geroepen "Schiet hem" en/of
- met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd (in de lucht en/of gericht op het lichaam van die [slachtoffer 1]),
terwijl dat feit de dood (als gevolg van een schotwond in de buik) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
onder 2 subsidiair:
N.N. op of omstreeks 7 oktober 2010 te [plaats]
- ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan N.N. en/of diens mededader(s) en/of aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van sieraden en/of andere goederen van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die N.N. en/of aan diens mededader(s) en/of aan verdachte,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- met (een) bedekt(e) gezicht(en) de juwelierszaak "[H]", gelegen aan de [adres], is binnengegaan en/of
- heeft geroepen: "Overval" en/of
- op die [slachtoffer 1] is gedoken/gesprongen, althans die [slachtoffer 1] heeft beetgepakt en/of beetgehouden en/of
- die [slachtoffer 2] (op het hoofd en/of in het gezicht) heeft geslagen en/of gestompt en/of
- met die [slachtoffer 1] heeft geworsteld, althans tegen en/of aan het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of getrokken en/of die [slachtoffer 1] één of meermalen heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt en/of een kopstoot heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1 ]en/of
- heeft geroepen "Schiet hem" en/of
- met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd (in de lucht en/of gericht op het lichaam van die [slachtoffer 1]),
terwijl dat feit de dood (als gevolg van een schotwond in de buik) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 21 augustus 2010 tot en met 7 oktober 2010 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door de internetsites van juwelierszaak [H] (website en/of website]) te bezoeken en/of informatie over die juwelierszaak op te zoeken en/of door te geven aan die N.N. en/of door aan die N.N. een boodschappentas (merk Vomar) te verstrekken, teneinde de buit in te kunnen vervoeren;
onder 3 primair:
hij op of omstreeks 29 juni 2011 te [plaats],
- ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [V.Z], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [V.Z.] en/of tegen andere aanwezigen in de juwelierszaak van [V.Z.] aan de Zuiderhoofdstraat, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [V.Z.] en/of andere aanwezigen in de juwelierszaak van [V.Z.] aan [adres] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [V.Z.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een of meer vuurwapens, althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), in de hand(en) en/of met (een) bedekt(e) gezicht(en) bij de juwelierszaak van [V.Z.] aan [adres] heeft aangebeld, althans aan de deur van die juwelierszaak heeft gevoeld en/of heeft getracht om die deur te openen;
onder 3 subsidiair:
N.N. op of omstreeks 29 juni 2011 te [plaats],
- ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [V.Z.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die N.N. en/of diens mededader(s) en/of aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [V.Z.] en/of tegen andere aanwezigen in de juwelierszaak van [V.Z.] aan [adres], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [V.Z.] en/of andere aanwezigen in de juwelierszaak van [V.Z.] aan [adres], te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [V.Z.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die N.N. en/of diens mededader(s) en/of aan verdachte,
met een of meer van diens mededader(s) met een of meer vuurwapens, althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), in de hand(en) en/of met (een) bedekt(e) gezicht(en) bij de juwelierszaak van [V.Z.] aan [adres] heeft aangebeld, althans aan de deur van die juwelierszaak heeft gevoeld en/of heeft getracht om die deur te openen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 juni 2011 en/of 29 juni 2011 [plaats], opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door een bromfiets (scooter), die bestemd was om als vluchtvoertuig te dienen, aan die N.N. te verstrekken en/of door die bromfiets (scooter) (met behulp van een bestelauto, merk [ ], kenteken []) naar [plaats] te vervoeren en door die bromfiets (scooter) op/aan de [adres] (gelegen aan de achterzijde van het winkelpand van juwelier [V.Z.]) te parkeren.
onder 4hij op of omstreeks 6 oktober 2010 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee draagbare computers (merken Apple en/of HP) en/of een leren jas en/of twee mobiele telefoons en/of een (dames-)tas, inhoudende onder meer een Bulgaarse identiteitskaart ten name van [M.M.] en/of een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [M.B.] en/of [A.V.] en/of [A.A] en/of [M.M], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [M.B.] en/of [M.M.] en/of [D.O.] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [M.M.] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 130 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [M.M.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
* met een hard voorwerp een ruit van het [adres] (in gebruik bij massagesalon [A]) heeft ingeslagen en/of
* via de aldus ontstane opening dat pand is binnengegaan, met bedekt(e) gezicht(en) en/of met in de hand een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
* dat vuurwapen/voorwerp op die [M.M.] heeft gericht en/of daarbij (op dreigende toon) tegen die [M.M] heeft gezegd: “Motherfucker, give me the money" en/of
* heeft geroepen: "Waar is die fucking bitch" en/of
* die [D.O] (meermalen) met kracht tegen de rug heeft geslagen;
Zaak B (met parketnummer 13-660717-11)
onder 1:
hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2011 tot 16 juli 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten:
diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen als omschreven in artikel 312 Wetboek van Strafrecht en/of afpersing als omschreven in artikel 317 Wetboek van Strafrecht opzettelijk:
- een computer en/of smartphone(s) (waaronder een Blackberry en/of een Iphone) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of (vervolgens) op of omstreeks 8 juli 2011 en/of 9 juli 2011 en/of 11 juli 2011 en/of 12 juli 2011 op/middels deze computer en/of smartphone(s) (voorbereiden) onderzoek (bestaande uit het op internet opzoeken van de juwelierszaak en/of afbeeldingen bekijken van de juwelierszaak en/of de route bekijken naar de juwelierszaak en/of bekijken of waar het dichtsbijzijnde politiebureau is) heeft/hebben gedaan naar juwelier [D.B. te plaats ] en/of deze smartphone(s) waren uitgeschakeld en/of op vliegtuigmodus en/of waarvan de batterij(en) was/waren verwijderd ten tijde van de aanhouding en/of
- een auto heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of (vervolgens) op 9 juli 2011 met die auto naar [plaats] is/zijn gereden en/of (vervolgens) daar de omgeving en/of de juwelierszaak heeft/hebben voorverkend en/of op 16 juli 2011 met deze auto naar [plaats] is/zijn gereden en/of
- één of meerdere kledingstukken (waaronder één of meerdere jassen en/of een bodywarm en/of een zonnebril en/of een petje) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- een wapenstok en/of een schroevendraaier en/of een klauwhamer heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf.
onder 2:
hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2011 tot 16 juli 2011 [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten:
diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen als omschreven in artikel 312 Wetboek van Strafrecht en/of afpersing als omschreven in artikel 317 Wetboek van Strafrecht opzettelijk:
- een computer en/of smartphone(s) (waaronder een Blackberry en/of een iPhone) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of (vervolgens) op of omstreeks 7 juli 2011 en/of 8 juli 2011 op/middels deze computer en/of smartphone(s) (voorbereiden) onderzoek (bestaande uit het op internet opzoeken van de juwelierszaak en/of afbeeldingen bekijken van de juwelierszaak en/of de route bekijken naar de juwelierszaak en/of bekijken of waar het dichtsbijzijnde politiebureau is) heeft/hebben gedaan naar juwelier [ ] te [plaats] en/of juwelier [plaats] en/of
- op 7 juli 2011 naar [plaats] en/of [plaats] is/zijn afgereisd en/of (aldaar) rondom de juweliersza(a)k(en) is/zijn gelopen en/of bij de juweliersza(a)k(en) naar binnen is/zijn gegaan
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Inleiding

In de onderhavige zaaksdossiers spelen de verdachten [J.B], [S.B], A.F] en [L.Z.] een rol. Voor de leesbaarheid zal het hof die verdachten zoveel mogelijk bij hun achternaam aanduiden.

Vrijspraak

Zaak A onder 4 (zaaksdossier massagesalon [A])
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de aan de verdachte tenlastegelegde
- kort gezegd - overval op massagesalon [A].
Hij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
De verdachte past treffend in het door de getuige [M.B] gegeven signalement van de man die voor de deur van de massagesalon stond. Als zij een paar dagen later naar het televisieprogramma Opsporing Verzocht kijkt in verband met de overval op juwelier [H], ziet zij veel herkenningspunten met de schoenen van de man die toen voor haar deur stond. De getuige [L] heeft verklaard dat de daders een tas bij zich hadden met daarop de letters “Tas”, hetgeen wordt bevestigd door de getuige [B]. Als de getuige [L] een tas wordt getoond, identiek aan de tas die bij de overval op juwelier [H] in de winkel is achtergebleven, zegt zij dat het om een zelfde tas gaat. Andere getuigen bevestigen het beeld dat het om twee Marokkaanse mannen ging, van wie er één duidelijk kleiner was dan de ander en waarbij de wat langere dader tussen de 1m70 en 1m80 lang was. De verdachte is 1m83. Na de overval waarbij één van de daders een integraalhelm droeg, gingen de daders er op een scooter vandoor. De telefoon van de verdachte was op het tijdstip rondom de overval niet bereikbaar en hij had na die tijd met dezelfde personen contact als voor en na de overval bij juwelier [H], met één van die personen zelfs elke keer het laatste contact. Er is informatie binnengekomen inhoudende dat deze overvallen door dezelfde daders zijn begaan.
Op 23 april 2012 worden alsnog glassporen bij massagesalon [A] veilig gesteld. Deze sporen worden vergeleken met de glassporen die zijn aangetroffen in de bij juwelier [H] gevonden schoen. Bij vijf van de in de schoen aangetroffen glassporen wordt eenduidig (met een foutkans van minder dan 0,1%) geconcludeerd dat deze van het glas van massagesalon [A] afkomstig zijn. Op basis van het voorgaande kan de betrokkenheid van de verdachte als medepleger van deze overval bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft aan de hand van de in haar pleitnotities (op pagina 1 tot en met 35) gevoerde verweren, vrijspraak van de verdachte bepleit.
Kort samengevat heeft zij aangevoerd dat geen waarde kan worden gehecht aan de herkenning van de tas door de getuige [L], dat de verdachte niet is herkend als één van de daders, ook niet door de getuige [M.B] en dat de door de getuige [M.B.] beschreven schoen niet overeenkomt met de schoen die in de winkel van juwelier [H] is aangetroffen. Blijkens de door de getuigen gegeven signalementen is de overval op massagesalon [A] door twee personen gepleegd, van wie er één beduidend kleiner was dan de ander, terwijl de overvallers van juwelier [H] ongeveer even groot waren. Verder staat niet vast dat bij de overval op massagesalon [A], anders dan bij de overval op juwelier [H], een wapen is gebruikt en maken de [A]-overvallers gebruik van een scooter met andere specifieke kenmerken dan de scooter die bij de overval op juwelier [H] is gebruikt. Ook de glasdeeltjes die in/aan/op de in de winkel van juwelier [H] aangetroffen schoen zijn gevonden kunnen niet worden gekoppeld aan de sporen van de overval op de massagesalon [A]. Er is te veel onduidelijkheid over het soort glas en de wijze waarop het glasonderzoek heeft plaatsgehad. De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Dit betekent vervolgens ook dat de overval op massagesalon [A] niet kan dienen als schakelbewijs voor de overval op juwelier [H].
Overwegingen en oordeel van het hof
Vooropgesteld wordt dat in een geval als het onderhavige, waarin sprake is van een ernstig strafbaar feit en de verdachte iedere betrokkenheid aan dat feit ontkent, ondubbelzinnig bewijs voorhanden moet zijn, wil een bewezenverklaring kunnen volgen.
Uit de stukken in het dossier, in het bijzonder de verklaringen van getuigen, kan worden afgeleid dat de verdachte wat betreft zijn uiterlijke kenmerken past bij het door getuigen opgegeven signalement van één van de daders van de overval op de massagesalon [A] in de late avond van 6 oktober 2010, dat de tas die de daders van de overval op massagesalon [A] bij zich droegen (grote) gelijkenis vertoont met de tas die op 7 oktober 2010 door één van de daders van de overval op juwelier [H] is achtergelaten en dat de door één van de daders van de overval op massagesalon [A] gedragen sportschoenen (grote) gelijkenis vertonen met de sportschoen die op 7 oktober 2010 door één van de daders van de overval op juwelier [H] is verloren. De bij juwelier [H] aangetroffen schoen kan middels DNA in verband worden gebracht met verdachte.
Het hof is van oordeel dat aan voornoemde getuigenverklaringen, omstandigheden en het gegeven dat de overval op juwelier [H] binnen 24 uur na de overval op massagesalon [A] plaatsvond wel enige aanwijzingen kunnen worden ontleend voor de veronderstelling dat de verdachte bij de overval op massagesalon [A] betrokken was. Behoudens aanwijzingen is echter van ondubbelzinnig bewijs voor deze betrokkenheid geen sprake. Er is namelijk geen enkel rechtstreeks bewijs dat de verdachte deze overval daadwerkelijk heeft (mede)gepleegd. De eigen waarneming van de rechtbank dat verdachte ‘een grote neus heeft, die hoog begint in zijn gezicht en aan de onderzijde rond afloopt’, welke waarneming past in het door de aangever gegeven signalement van een overvaller, acht het hof onvoldoende onderscheidend en niet van doorslaggevende betekenis.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is onderzoek verricht waarbij glasdeeltjes die zijn aangetroffen in/op de schoen die bij juwelier [H] is achtergelaten zijn vergeleken met glasmonsters afkomstig van massagesalon [A]. De conclusie van het NFI-rapport ‘Vergelijkend glasonderzoek’ van 27 juni 2012, inhoudende dat voor ten minste vijf van de drieëntwintig onderzochte glasdeeltjes afkomstig van de schoen geldt dat de resultaten van het glasvergelijkend onderzoek
veel waarschijnlijkerzijn, wanneer deze deeltjes afkomstig zijn van de gebroken ruit of glazen object, waartoe een deel van het referentieglas heeft behoord (kort gezegd: [A]-glas) dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurige andere ruit of glazen voorwerp, dwingt niet tot een ander oordeel. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat uit foto 6 op pagina 57 van het dossier [A] blijkt dat glas uit de kapotgeslagen [A]-ruit niet alleen
inde massagesalon terecht is gekomen, maar voor een groot deel ook op de (voor het publiek toegankelijke) openbare weg.
Onder deze omstandigheden, zelfs als er vanuit wordt gegaan dat in de schoen glasdeeltjes van de [A]-ruit zijn aangetroffen, is geen sprake van ondubbelzinnig - in de zin van wettig en overtuigend - bewijs dat de verdachte een van de daders was, die de overval op massagesalon [A] op 6 oktober 2011 heeft gepleegd, zodat het hof de verdachte van het in zaak A onder 4 tenlastegelegde zal vrijspreken.
Gelet op de beslissing van het hof dat om de verdachte vrij te spreken van het in zaak A onder 4 tenlastegelegde, behoeven de overige door de raadsvrouw gevoerde verweren geen bespreking, nu daarbij geen belang meer is.
Zaak B onder 1 (zaaksdossier juwelier [D.B. te B])
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de aan de verdachte tenlastegelegde
- kort gezegd - strafbare voorbereidingshandelingen voor een te plegen overval op juwelier [D.B. te B]. Uit de stukken van het dossier blijkt dat de verdachte met zijn computer en iPhone informatie heeft opgezocht over juwelier [D.B. te B] en over de aanwezigheid van een politiebureau in de directe omgeving van de juwelier. Hij is op 9 en op 12 juli 2011 bij de juwelier gaan kijken. Op 15 juli 2011 heeft de verdachte zijn oom gebeld met de vraag of hij diens auto mocht lenen. Vervolgens zijn er op 16 juli 2011 sterke aanwijzingen dat de overval gepleegd gaat worden. De telefoons van de verdachte en van verdachte [E.F.] gaan uit. Juwelier [D.B. te B] is om die reden gevraagd zijn rolluiken te laten zakken en er is een observatie- en arrestatieteam in gereedheid gebracht. Het observatieteam heeft waargenomen dat de verdachte, [verdachte E.F], [verdachte J.B] en [verdachte L.Z] meermalen langs de juwelier zijn gelopen. Op de weg terug naar Amsterdam zijn de verdachte en de medeverdachten aangehouden. In de auto werd een Tom Tom navigatiesysteem aangetroffen, waarin het adres van juwelier [D.B. te B] was ingevoerd. Ook is gebleken dat de telefoons van de verdachte en de medeverdachten uitstonden, dan wel dat de zogenoemde vliegtuigmodus was ingeschakeld.
De verdachte heeft op 2 september 2013 bij de politie toegegeven “voorkennis” te hebben “gedaan”. Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat door de verdachte met zijn computer en iPhone vóór 16 juli 2011 en door het gebruik van de auto op 16 juli 2011 voorbereidingshandelingen zijn gepleegd, met als doel om op 16 juli 2011 juwelier [D.B. te B] te gaan overvallen, waarbij als het gaat om het voorhanden hebben van de auto van medeplegen kan worden gesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Overwegingen en oordeel van het hof
De strafbaarheid van voorbereidingshandelingen is in het Wetboek van Strafrecht neergelegd in artikel
46, eerste lid. Artikel 46, eerste lid, Sr luidt:

Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.”
Vooropgesteld dient te worden dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het hebben van gedachten en het maken van plannen - ook als deze crimineel zouden zijn - niet strafbaar is. Strafbaarheid van voorbereidingshandelingen treedt pas op als deze criminele gedachten of plannen zich daadwerkelijk hebben geopenbaard in de vorm van - kort gezegd - het verwerven, vervaardigen of voorhanden hebben van voorwerpen die bij het beoogde criminele handelen zullen worden gebruikt. Daarbij dient het te gaan om het plegen van ernstige strafbare feiten, waarop acht jaar of meer gevangenisstraf is gesteld. Het enkele ‘afleggen’ (het zich op de hoogte stellen van feiten en omstandigheden die relevant kunnen zijn bij het plegen van een overval) van een juwelier met het oog op een eventueel te plegen overval is dan ook niet strafbaar.
Onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad (laatstelijk HR 12 februari 2013, LJN: BZ1956) stelt het hof vast dat in artikel 46 Sr met ‘dat misdrijf’ in de zinsnede ‘bestemd tot het begaan van dat misdrijf’ wordt gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf.
Het hof heeft bij deze vaststelling mede betrokken hetgeen de advocaat-generaal bij de Hoge Raad in zijn conclusie bij voornoemd arrest heeft overwogen (onder 4.5):
Bij Wet van 20 november 2006 (Staatsblad 580, inwerkingtreding 1 februari 2007) is in artikel 46, eerste lid, Sr het woord ‘kennelijk’ voorafgaand aan ‘bestemd tot’ komen te vervallen. Uit de wetsgeschiedenis van voornoemde wet volgt dat de criminele bestemming van het voorwerp niet steeds moet blijken uit de eigenschappen van het middel, maar dat de subjectieve bestemming, het opzet van de dader, toereikend is voor de strafbaarheid. (…) Het voorhanden hebben van alledaagse voorwerpen levert aldus pas een strafbare voorbereiding op als de verkeerde, criminele bestemming die de dader voor de voorwerpen heeft, kan worden bewezen. De nadruk ligt op het opzet van de verdachte om met het voorwerp een strafbaar feit voor te bereiden. Met de voorgestelde wijziging beoogde de wetgever de wet in overeenstemming te brengen met de jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit viel af te leiden dat veeleer de bedoeling van de dader bepalend is voor de bestemming van de voorwerpen.
Om in het onderhavige geval tot een bewezenverklaring te kunnen komen, moet derhalve op grond van in het dossier aanwezige bewijsmiddelen kunnen worden vastgesteld dat de verdachte al dan niet tezamen met een of meer medeverdachten een computer, een iPhone en een auto voorhanden heeft gehad, die bestemd waren tot het in vereniging begaan van een - kort gezegd - nog te plegen overval op juwelier [D.B. te B].
De stukken in het dossier bieden voor die vaststelling geen aanknopingspunten. Uit de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte vóór 16 juli 2011 met zijn computer en iPhone informatie heeft opgezocht betreffende juwelier [D.B. te B], dat hij op 16 juli 2011 met de medeverdachten in een door hem geleende auto naar [plaats] is gereden en dat zij - zo begrijpt het hof althans hun handelen aldaar - in [plaats] juwelier [D.B. te B] hebben ‘afgelegd’. Daarmee is echter nog niet gegeven dat die computer, iPhone en auto ook bestemd waren een rol te spelen bij de - eventueel - later te plegen overval.
Het hof overweegt voorts dat de stukken in het dossier evenmin aanknopingspunten bieden voor de door de advocaat-generaal betrokken stelling dat de verdachte en/of de medeverdachten de desbetreffende voorwerpen voorhanden hadden om op die bewuste 16 juli 2011 juwelier [D.B. te B] te overvallen. Het hof betrekt bij zijn overweging dat uit het dossier blijkt dat het observatieteam heeft waargenomen dat de verdachte en de medeverdachten voor juwelier [D.B. te B] langs zijn gelopen en dat zij (meermalen) een route hebben afgelegd in de directe omgeving van de juwelier. Niet is waargenomen dat zij toen enige mate van vermomming, tassen en/of andere voorwerpen (bij zich) droegen. Ook na onderzoek (met een speurhond) in en rondom [plaats] zijn geen goederen en/of vervoermiddelen aangetroffen, die een mogelijke connectie hebben met het voorbereiden, dan wel het plegen van een overval door de verdachten en de medeverdachten. Ten slotte zijn ook bij de aanhouding van de verdachte en de medeverdachten in de auto waarin zij zich bevonden geen specifieke overvalattributen dan wel voor afdreiging geschikte voorwerpen aangetroffen.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte al dan niet tezamen met een of meer anderen genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad, die bestemd waren tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd en zal hem daarvan dan ook vrijspreken.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs in zaak A onder 1 en 2 (zaaksdossier [H])
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de aan de verdachte tenlastegelegde
- kort gezegd - gekwalificeerde vorm van doodslag alsmede het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld en/of afpersing, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
De advocaat-generaal heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Op 7 oktober 2010 omstreeks 10.50 uur is juwelierszaak [H] door twee mannen overvallen. Het latere [slachtoffer 1] is met een van de twee overvallers in gevecht geraakt. [Slachtoffer 2] is tijdens de overval in het gezicht geslagen. [Slachtoffer 2] heeft gezien dat een van de overvallers een schoen van het merk Nike is verloren en dat een (gele Vomar) tas door de lucht is gevlogen. Gebleken is dat [slachtoffer 1] en de overvaller al vechtend op straat terecht zijn gekomen, terwijl de andere dader op dat moment bij de vluchtscooter staat. Er wordt geroepen “schiet hem, schiet hem”, waarna een schot valt, waarbij [slachtoffer 1] dodelijk wordt geraakt. De daders waren vermomd en droegen vermoedelijk regenpakken en gezichtsbedekking. In de juwelierszaak is ook een hulsuitstoter van een oud model revolver gevonden, mogelijk van het merk Nagant. Uit het onderzoek is gebleken dat de kogel in het lichaam van [slachtoffer 1] afkomstig is uit een Nagant. De tas en de schoen zijn uitgebreid onderzocht op DNA-sporen. De verdachte is in maart 2011 aangehouden voor een strafbaar feit en heeft toen vrijwillig wangslijm afgestaan. Daaruit is een eenduidige match ontstaan met de hengsels van de tas en de binnenkant van de schoen. De vele onderzoeken die gevolgd zijn en de deskundigen die gehoord zijn hebben deze uitkomst nadien bevestigd. Uit een rapport van 28 september 2012 volgt dat, gelet op de hoge concentratie DNA dat is aangetroffen op enkele plaatsen van de schoen, de verdachte waarschijnlijk de reguliere drager van die schoen is geweest. Uit vervolgonderzoek blijkt dat de verdachte de internetsites van juwelier [H] tussen 21 augustus en 5 oktober 2010 meerdere keren heeft bezocht, hetgeen de verdachte op de zitting van 28 november 2013 ook heeft toegegeven. Ook heeft hij toegegeven naar wapenadvertenties te hebben gekeken. Ten aanzien van de verdachte is gebleken dat hij op 7 oktober 2010 ongeoorloofd afwezig was van school. Hij heeft voor die dag geen alibi kunnen produceren. Zijn telefoon is tussen 9.36 uur en 11.17 uur niet gebruikt. Zijn telefoon peilde kort voor 9.36 uur uit in de buurt van de [straat], om 11.17 uur op de [straat], om 12.02 uur op de [straat] en om 12.05 uur op [straat]. Aan de hand van zijn OV-chipkaart kon worden vastgesteld dat de verdachte niet zoals op de voorafgaande donderdagen op de halte 160 meter van zijn verblijfsadres is opgestapt, maar bij de halte [X] is opgestapt, die 750 meter van zijn verblijfsadres ligt. Er is om 11.36 uur ingecheckt. Tenslotte is nog gebleken dat de verdachte ook nu, in hoger beroep, geen verklaring kan geven voor het feit dat zijn DNA op de hengsels van die tas en op meerdere plekken in de schoen is aangetroffen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bepleit.
Zij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Tijdens de overval op juwelier [H] is door één van de overvallers een tas en een schoen in de winkel achtergelaten. Op de (hengsels van de) tas is een aantal sporen aangetroffen. Ook op de (body van de) tas is een tweetal nog niet geïdentificeerde dactyloscopische sporen aangetroffen. Het is niet duidelijk of die sporen van één of van twee personen zijn. Dit betekent dat ten minste twee dan wel drie personen de tas hebben aangeraakt. Op de schoen zijn vijf DNA-sporen aangetroffen van verschillende personen, die allen op de een of andere manier in aanraking moeten zijn geweest met die schoen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat:
* De sporen op de tas en de schoen wandelsporen zijn en dat daarom ook anderen verantwoordelijk
kunnen zijn voor het achterlaten van de objecten, waarop deze sporen zich al bevonden.
* De gevonden sporen niet uitsluiten dat er meer personen met het object in aanraking zijn geweest.
Vastgesteld moet worden dat er geen dadersporen zijn aangetroffen, waardoor daders direct met dit misdrijf in verband kunnen worden gebracht.
De verdachte kan het aantreffen van zijn DNA op de tas en de schoen uitsluitend verklaren door te vertellen dat hij zich ophield in een grote groep, die zich bezighield met criminaliteit. De groep kwam in wisselende samenstelling bijeen in de boxen, waar tal van gestolen waar, inbrekerstuig en kleding lag, die ter beschikking stonden aan een ieder die daar vóór en na het plegen van een strafbaar feit bijeen kwam. Dit scenario wordt bevestigd door de inhoud van het dossier. Ook de verdachte kwam regelmatig in deze boxen.
De verdediging is voorts van mening dat de kans dat het DNA-spoor op de hengsels van de VOMAR tas niet van criminele herkomst is, groter is dan dat het wel delict gerelateerd is. In het algemeen geldt dat overvallers er alles aan zullen doen om geen sporen achter te laten. Het aantreffen van dit soort sporen kan dus juist een aanwijzing zijn dat diegene juist niet aan het delict zou moeten worden gekoppeld; het is een contra-indicatie voor zijn betrokkenheid. Gelet op de vele vaststellingen die kunnen worden gedaan met betrekking tot de tas, te weten: dat de tas tijdens de overval op juwelier [H] niet gebruikt is (hij is in opgevouwen toestand verloren en achtergelaten, hetgeen gebeurde direct in het begin van de overval), de tas moet inhoud hebben gehad (het NFI verklaart door het gewicht van de tas de DNA overdracht) en dat de overvallers handschoenen droegen, is het waarschijnlijker dat de sporen van de verdachte op een ander moment op die tas zijn gekomen. Daar komt bij dat het plaatsingsprobleem zou kunnen worden verklaard door de verklaring van de verdachte zelf. Dit is een reële mogelijkheid. Al met al wordt de waarde van het spoor op de hengsels gerelativeerd en kan dit passen bij het door de verdachte verwoorde onschuldscenario.
Vaststaat dat één van de overvaller zijn schoen is verloren. De veters van de schoen waren niet los, ze waren geknoopt. Niet kan worden uitgesloten dat de schoenendrager schoenen aan had die te groot waren en oorspronkelijk niet van hem waren en dat hij ze daarom heeft verloren. Vast staat ook dat de schoen aantoonbaar door meerdere personen is gedragen of gepast of aangeraakt. Dat blijkt uit de DNA-sporen die op en in de schoen zijn aangetroffen. Wanneer die sporen op die schoen terecht zijn gekomen, staat niet vast, ook niet hoe dat is gebeurd. Er is een spoor van een ongeïdentificeerde man in de neus van de schoen gevonden, [J.A.] (lid van de Bestevaargroep) spoor zit op de schoen, de verdachte zit met DNA op de schoen en mogelijk ook zijn moeder, al staat dat laatste niet vast. Het interpreteren van deze sporen is zonder achtergrondinformatie een heikele aangelegenheid.
Er kunnen ter zake drie conclusies worden getrokken:
1: het DNA van de verdachte zit op en in de schoen, de kans dat hij de schoen [ooit] heeft gedragen is aanwezig.
2: het DNA van [J.A.] zit op de schoen, de kans dat hij de schoen [ooit] gedragen heeft, is aanwezig.
3: de onbekende man zit qua DNA in de schoen, de kans dat hij de schoen [ooit] heeft gedragen, is aanwezig.
Gelet op het door de verdachte verwoorde alternatieve scenario is het helemaal niet zo toevallig dat een schoen en een tas met sporen van de verdachte op de plaats delict zijn achtergebleven, terwijl de verdachte niet bij de overval betrokken was.
Dan rijst nog de vraag of sprake is van andere bezwaren, die redengevend bewijs opleveren tegen de verdachte. Uit de stukken in het dossier blijkt in dat verband dat:
- er geen anonieme informatie is, waarin de verdachte op naam wordt gelinkt aan juwelier [H];
- de MMA-informatie de daders plaatst op de [straat];
- de gedetineerde kennissen van de verdachte in afgeluisterde gesprekken zeggen dat de [H]-daders dezelfde zijn als de Midyat-daders, bij welke zaak de verdachte geen betrokkenheid had;
- daar waar wel informatie op naam is binnengekomen, het de zaak Etos betreft. De verdachte heeft zijn betrokkenheid in die zaak bekend;
- de verdachte en [A.B.] (de getipte combinatie) niet passen in de door de getuigen gegeven signalementen van de overvallers;
- de incheckplek van de verdachte bij een tramhalte op de dag van de overval bij [H] als ongebruikelijk is aangemerkt, terwijl uit de stukken in het dossier blijkt dat hij op die plek ook wel uitcheckte;
- de verdachte in totaal 32 websites van juweliers heeft bezocht. Hij heeft uitgelegd dat hij dit deed om informatie aan de groep te verschaffen. Tal van juweliers die door hem op de computer zijn bezocht, zijn niet overvallen, de Etos, die niet op de computer is bezocht is wel overvallen. Al met al is dit niet redengevend voor verdachtes betrokkenheid bij de onderhavige overval;
- met betrekking tot het niet bereikbaar zijn op cruciale momenten geldt, dat niet kan worden vastgesteld dat de telefoons uitstonden. Het zal wel vaker zijn voorgekomen dat de verdachte niet belde noch gebeld werd, dat hij onbereikbaar was, zonder dat daar een criminele reden aan te grondslag lag.
De conclusie moet dan ook zijn dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is in de zaak [H] en dat het door de verdachte verwoorde onschuldscenario niet wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, zodat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Overwegingen en oordeel van het hof
De door de raadsvrouw gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van de verdachte ter zake het onder 1 en 2 tenlastegelegde vinden hun weerlegging in de door het hof gebezigde (hieronder weergegeven) bewijsmiddelen.
Vaststaat dat één van de daders van de overval op juwelier [H] op 7 oktober 2010 een schoen van het merk Nike (hierna: de schoen) en een Vomar-tas (hierna: de tas) heeft achtergelaten. Deze voorwerpen zijn bemonsterd ten behoeve van forensisch sporenonderzoek. Vergelijking van het DNA-profiel van de verdachte met de profielen in de DNA-databank voor strafzaken heeft een match opgeleverd met het DNA-materiaal dat op de hengsels van de tas is aangetroffen. [1] Uit vergelijkend DNA-onderzoek door het NFI is gebleken dat het DNA dat is aangetroffen aan de binnenkant van de schoen en het DNA dat is aangetroffen op de hengsels van de tas matcht met het DNA-profiel van de verdachte. [2]
A] De schoen [AAAQ9883NL]
De schoen is op verschillende plaatsen, te weten onder meer aan de binnenzijde, op de veter en op de voetzijde van het inlegzooltje bemonsterd, hetgeen volledige DNA-profielen heeft opgeleverd en DNA-mengprofielen.
De bemonstering aan de binnenzijde van de schoen heeft een volledig DNA-profiel opgeleverd.
De berekende frequentie in de bevolking van het DNA-profiel van het aangetroffen DNA-spoor in de bemonstering [AAAQ9883NL-Stub binnenkant] is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-spoor verkregen uit de bemonstering [AAAQ9883NL-Stub binnenkant] heeft een DNA-concentratie van 8,1 ng/ml.
Daarbij valt - naar het oordeel van het hof op - dat alle (uit de bemonstering van de schoen) verkregen DNA-sporen uit een veel geringere DNA-concentratie hebben, te weten een concentratie gelegen tussen 0,01 en 1,1 ng/ml.
Bemonstering van de andere plekken van de schoen heeft DNA-mengprofielen opgeleverd.
Op de veter [AAAQ9883NL-Stub veter] is een DNA-mengprofiel aangetroffen van ten minste twee personen, onder wie de verdachte en ([J.A]).
Op het inlegzooltje [AAAQ9883NL-Stub zooltje] is een volledig DNA-profiel aangetroffen van een onbekende vrouw 4. De berekende frequentie in de bevolking van het DNA-profiel van het aangetroffen DNA-spoor in de bemonstering is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Een forensisch DNA-onderzoeker bij BaseClear is hierover op 26 november 2012 ter terechtzitting in eerste aanleg als deskundige gehoord. Hij heeft - voor zover hier relevant - toen verklaard dat een gebruiksspoor ontstaat door langdurig contact met een poreus voorwerp. In het algemeen geldt dat degene die iets het meest draagt, het meeste DNA achterlaat. De intensiteit, duur en frequentie van het contact zijn van belang voor het overdragen van het DNA. Dit is gebaseerd op de idee dat door dagelijks gebruik het DNA wordt opgehoopt. Bij een gebruiksspoor aan kleding gaat het meestal om een intensiteit van boven de 1. Gelet op de aan de binnenzijde van de schoen aangetroffen concentratie van 8,1 ng/ml is waarschijnlijker dat de verdachte de reguliere drager van de schoen is dan een ander persoon.
De verklaring van de deskundige wordt ondersteund door de in de rapportage van BaseClear van 28 september 2012 gegeven conclusie, dat de gecombineerde resultaten van DNA-onderzoek waarschijnlijker zijn als hypothese 1 (de verdachte is de reguliere drager van de schoen) waar is, dan als hypothese 2 (een van de andere personen van wie humaan biologisch materiaal is aangetroffen is de reguliere drager van de schoen) waar is. [3]
B] De tas [AABU61110NL]
De bemonstering aan de handvatten van de tas heeft een volledig DNA-profiel opgeleverd.
De berekende frequentie in de bevolking van het DNA-profiel van het aangetroffen DNA-spoor in de bemonstering [AABU6110NL-tas/AABU6110NL#01] is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-spoor uit de bemonstering [AABU6110NL/handvatten Vomar tas] heeft een DNA-concentratie van 3 ng/ml.
Voornoemde deskundige is ook hierover op 26 november 2012 ter terechtzitting in eerste aanleg als deskundige gehoord. Hij heeft - voor zover hier relevant - daarbij verklaard dat ten aanzien van het handvat van de tas de DNA-concentratie vrij hoog is, aangezien het een glad oppervlak betreft, in welk geval cellen minder lang blijven zitten en bovendien de kans groot is dat ze verdwijnen.
Het hof concludeert op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dat de verdachte de reguliere drager was van de schoen en dat hij - gelet op de aan de binnenzijde van die schoen aangetroffen zeer hoge concentratie van zijn DNA - de desbetreffende schoen tijdens de overval op juwelier [H] op 7 oktober 2010 heeft gedragen en daarbij heeft verloren. Het hof betrekt bij zijn oordeel tevens de hoge concentratie van verdachtes DNA, dat is aangetroffen op de tas die tijdens de overval in de winkel door één van de overvallers is verloren.
Alternatief scenario
De raadsvrouw en de verdachte hebben ter terechtzitting in hoger beroep op dit punt een alternatief scenario geschetst, inhoudende - kort gezegd - dat de verdachte die schoen kennelijk wel eens heeft gedragen, maar dat hij niet de reguliere drager was en dat die schoen ook door anderen is gedragen.
De verdachte heeft ter zake verklaard dat hij deel uitmaakte van een groep personen, die zich bezighielden met criminele activiteiten, waaronder het plegen van overvallen, en dat ‘de groep’ de beschikking had over twee garageboxen, waarin goederen lagen, die bij overvallen konden worden gebruikt. De schoen en de tas hebben kennelijk ook in een van die boxen gelegen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De door de verdediging betrokken stelling dat de verdachte niet de reguliere drager van de schoen was, vindt zijn weerlegging in de hiervoor weergegeven conclusies.
Voor zover de verdediging zich op het standpunt heeft gesteld dat die schoen ook door anderen is gedragen, overweegt het hof dat die stelling past bij het gegeven dat in/op die schoen DNA-sporen van deels onbekend gebleven personen zijn aangetroffen. Hiermee heeft de verdachte evenwel nog geen (aannemelijke) verklaring gegeven voor de zeer hoge concentraties van zijn DNA die op de desbetreffende schoen en tas zijn aangetroffen.
Het geschetste alternatieve scenario sluit, naar het oordeel van het hof, aldus geenszins uit dat het daadwerkelijk de verdachte was, die op 7 oktober 2010 tijdens de overval de schoen en de tas heeft gedragen.
De conclusie dat de verdachte één van de daders van de overval was, vindt ook steun in de navolgende feiten en omstandigheden.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat de verdachte vele websites van diverse juweliers door het hele land heeft bezocht, waarbij onder meer werd gekeken naar de openingstijden, de afstand tot het politiebureau en de vluchtroute [4] . De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 28 november 2013 toegegeven meerdere websites van juweliers te hebben bezocht teneinde relevante informatie voor ‘de jongens’ te verzamelen. In de periode gelegen tussen 21 augustus 2010 en 5 oktober 2010 heeft de verdachte ook de beide sites van Juwelier [H] (website en website) meermalen bezocht. [5] Ook heeft de verdachte op de site Wapenadvertenties.nl gekeken naar de categorie ‘vuistwapens met vergunning’ en de categorie ‘pistolen’. [6]
Er is onderzoek verricht naar de bewegingen van de verdachte op 7 oktober 2010. Navraag bij zijn school, gevestigd aan (adres), heeft doen blijken dat de verdachte op 7 oktober 2010 de gehele dag ongeoorloofd afwezig was. [7] Het hof stelt vast dat de verdachte zich ook in hoger beroep niet heeft uitgelaten over de vraag, waar hij die dag dan wel is geweest.
Ten slotte is onderzoek verricht naar het telefoonnummer (06-) dat bij de verdachte in gebruik was. [8] Uit voornoemd onderzoek is gebleken dat de verdachte zijn telefoon tussen 09.36 en 11.17 uur niet heeft gebruikt en mogelijk heeft uitgezet. [9] De overval op juwelier [H] vond plaats omstreeks 10.53 uur en duurde slechts enkele minuten. Gebleken is voorts dat de telefoon van de verdachte om 09.36 uur en om 11.17 uur uitpeilt op de (adres), zijnde (naar het hof begrijpt:) in de directe omgeving van de overvallen juwelier [H]. [10]
Medeplegen
Vaststaat dat de verdachte en zijn mededader vermomd en met een geladen vuurwapen juwelier [H] zijn binnengegaan. Daarbij is geroepen: “Overval”, is geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], is geroepen: “Schiet hem, schiet hem” waarna er ook daadwerkelijk is geschoten. Uit de bewijsmiddelen kan niet eenduidig worden afgeleid, of de dader die de schoen verloor, ook heeft geschoten. Uit de bewijsmiddelen volgt echter wel dat één dader heeft geroepen “schiet hem, schiet hem” en dat de ander daarop daadwerkelijk en gericht op [slachtoffer 1] heeft geschoten. Vervolgens zijn de verdachte en zijn mededader er samen op de scooter vandoor gegaan.
Voornoemd handelen geeft, naar het oordeel van het hof, blijk van een zodanig gezamenlijk optreden dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking en aldus van medeplegen. Het doodschieten van het slachtoffer [slachtoffer 1] kan derhalve aan de verdachte worden toegerekend, ongeacht of hij degene was, die daadwerkelijk heeft geschoten.
Dit alles leidt tot de slotsom dat het hof het in zaak A onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
Zaak A onder 3 (zaaksdossier [V.Z. te K])
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de aan de verdachte tenlastegelegde
- kort gezegd - medeplegen van de poging overval op juwelier [V.Z. te K.].
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, op grond van onderstaande bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer
13-666459-11) onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder 1:hij op 7 oktober 2010 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte of zijn mededader met dat opzet met een vuurwapen één kogel afgevuurd op die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten poging tot diefstal in vereniging of poging tot afpersing in vereniging gepleegd jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan de andere deelnemer straffeloosheid te verzekeren;
onder 2 primair:hij op 7 oktober 2010 te [plaats]
- ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of andere goederen van hun gading, ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan een andere deelnemer aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van sieraden en/of andere goederen van hun gading, ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2],
met zijn mededader,
- met bedekte gezichten de juwelierszaak "[H]", gelegen aan [adres], is binnengegaan en
- heeft geroepen: "Overval" en
- op die [slachtoffer 1] is gedoken en
- die [slachtoffer 2] op het hoofd en in het gezicht heeft geslagen en
- met die [slachtoffer 1] heeft geworsteld en die [slachtoffer 1] één of meermalen heeft geslagen en geschopt en een kopstoot heeft gegeven in de richting van die [slachtoffer 1] en
- heeft geroepen "Schiet hem" en
- met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd gericht op het lichaam van die [slachtoffer 1],
terwijl dat feit de dood als gevolg van een schotwond in de buik voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
onder 3 primair:
hij op 29 juni 2011 te [plaats],
- ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [V.Z.], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [V.Z.] en/of tegen andere aanwezigen in de juwelierszaak van [V.Z] aan [adres], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [V.Z.] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan die [V.Z.], met zijn mededaders, met vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, in de hand en met bedekte gezichten bij de juwelierszaak van [V.Z.] aan [adres] heeft getracht om die deur te openen.
Hetgeen in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 1, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van de feiten 1 en 2 (zaaksdossier [H])
1.
Een proces-verbaal van aangifte 9 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren ([H], deel 2, genummerd 2 6 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 oktober 2010 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van
[slachtoffer 2].
Ik doe aangifte namens mijzelf en namens de benadeelde [slachtoffer 1].
Wij gaan officieel om 10 uur open. Donderdag (het hof begrijpt: 7 oktober 2010) waren we om kwart voor 10 open. We waren vroeg. Mijn broer en ik komen altijd tegelijk aan. We wachten elkaar in de stad op en dan gaan we samen naar de zaak ook uit veiligheidsoogpunt.
Ik stond bij een werkbank en was met een hamertje bezig met een aansteker van een klant. Mijn broer zat links achter zijn computer. Ik zag in mijn ooghoek een schim. Ik zag dat een man bovenop mijn broer dook en iets riep van een overval. Ik weet niet wat hij precies riep. Het was meteen vechten. In een reflex gooide ik het hamertje dat ik in mijn hand had daarheen en ben er ook opgedoken om mijn broer te helpen. Mijn broer en die man gingen al vechtend de zaak in. Daar is hij (het hof begrijpt: de dader) ook een schoen verloren. Ik zag dat de tweede dader ook binnen kwam. Ik zag ineens een grote zwarte helm. Ik sloeg daar in een reflex tegenaan en hij vluchtte toen naar buiten. Buiten op de stoep stond een scooter. Mijn broer was vechtend op het fietspad terechtgekomen. Ik zag dader 2 bij de scooter staan. Ik stond in de deuropening. Ik hoorde iemand zeggen ‘Schiet hem, schiet hem.” Ik zag dat hij een pistool op mij richtte. Ik dook achter de etalage. En ik hoorde toen een schot. Ik rende naar mijn broer en zag dat het helemaal fout was. Zijn gezicht zat onder het bloed. Ik heb de daders niet eens weg zien gaan. Dat heb ik niet meegemaakt. Er stormden overal mensen vandaan die begonnen met reanimeren. Ik ben weer naar binnen gegaan. Ook om mijn andere bril te zoeken. Het heeft al met al misschien nog geen minuut geduurd, het ging zo krankzinnig snel. Die eerste dader had een gele tas bij zich, want die vloog nog door de lucht. Er waren geen andere mensen in de zaak tijdens de overval. Er is nog een stalen staafje gevonden, dat ik niet herkende als iets van ons. Ik schat dat de overval tussen half elf en kwart voor elf gebeurde.
Voor de duidelijkheid noemen we, verbalisanten, de dader die met uw broer vocht dader 1 en de ander dader 2. U bent aan de werkbank bezig en ziet een schim bij uw broer.
Ik had een hamertje in mijn hand en gooide dat naar dader 1. Daarna dook ik er ook bovenop. Daarna gingen we vechtend langs de toonbank richting de zaak. Of eigenlijk [slachtoffer 1] en dader 1 en ik er achteraan.
U had het ook eerder over een tas die door de lucht vloog.
Ja, ik zag die tas, toen ik mijn tweede bril ging zoeken. Ik zag een gele tas op de grond liggen bij het bureau, in dezelfde ruimte als de werkbank en computer. Dat was het eerste moment waarop ik de tas zag. Mijn broer had de tas in ieder geval niet bij zich. Ik zag dader 2 voor het eerst toen ik naast de toonbank stond. Ik zag alleen zijn helm. Hij kwam op mij af en ik ging zijn kant op. [slachtoffer 1] en dader 1 waren op dat moment uit mijn zicht. Ik kreeg een klap toen ik bij de computer was om mijn broer te helpen. Toen ik dader 2 zag heb ik hem een flinke klap gegeven, waarna hij zich omdraaide en naar buiten liep. Ik liep er achteraan en stond bij de deur ongeveer ter hoogte van de vitrine met horloges. Toen hoorde ik dader 2, die bij de scooter stond, roepen: “Schiet hem, schiet hem.” Ik zag een voorwerp, een pistool dacht ik. Ik was ongeveer twee meter bij dader 2 vandaan. Ik zag dat hij het wapen op mij richtte.
Na het schot kwam iedereen naar ons toe. Ik ben naar achteren gegaan om mijn bril te zoeken. Ik ben een paar keer heen en weer gelopen naar mijn broer en realiseerde me dat ik bloedde dus ben ik nog terug gegaan om een theedoek uit de keuken te pakken om het bloeden te stelpen. Ik heb op enig moment de overvalknop ingedrukt en met de telefoon en mijn gsm 112 gebeld.
Voor de overval had ik nog geen verwondingen. Ik heb last van mijn verwondingen. Ik heb hoofdpijn. De scheur boven mijn oog is gehecht en bovenop mijn hoofd was het ook kapot. Ik moet de verwondingen dus hebben opgelopen tijdens het vechten met dader 1 en/of dader 2.
Ik zag de schoen liggen, toen ik naar binnen liep. Hij lag bij een vitrine waarvan het glas kapot was.
Ik denk dat hij daar is gekomen door de worsteling tussen [slachtoffer 1] en dader 1. Dader 2 is niet aan die kant geweest. Er is niets weggenomen, daar was geen gelegenheid voor.
Ik heb niet gezien dat mijn broer tijdens het vechten letsel heeft opgelopen. Toen hij op de grond lag, nadat hij was neergeschoten, zag ik dat zijn gezicht ook bebloed was.
2.
Een proces-verbaal van verhoor van 12 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren ([H], deel 2, genummerd 3 25 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 oktober 2010 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van
getuige 38.
Ik ben op 7 oktober 2010 samen met mijn vriendin rond half tien à tien uur naar [plaats] gereden. We reden over de [adres]. Bij het bruggetje keek ik naar rechts. Ik zag twee jongens met de juwelier uit de deuropening naar buiten komen. De jongens waren aan het slaan en trappen en met hun helmen tegen het hoofd van het slachtoffer aan het slaan. Ik reed met mijn auto op hun af richting de stoep en toen zag ik één van die jongens een wapen pakken. Hij schoot één schot in de lucht en het andere schot schoot hij echt in zijn buik.
Ik keek goed naar de jongens, één jongen had een zwarte regenjas aan net onder de heup, een
zwarte broek en hij had een grijze helm, zwarte handschoenen en een zwarte bivakmuts. Op het moment dat hij schoot, duwde hij de gewonde van hem af en sprongen ze allebei op de scooter en reden naar de [straat].
Dader 1: zwarte spijkerbroek, zwarte regenjas net over de heup, zwarte/donkergrijze bivakmuts, witte sportschoenen, grijze helm (halve helm) en zwarte handschoenen.
Dader 2: grijze helm (zelfde soort als dader 1), bivakmuts, donkere hand of zwarte handschoenen.
3.
Een proces-verbaal van verhoor van 14 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren ([H], deel 2, genummerd 3 34 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 oktober 2010 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van
getuige 38.
Ik ben een ding vergeten over de schoenen. Dader 1 (niet dader 2), degene die heeft geschoten, liep zonder schoen. Hij had een schoen aan. Het was een sportschoen. Voordat er geschoten was, zag ik dat hij een schoen kwijt was.
4.
Een proces-verbaal van verhoor van 7 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren ([H], deel 2, genummerd 3 49 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 oktober 2010 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van
getuige 21.
Ik hoorde een schot in de winkel vlak naast mij. Ik weet niet meer precies hoe laat het was. Ik ga normaal om 10.00 uur open. Ik ga dan eerst de rolletjes tellen en zet wat thee. Ik was daar net klaar mee. Ik was midden in de winkel, toen ik het schot hoorde. Ik heb twee keer horen roepen “overval, overval”.
5.
Een proces-verbaal van verhoor van 7 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar ([H], deel 2, genummerd 3 65 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 oktober 2010 tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van
getuige M.B.
Ik stond op het trottoir. Ik zag een brommer, donker van kleur met hoge snelheid over het trottoir aan komen rijden. Ik zag twee personen op de brommer zitten. Beide waren hetzelfde gekleed, namelijk een donkere regenjas en een donkere bivakmuts op. Ik kon alleen de ogen zien. Ik zag
dat beide personen een helm droegen. De bestuurder droeg iets van een grijs gekleurde helm. De passagier droeg een donkere helm. Ik zag en hoorde dat beide personen de juwelier ingingen. Ik hoorde eerst glasgerinkel en daarna geschreeuw. Dit hoorde ik direct, nadat beide personen (daders) de juwelier ingingen. Ik zag de twee personen (daders) samen met het slachtoffer naar buiten komen. Ik zag dat het slachtoffer een van de twee personen (daders) bleef vasthouden. Ik zag dat een van deze twee personen een schot loste in de lucht. Ik zag dat het slachtoffer op de grond geduwd werd. Ik zag dat de twee personen op hun brommer stapten en wegreden in de richting van de Admiralengracht. Ik zag dat het slachtoffer toen hij uit de juwelier kwam al bloed had zitten op zijn gezicht.
6.
Een proces-verbaal van verhoor van 7 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar ([H], deel 2, genummerd 3 74 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 oktober 2010 tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van
getuige J.H.
Op 7 oktober 2010 omstreeks 10.50 uur bevond ik mij in een schoenwinkel, die is gevestigd in de [adres]. Ik hoorde de eigenaar zeggen dat er gevochten werd aan de overkant bij de juwelier. Ik keek uit het raam en zag een blanke man, vermoedelijk de eigenaar van de juwelier, en twee andere mannen die ik NN1 en NN2 zal noemen. Ik zag dat de blanke man probeerde om NN1 en NN2 de winkel uit te krijgen. Ik zag dat NN1 de blanke man vasthield. Ik zag dat de blanke man probeerde om zich los te rukken en ik zag dat NN1 meerdere keren sloeg in de richting van de blanke man. Ik zag dat de blanke man terug sloeg. Ik zag dat NN2 heen en weer liep. Ik zag dat de tweede eigenaar ook naar buiten kwam. Ik zag dat de tweede eigenaar een wond op zijn hoofd had. Ik zag dat de tweede eigenaar ook heen en weer liep de winkel in en weer uit. Ik zag dat NN1 en de blanke man nog steeds in gevecht waren. Ik zag dat NN2 (vanaf het pand van de juwelier gezien) rechts achter NN1 stond. Ik zag dat NN1 de blanke man los liet en weg stapte in de richting van de winkel. Ik zag dat de blanke man licht voorovergebogen stond.
Ik zag dat NN2 een vuurwapen in zijn hand had. Ik zag dat hij het vuurwapen eigenlijk al direct in zijn hand had, toen hij de winkel uitkwam. Ik zag dat het een groot zwart vuurwapen was, ongeveer 40 centimeter lang en met een lange loop. Ik zag dat NN2 zijn hand uitstak en ik hoorde dat hij schoot. Ik hoorde een doffe klap. Ik zag de blanke man in elkaar zakken en op de grond vallen. Ik zag dat NN1 en NN2 wegrenden in de richting van een scooter die voor de juwelier stond. Ik zag dat het een grijskleurige scooter was. Ik kan mij niet herinneren wie de scooter bestuurde. Ik zag dat zij hard wegreden in de richting van de Admiralengracht. Ik zag dat de blanke man op de grond bleef liggen. Ik ben naar de blanke man gerend en zag dat hij bloed op zijn hoofd en gezicht had. Ik zag tevens een vochtige plek ter hoogte van zijn navel. Ik zag geen bloed op die plaats. Ik zag dat de man nog bij bewustzijn was maar langzaam weg viel.
Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
NN1: Man, 1.70-1.80, normaal postuur, droeg een zwarte jas van kunststof tot zijn heup, vermoedelijk een donkere spijkerbroek, droeg een zwarte bivakmuts waardoor het gehele gezicht bedekt was. Hij droeg een strakke capuchon over de bivakmuts.
NN2: Man, 1.70-1.80, normaal postuur, droeg een zwarte, iets dikkere jas dan NN1 tot op zijn heup, vermoedelijk donkere sportschoenen, droeg een zwarte helm met vizier (met vizier omhoog).
7.
Een proces-verbaal van bevindingen van 1 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren ([H], deel 3, genummerd 4 40 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 7 oktober 2010 omstreeks 12:50 uur kregen wij, verbalisanten, het verzoek om te gaan naar Bureau IJtunnel te Amsterdam om aldaar een slachtoffer van een gewapende overval te bemonsteren ten behoeve van een DNA-onderzoek. De overval zou hebben plaatsgevonden op een juwelierszaak, genaamd “[H]”, gevestigd aan [adres]. Bij deze overval zou in de winkel een worsteling hebben plaatsgevonden tussen twee juweliers en twee daders. Een van de juweliers, genaamd [slachtoffer 2], geboren [datum], was overgebracht naar bureau IJtunnel. De tweede juwelier, genaamd [slachtoffer 1], geboren [datum], zou bij de overval zijn beschoten en later in het ziekenhuis zijn overleden. Het verzoek aan ons was om beide slachtoffers te onderzoeken op de mogelijke aanwezigheid van sporen.
B. Onderzoek [slachtoffer 2], geboren [datum]
Het onderzoek vond plaats in een verhoorkamer van bureau IJtunnel, alwaar wij op 7 oktober 2010 omstreeks 13:15 uur arriveerden. Wij zagen dat het slachtoffer een verwonding had aan zijn rechter oogkas, ter hoogte van de wenkbrauw. Wij zagen dat de huid gescheurd was, dat er een zwelling was ontstaan en dat er een onderhuidse verkleuring aanwezig was.
C. Onderzoek aan stoffelijk overschot, [slachtoffer 2], [geboren]
Op 7 oktober 2010 omstreeks 14:30 uur arriveerden wij in een kamer van de eerste hulppost van het VU medisch centrum te Amsterdam, alwaar door ons het stoffelijk overschot van een man werd aangetroffen. Collega deelde mede dat het hier het stoffelijk overschot betrof van [slachtoffer 1], zijnde de tweede juwelier die betrokken was bij de gewapende overval.
Wij zagen aan het gelaat dat op de kin enkele onderhuidse, rood/paars kleurige, verkleuringen zichtbaar waren (zie foto 5). Tevens zagen wij dat bijna de gehele neus een onderhuidse verkleuring vertoonde en dat er een oppervlakkige huidbeschadiging zichtbaar was
(zie foto 6). Op de bovenzijde van de rechter schouder zagen wij een oppervlakkige
beschadiging van de huid (zie foto’s 7 en 8). Op de bovenzijde van de rechter onderarm zagen wij een ontvelling met onderhuidse verkleuring (zie foto’s 9 en 10). Aan de rechterzijde van de buik zagen wij een ronde perforatie van de huid waar bloed uit liep (zie foto’s 11 en 12).
8.
Een deskundigenrapport pathologie, opgemaakt door een arts-patholoog op 9 oktober 2010 (NFI-nummer 2010.10.08.042, sectie nummer 2010-324 ([H], deel 3, genummerd 2 42 e.v.).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Voorlopige bevindingen van de sectie op het lijk van:
Naam: [slachtoffer 1], geboren: [datum]
A. 1. Het lijk van een man.
4.
Aan de bovenbuik rechts, op 111 cm van de voetzoolrand en 11 cm rechts van de middellijn was een ronde huidperforatie van 0,5 x 0,5 cm met onderhuidse bloeduitstorting, genoemd letsel A (zie ook tekening). Dit letsel (huiddeel) werd uitgesneden voor eventueel schotrestenonderzoek.
5.
Er was midvoor aan het behaarde hoofd een ruwrandige huidscheur ter lengte van 0,8 cm met weefselbruggen en onderhuidse bloeduitstorting. Er waren verspreid aan het lichaam, met name aan het gelaat en het behaarde hoofd, meerdere huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen (ook in de schedelhuid), deels met oppervlakkige huidbeschadiging.
B. 1. Schotkanaal: in relatie met letsel A (genoemd onder sub A4) was er een schotkanaal van voren naar achteren schuin voetwaarts en achterwaarts en van rechts iets naar links aan het lichaam (gemeten in horizontale gestrekte ligging). Het schotkanaal verliep onder andere door de grote tak van de grote lichaamsslagader en lichaamsader rechts (rechter arteria iliaca communis en rechter vena iliaca externa), met in relatie daarmee uitgebreide bloeduitstorting in de buikholte (1800 ml vloeibaar bloed en stolsels in de buikholte). Het schotkanaal eindigde in een geel-metalen deel gedeformeerde kogel die in het heupbot aan de rechterzijde gelokaliseerd was (os coxae). De kogel werd verwijderd en aan de politie overhandigd.
Voorlopige conclusie:
Bij sectie werd letsel A (sub A4) vastgesteld, dat bij leven was ontstaan ten gevolge van inwerking van uitwendig mechanisch perforerend geweld passend bij een inschot. Dit letsel ging gepaard met onder andere perforaties van grote bloedvaten aan de rechterzijde (grote takken van de lichaamsader en lichaamsslagader) met ruim bloedverlies (sub B1. Het intreden van de dood wordt zonder meer verklaard door algehele weefselschade ten gevolge van doorgemaakt bloedverlies, opgelopen door dit schotletsel.
Er waren macroscopisch geen ziekelijke afwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren ([H], deel 3, genummerd 4 1 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 7 oktober 2010 stelden wij forensisch onderzoek in naar aanleiding van een overval op een juwelier waarbij een worsteling zou zijn ontstaan en waarbij een persoon neergeschoten was op [adres]
Het aanwezige politiepersoneel deelde ons mede dat van één van de daders een schoen was achtergebleven in de voor het publiek toegankelijke winkelruimte. Op de vloer, in de voor het publiek toegankelijke winkelruimte, lag een metalen pen. Het gewonde slachtoffer verklaarde
dat deze metalen pen hem niet bekend voor kwam. Door de daders was in de werkplaats een tas achtergelaten.
Onderzoek plaats delict:
In de voor het publiek toegankelijke winkelruimte was een vitrinekast beschadigd. De zijruit van de vitrinekast was gebarsten. Op de vloer nabij de vitrinekast lagen glasscherven en glassplinters. Onder een glasscherf lag een schoen (foto 19, 40 en 41, bord 6) . Deze schoen werd door ons veiliggesteld. Op dezelfde vitrinekast werd een bloedspoor aangetroffen (foto 42, bord 7) . Dit bloedspoor werd door ons bemonsterd.
Op de vloer, tussen de tafel in het midden van de winkelruimte en de balie, lag een brilpoot (foto 43 en 45, bord 9) . Deze brilpoot werd door ons veiliggesteld. In de nabijheid van de brilpoot lag een metalen pen (foto 43 en 44, bord 8). Deze metalen pen werd door ons veiliggesteld.
Op de vloer in de werkplaats lag een tas. Op een werktafel in de werkplaats lag een bril waarvan een poot ontbrak (foto 51 t/m 53, bord 12 en 13) . De tas en de bril werden door ons veiliggesteld.
Inbeslaggenomen goederen op de plaats delict:
Tijdens het onderzoek op de plaats delict werden door ons de volgende goederen inbeslaggenomen, separaat verpakt, voorzien van een nummer en als volgt omschreven:
SIN AAAQ9883NL / Item 3927672: Schoen, aangetroffen op de vloer nabij bord 6.
SIN AAAQ9886NL / Item 3927674: Metalen pen, aangetroffen op de vloer nabij bord 8.
SIN AAAQ9891NL / Item 3927694: Tas, aangetroffen op de vloer nabij bord 13.
Vervolgonderzoek tas:
Op 8 oktober 2010 werd door ons, de tas (het hof begrijp: de Vomar-tas) met SIN AAAQ9891NL (foto 56 en 57) onderzocht.
Dit onderzoek vond plaats in de DNA-onderzoeksruimte van team Forensische Opsporing te Amsterdam. De hengsels van de tas werden door ons afgeknipt (foto 58). In de tas lag een lege kauwgom verpakking. Deze goederen afkomstig van en uit de tas werden door ons veiliggesteld, inbeslaggenomen, separaat verpakt, voorzien van een nummer en als volgt omschreven:
SIN AABD6110NL/Item 3927755: Hengsels van de tas.
SIN AABU6111NL/Item 3927758: Leeg verpakkingsmateriaal van kauwgom, aangetroffen in de tas.
Vervolgonderzoek metalen pen:
Op 15 oktober 2010 werd door materiedeskundige vuurwapens, de metalen pen met SIN AAAQ9886NL onderzocht. Uit het onderzoek bleek dat de metalen pen een hulsuitstoter was, afkomstig van een Nagant revolver, model 1895.
Afhandeling goederen:
De inbeslaggenomen tas met SIN AAAQ9891NL werd voor een nader onderzoek overgedragen aan de forensisch laboranten van Team Forensische Opsporing te Amsterdam.
De inbeslaggenomen goederen met SIN AAAQ9883NL, AAAQ9886NL werden voor nader DNA-onderzoek gezonden naar Verilabs Nederland B.V. te Leiden.
10.
Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van BaseClear op 14 november 2011 ([H], deel 3, genummerd 4 22 e.v.).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
AAAQ9883NL Schoen
De schoen is op de volgende plaatsen onderzocht:
Neus van de schoen (buitenzijde)
Op de buitenzijde van de neus van de schoen is een vlek zichtbaar. De neus van de schoen is op die plek onderzocht op de aanwezigheid van bloed en/of speeksel. Hierbij is geen aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van bloed of speeksel. De neus van de schoen is daarom niet op die plek bemonsterd.
Hiel van de schoen (buitenzijde)
De buitenzijde van de schoen ter hoogte van de hiel (daar waar normaal gesproken bij aan- en
uittrekken wordt vastgehouden) is met een natte en een droge swab bemonsterd. Deze
bemonsteringen met de omschrijvingen ‘AAAQ9883NL-natte swab buitenkant’ en ‘AMQ9883NL-droge swab buitenkant’ zijn onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek met de Identifiler kit.
Veter in de schoen
De hele veter is met behulp van de stub methode bemonsterd. Deze bemonstering met de
omschrijvingen ‘AAAQ9883NL-Stub veter’ is onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek met de Identifiler kit.
Zwart inlegzooltje
Het inlegzooltje Is aan de voetzijde bemonsterd met behulp van de stub methode. Deze bemonstering met de omschrijving ‘AAAQ9883NL-Stub zooltje’ is onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek met de Identifiler kit.
Witte binnenzijde schoen
De witte binnenzijde van de schoen is bemonsterd met behulp van de stub methode. Deze
bemonstering met de omschrijving ‘AAAQ9883NL-Stub binnenkant’ is onderworpen aan een
autosomaal DNA-onderzoek met de Identifiler kit
Hiel van de schoen (binnenzijde)
De binnenzijde van de schoen is ter hoogte van de hiel bemonsterd met behulp van de stub
methode. Deze bemonstering met de omschrijvingen ‘AAAQ9883NL-Stub hiel binnenkant’ is
onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek met de Identifiler kit.
Lip van de schoen (binnenzijde)
De lip van de schoen is aan de binnenzijde bemonsterd met behulp van de stub methode. Deze
bemonstering met de omschrijvingen ‘AAAQ9S83NL-Stub lip binnenkant’ is onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek met de Identifiler kit.
Neus van de schoen (binnenzijde)
De binnenzijde van de schoen is ter hoogte van de neus bemonsterd met behulp van de stub
methode. Deze bemonstering met de omschrijvingen ‘AAAQ9883NL-Stub neus binnenkant’ is
onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek met de Identifiler kit.
AABU611ONL Handvatten Vomar tas
De gehele oppervlakte van de handvatten is bemonsterd. Deze bemonstering is onderworpen aan
een autosomaal DNA-onderzoek met de Identifiler kit.
9.
Resultaten en conclusies (Tabel 5 Samenvatting resultaten).
Omschrijving bemonstering
BC
DNA-nummer
BC sample code
DNA concentratie (ng/ml)
Bloed/celmateriaal afkomstig van
Berekende frequentie in de bevolking
toelichting
Schoen AAAQ9883NL ontvangen op 22 oktober 2010:
AMQ9883NL-natte swab buitenkant
D477088
S10837
0.01
-
-
Geen DNÂ-profiel verkregen
AAAQ9883NL-droge swab buitenkant
D477089
S10838
-
-
Geen DNÂ-profiel verkregen
AAAQ98B3NL-Stub veter
D477090
S10839
0.13
Minimaal twee personen, onder wie de verdachte
Niet berekend
Dit DNA-extract
is tevens onderzocht door FLDO (zie FDLO rapport N10-135)
AAAQ9883NL-Stub zooltje
D477091
S10840
0.5
Onbekende vrouw 4*
Kleiner dan
1 op 1 miljard
-
AAAQ9883NL-Stub binnenkant
D477092
S10841
8.1
De verdachte
Kleiner dan
1 op 1 miljard
Dit DNA-extract
is tevens onderzocht door FLDO (zie FDLO rapport N10-135)
AAAQ98S3NL-Stub hiel binnenkant
D482301
S11184
0.01
Minimaal twee personen, onder wie de verdachte
Niet berekend
-
AAAQ9883NL-Stub lip binnenkant
D482302
S11185
0.1
Minimaal drie personen, onder wie de verdachte* en onbekende vrouw 4*
Niet berekend
-
AAAQ9883NL-Stub neus binnenkant
D482303
S11186
1.1
Onbekende man 5*
Kleiner dan
1 op 1 miljard
-
Overige sporen ontvangen op 22 oktober 2010:
AABU6110NL
Handvatten Vomar tas
D476910
S10922
3
De verdachte*
Kleiner dan
1 op 1 miljard
Dit DNA-extract
is tevens onderzocht door FLDO (zie FDLO rapport N10-135)
AAAQ9883NL-natte swab buitenkant(bemonstering schoen op buitenzijde schoen bij hiel)
AAAQ9883NL-droge swab buitenkant(bemonstering schoen op buitenzijde schoen bij hiel)
Van het celmateriaal in deze bemonsteringen is geen DNA-profiel verkregen.
AAAQ9883NL-Stub binnenkant(bemonstering van de witte binnenzijde van de schoen)
AABU611ONL Handvatten Vomar tas
Van het celmateriaal in elk van deze bemonsteringen is een volledig DNA-profiel verkregen van een onbekende man. Deze DNA-profielen matchen met elkaar. Het celmateriaal bevat dus DNA dat afkomstig kan zijn van dezelfde onbekende man (dit DNA-profiel wordt in de NFI rapportage
gekoppeld aan de verdachte). De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
AAAQ9883NL-Stub zooltje(bemonstering genomen op inlegzooltje van schoen)
Van het celmateriaal is een volledig DNA-profiel verkregen van een vrouw. Het celmateriaal bevat dus DNA dat afkomstig is van een onbekende vrouw (onbekende vrouw 4). De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Bij het vergelijkend DNA-onderzoek is geconstateerd dat de verdachte (koppeling met deze persoon in NFI rapportage) en de onbekende vrouw 4 op elk onderzocht locus minimaal één overeenkomstig DNA-kenmerk hebben. Dit kan erop wijzen dat er sprake is van een ouder/kind relatie tussen de beide personen.
AAAQ9883NL-Stub neus binnenkant(bemonstering genomen van de binnenzijde van de schoen bij de neus)
Van het celmateriaal in deze bemonstering is een volledig DNA-profiel verkregen van een onbekende man. Dit DNA-profiel matcht niet met de DNA-profielen die gekoppeld zijn aan de verdachte (koppeling andere onbekende man (onbekende man 5). De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
AAAQ9883NL-Stub hiel binnenkant(bemonstering genomen van de binnenzijde van de schoen bij de hiel)
Van het celmateriaal is een partieel DNA-mengproflel verkregen van meer dan twee personen, onder wie minimaal één man. Op basis van de overeenkomsten tussen de DNA-kenmerken in het profiel dat gekoppeld wordt aan de verdachte (AAAQ9883NL-Stub binnenkant en AABU6110NL Handvatten Vomar tas), kan deze celdonor niet worden uitgesloten als één van de donoren van het DNA in dit partiële DNA-mengprofiel.
AAAQ9B83NL-Stub lip binnenkant(bemonstering genomen van de binnenzijde van de schoen bij de lip)
Van het celmateriaal is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen, waaronder minimaal één man. De DNA-profielen die gekoppeld zijn aan de verdachte (AAAQ9883NL-Stub binnenkant en AABU6110NL Handvatten Vomar tas) en het DNA-profiel dat gekoppeld is aan de onbekende vrouw 4 (AAAQ9883NL-Stub zooltje) matchen beiden met dit DNA-mengprofiel. Het DNA profiel dat is gekoppeld aan de onbekende man 5 (AAAQ9883NL-Stub neus binnenkant) matcht niet met het DNA-mengprofiel. Het celmateriaal bevat dus voor een deel DNA dat afkomstig kan zijn van de verdachte (koppeling met deze persoon in de NFI rapportage) en voor een deel DNA dat afkomstig kan zijn van de onbekende vrouw 4. Vanwege de complexiteit van het DNA-mengprofiel is hieraan geen statistische evaluatie uitgevoerd.
AAAQ9883NL-Stub veter(bemonstering genomen van de hele lengte van de veter)
Van het celmateriaal is een DNA-mengprofiel verkregen van meer dan twee personen, waaronder
minimaal één man. De DNA-profielen die gekoppeld zijn aan de verdachte (AAAQ9883NL-Stub
binnenkant en AABU6110NL Handvatten Vomar tas) matchen met dit DNA-mengprofiel.
Het DNA-profiel dat is gekoppeld aan de onbekende man 5 (AAAQ9883NL-Stub neus binnenkant) en het DNA-profiel dat gekoppeld is aan de onbekende vrouw 4 (AAAQ9883NL-Stub zooltje) matchen beiden niet met het DNA-mengprofiel.
Het celmateriaal bevat dus voor een deel DNA dat afkomstig kan zijn van de verdachte (koppeling met deze persoon in NFI rapportage).
10.
Databank
Naar aanleiding van het in dit rapport beschreven onderzoek zijn de volgende DNA-profielen van
sporenmateriaal aangeboden voor opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. In de onderstaande tabel is weergegeven welke DNA-profielen door de beheerder van de DNA databank zijn opgenomen.
Omschrijving bemonstering schoen AAAQ9883
Omschrijving in DNA-databank
Opgenomen in de DNA-databank op
Opnamen door NFI gerapporteerd op
Gekoppeld in dit rapport aan
AABU6110NL
Handvatten Vomar tas
AABU6110NL#01
08-nov-2010
09-nov-2010
De verdachte (koppeling met deze persoon in NFI rapportage)
AAAQ9883NL-Stub binnenkant
-
-
Wel aangeboden en opgenomen,
maar bleek overeen te komen met het al opgenomen DNA-profiel met specimen ID AABU6110NL#01 (‘benchwork match’) en is daarom niet opgenomen in databank. Dit profiel is daarom alleen tijdelijk als
AAAQ9883NL#02 opgeslagen geweest
AAAQ9883NL-stub zooltje
AAAQ9883NL#01
08-nov-2010
09-nov-2010
Onbekende vrouw 4 (zelfde codering als in NFI rapportage
AAAQ9883NL-Stub
neus binnenkant
AAAQ9883NL#02
01-dec-2010
07-dec-2010
Onbekende man 5
Over de resultaten van het vergelijken van DNA-profielen in deze zaak met de DNA-profielen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken is afzonderlijk gerapporteerd door het NFI.
11.
Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 oktober 2011 ([H], deel 3, genummerd 4 110 e.v.).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
3.5 2010.10.08.004:
Gewapende overval met dodelijke afloop op 7 oktober 2010
De in tabel 5 vermeld staande door Verilabs en het FLDO bepaalde DNA (meng)profielen zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Tabel 5 Overzicht eerder onderzocht materiaal
SIN
Omschrijving
AAAQ9883NL-veter
DNA-mengprofiel door Verilabs en door het FLDO bepaald via de DNA-databank gekoppeld aan [J.A.]
AAAQ9883NL-zooltje
AAAQ9883NL#01
DNA-profiel door Verilabs bepaald
AAAQ98S3NL- neus
AAAQ9883NL#02
DNA-profiel door Verilabs bepaald
AAAQ9883NL-binnenkant
DNA-profiel door Verilabs bepaald
AAAQ9883NL-hiel
DNA-mengprofiel door Verilabs bepaald
AAAQ9883NL-lip
DNA-mengprofiel door Verilabs bepaald
AABU6110NL-tas AABU6110NL#01
DNA-profïel door Verilabs bepaald
Via de DNA-databank gekoppeld aan [de verdachte]
4.
Overzicht personen
De DNA-profielen van het in tabel 6 vermeld staande eerder onderzochte referentiemateriaal zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Tabel 6 Overzicht eerder onderzocht materiaal
Sin
Omschrijving
RAAL0463NL
een referentiemonster van [J.A.] (geboren op 26 januari 1993)
RAAM6427NL
een referentiemonster van de verdachte (geboren op 21 juni 1992)
RAA09562NL
een referentiemonster van [A.F] (geboren op 28 augustus 1993)
RAA09660NL
een referentiemonster van [H.F] (geboren op 14 maart 1993)
RGF315
een referentiemonster van [A.B] (geboren op 29 april 1992)
6.
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
In Tabel 7 staat vermeld van wie het celmateriaal in het onderzochte sporenmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent tevens dat in het desbetreffende sporenmateriaal (op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek) geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van de andere personen van wie in deze zaak een DNA-profiel is vergeleken. In de vierde kolom staat vermeld wat de berekende frequentie of matchkans is van het DNA-profiel van het celmateriaal in het desbetreffende sporenmateriaal. Ofwel, wat de kans is dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel.
Tabel 7 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Type DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Berekende frequentie of matchkans DNA-profiel
Toelichting
AAAQ9883NL_veter
DNA-mengprofiel
Minimaal twee personen waaronder [J.A] en de verdachte
Zie toelichting 2
2
AAAQ9883NL_zooltje / AAAQ9883NL#01
DNA-profiel van een vrouw
Onbekende vrouw 4
Kleiner dan één op één miljard
3
AAAQ9883NL_neus / AAAQ9883NL#02
DNA-profiel van een man
Onbekende man 5
Kleiner dan één op één miljard
-
AAAQ9883NL_binnekant
DNA-profiel van een man
De verdachte
Kleiner dan één op één miljard
3
AAAQ9883NL_hiel
DNA-mengprofiel
Niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek
Niet van toepassing
4
AAAQ9883NL_lip
DNA-mengprofiel
Niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek
Niet van toepassing
4
AABU6110NL_tas / AABU6110NL#01
DNA-profiel van een man
De verdachte
Kleiner dan één op één miljard
-
Toelichting bij tabel 7:
1.
In dit DNA-profiel zijn additionele, zwak aanwezige (DNA-)kenmerken zichtbaar, die niet geschikt zijn voor verggelijkend onderzoek, omdat (1) niet of onvoldoende duidelijk is of het met DNA-kenmerken (van minimaal één andere persoon) of technische artefacten zijn, (2) ze onvoldoende reproduceerbaar zijn en/of (3) ze te gering in aantal of intensiteit zijn.
2.
Voor de statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden matches met het DNA-profiel van [J.A] RAAL0463NL en de DNA-profielen AABU6110NL_tas/AABU6110NL#01 en AAAQ9883NL_binnenkant (beide gekoppeld aan de verdachte RAAM6427NL) wordt verwezen naar het FDLO-rapport N10-135 van 31 januari 2011.
3.
In dit DNA-profiel zijn additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar. Deze additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zijn niet betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
4.
Een betrouwbaar vergelijkend DNA-onderzoek met de DNA-profielen van het onderzoeksmateriaal AAAQ9883NL_hiel en AAAQ9883NL_lip is niet mogelijk.
12.
Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 mei 2011 ([H], deel 2, genummerd 4 78 e.v.).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Zaaknummer: 2011.04.21.006 (aanvraag 002)
Datum aanvraag: 18 april 2011
Aanvullende Informatie: Over het (vergelijkend) DNA-onderzoek aan sporen in deze zaak
is/wordt afzonderlijk gerapporteerd.
Gegevens verdachte
Achternaam: verdachte
[]
Kenmerk aanvrager: PL135J 2011065898
Identiteitszegel: RAAM6427NL
Aan het referentiemonster wangslijmvlies RAAM6427NL van de verdachte is DNA-onderzoek verricht volgens methoden die zijn aangegeven in de uitgave ‘De Essenties van forensisch biologisch onderzoek; Humane biologische sporen en DNA’ (vijfde druk). De methoden die gebruikt zijn bij het in dit deskundigenrapport beschreven onderzoek zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie.
Van het DNA in het referentiemonster wangslijmvlies RAAM6427NL is een DNA-profiel verkregen dat op 12 mei 2011 is opgenomen In de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en sindsdien wordt vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn tot op heden twee matches gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn bij het Nederlands Forensisch Instituut geregistreerd onder DNA-profielcluster 17198. Voor de gegevens van deze zaken wordt verwezen naar DNA-profielcluster 17198 dat als bijlage aan dit rapport is toegevoegd.
Het DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegels AABU6110NL#01, AACK9177NL#02, uit DNA-pofielcluster 17198, kan afkomstig zijn van de verdachte (zie kader ‘Aandachtspunt bij een DNA-databankmatch’). De berekende frequentie van het DNA-profiel van het DNA in het sporenmateriaal, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel, wordt per spoor aangegeven in de bijlage.
Bijlage DNA-profielcluster 17198
NFI-zaaknummer: 2011.04.21.006
Omschrijving onderzoeksmateriaal: een referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte (geboren op ())
DNA-identiteitszegel: RAAM6427NL
Delict: Inbraak en openlijke geweldpleging
Functie opdrachtgever: Officier van Justitie
Plaats opdrachtgever: Amsterdam
Parketnummer: ()
Kenmerk aanvrager: ()
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Datum opname DNA-databank: 12 mei 2011
NFI-zaaknummer: 2010.07.28.019
Omschrijving onderzoeksmateriaal: bemonstering van een handschoen
DNA-identiteitszegel: AACK9177NL#02
Delict: Inbraak en openlijke geweldpleging
Functie opdrachtgever: Officier van Justitie
Plaats opdrachtgever: Amsterdam
Parketnummer: ()
Kenmerk aanvrager: ()
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard
Datum opname DNA-databank: 11 mei 2011
Datum rapportage: rapportage volgt later
NFI-zaaknummer: 2010.10.08.004
Omschrijving onderzoeksmateriaal: bemonstering van de handvatten van een tas
DNA-identiteitszegel: AABU6110NL#01
Delict: overval met dodelijke afloop
Functie opdrachtgever: Officier van Justitie
Plaats opdrachtgever: Amsterdam
Kenmerk aanvrager: 2010246955|
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard
Datum opname DNA-databank: 08 november 2010
Datum rapportage: 09 november 2010
Ten aanzien van feit 3 (zaaksdossier [V.Z. te K.])
1.
Een proces-verbaal van verhoor van 29 juni 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (K, map 2, genummerd A2 016 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 29 juni 2011 tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van
[V.Z.].
Ik ben eigenaar van juwelier [V.Z], gevestigd op het [adres]. Ik heb op 29 juni 2011 omstreeks 09.00 uur de winkel geopend. Omstreeks 10.00 uur liep ik naar de achterzijde. Ik zag op de parkeerplaats aan de [straat] tegen de gevel van de Turkse stomerij een zwarte bromfietsscooter staan. Ik zag dat er geen kentekenplaat op zat en dat er grote elastieken om het stuur heen zaten. Ik zag niemand in de directe omgeving staan. Naar aanleiding van een voorlichtingsbijeenkomst op 28 juni 2011 heb ik de politie gebeld om deze bromfiets te melden. Korte tijd hierna hoorde ik van de bloemist naast onze winkel dat er mannen met pistolen voor de gesloten deur van onze winkel hebben gestaan. Ik heb sinds afgelopen zaterdag (het hof begrijpt: 25 juni 2011) sluiswerking op mijn toegangsdeur. De deur moet door ons ontsloten worden, voordat iemand naar binnen kan. Ik ben gelijk gaan kijken op ons camerasysteem. Ik zag dat er omstreeks 10.00 uur een vrouw voor de deur stond. Ik heb haar niet horen aanbellen. Omdat dit systeem er nog maar kort zit, let ik er ook niet echt op. Ik zag vervolgens op de camerabeelden dat er een man met iets in zijn hand achter haar verscheen. Deze man had gezichtsbedekking, een petje, een zwart jack met witte strepen en een voorwerp in zijn hand. Hij probeerde de deur open te maken. Op dat moment kwam er een tweede man bij. Ik zag beide mannen voor de deur staan en vervolgens weggaan.
2.
Een proces-verbaal van verhoor van 10 augustus 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (K, map 2, rechtsboven genummerd 2 19 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 augustus 2011 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van
[M.H.].
Ik stond op 29 juni (het hof begrijpt: 2011) omstreeks 10.00 uur voor de deur bij juwelier [V.Z.]. Ik heb aangebeld. Er hing een bordje met ‘aanbellen’ daarop. De deur zat dicht. Er stonden drie jongens naast me. Dader 1 stond heel dicht naast me, dader 2 stond iets meer tegen het muurtje aan links van me en dader 3 stond achter dader 2. Ze kwamen plotseling. Ze hebben niets gezegd, ook niet onderling. Toen ze naast me stonden zag ik dat alle jongens een doek voor hun mond deden. Ze deden zwarte doeken voor hun neus, onder hun ogen langs. Ik hoorde een klik-klik geluid. Ik keek toen naast me en zag een vuurwapen. Ik zag dat dader 1 een vuurwapen in zijn hand had. Hij had het in zijn rechterhand. Hij had zijn linkerhand bovenop het wapen. Ik zag dat hij zijn linkerhand overhaalde. Met overhalen bedoel ik dat hij hem doortrok. Toen ik merkte dat zij een vuurwapen hadden, ben ik weggerend naar de bloemist. Daar heb ik gezegd dat juwelier [V.Z.] werd overvallen en dat ze de politie moesten bellen. Dader 1 had een zwart handwapen, een pistool. Dader 2 had ook een pistool. Hij stond naast dader 1.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen van 3 augustus 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (K, map 1, genummerd X7 015 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De juwelierszaak [V.Z.], gevestigd op het [adres] bleek te zijn beveiligd met een camera installatie. De beelden die van de poging overval zijn opgenomen, zijn opgevraagd en veiliggesteld. Het betreft de opnamen van 29 juni 2011 van 10.00 tot 10.02 uur. Van deze beelden zijn acht fotoprints afgedrukt van het moment dat de daders voor de deur van de juwelier staan en proberen binnen te komen. Deze zijn als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. Op de acht genoemde fotoprints zijn de volgende zaken te zien:
Foto 1 - 10:01:52 uur:
In de winkel zelf is geen persoon zichtbaar. Bij de voordeur van de zaak staat een vrouw. De deur is gesloten. Daarachter komt een man aanlopen, gekleed in een donker gekleurde jas met een lichtkleurige brede bies over de gehele armlengte. Op zijn hoofd draagt de man een donkerkleurige muts of pet. De man draagt een blauwe spijkerbroek en donker kleurige schoenen.
Foto 2 - 10:01:53 uur:
De voordeur is gesloten. Bij de voordeur van de zaak staat de vrouw. Zij gaat opzij voor de man die aan is komen lopen. Deze man strekt zijn linkerarm uit naar de handgreep van de toegangsdeur.
Foto 3 - 10:01:54 uur:
De voordeur is gesloten. Bij de voordeur van de zaak is de vrouw naar links weg gestapt. De man heeft zijn handen voor zijn buik. De man heeft handschoenen aan en draagt kennelijk iets in zijn hand. De man kijkt door de ruit van de deur de winkel in. Buiten komt van rechts een tweede persoon gedeeltelijk in beeld. Hierdoor is niet goed waarneembaar wat deze tweede persoon voor
kleding draagt.
Foto 4 - 10:01:55 uur:
De voordeur is gesloten. Bij de voordeur van de zaak is de vrouw verder naar links weg gelopen. De eerste man heeft zijn handen nog steeds voor zijn buik. De man is ongeveer 1 meter terug gestapt en blijft twijfelend staan. Hij draagt een donker kleurige ijsmuts met langs de oren flappen.
Rechts is een klein gedeelte van de tweede persoon te zien, die naast de eerste man staat.
Foto 5 - 10:01:56 uur:
De voordeur is gesloten. De vrouw is niet meer te zien. De eerste man draait zijn lichaam naar links, richting de tweede man. De eerste man is nog wat verder terug gestapt. Rechts is een klein gedeelte van de tweede persoon te zien, die naast de eerste man staat.
Foto 6 - 10:01:57 uur:
De voordeur is gesloten. De eerste man komt naar voren stappen, richting de toegangsdeur. Hij draagt beide armen langs zijn lichaam en nu is te zien dat hij handschoenen draagt en in zijn rechterhand een voorwerp draagt, gelijkend op een vuurwapen. De tweede man is niet meer in beeld.
Foto 7 - 10:01:58 uur:
De voordeur is gesloten. De eerste man is weer bij de toegangsdeur gekomen en probeert die kennelijk te openen.
Foto 8 - 10:01:59 uur:
De voordeur is gesloten. De eerste man heeft zich omgedraaid en loopt naar rechts weg. Hij heeft daarbij zijn rechterarm naar beneden hangen. In zijn rechterhand is wederom een voorwerp te zien, gelijkend op een vuurwapen.
4.
Een proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank te Amsterdam van 20 november 2012, welk proces-verbaal ambtshalve door het hof ter terechtzitting in hoger beroep op 28 november 2013 in de strafzaak tegen de verdachte is gevoegd.
Dit proces-verbaal houdt in als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de getuige
[S.B.],voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Verdachte (het hof begrijpt: L.Z.) en verdachte [J.B.] hadden mij gevraagd om de brommer weg te brengen en dat heb ik gedaan op de avond van 28 juni (het hof begrijpt: 2011). Verdachte heeft de brommer ingeladen. Ik ben met de VW Caddy naar [plaats]. Verdachte zat bij mij in de auto, de andere passagier ken ik niet. U vraagt mij wie de scooter heeft uitgeladen. Verdachte was erbij en die ander. Er zijn geen afspraken gemaakt. Er werd alleen gevraagd of ik de brommer wilde verplaatsen, dat is alles. Ik ben, toen de scooter in Amsterdam werd opgehaald, uit de VW Caddy gestapt, maar ik heb niet geholpen met het in de bus plaatsen van de scooter.
5.
De verklaring van de
verdachte,afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 28 november 2013. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb op 2 september 2013 bij de politie een verklaring afgelegd onder andere met betrekking tot het zaakdossier K. Ik heb toen verklaard dat ik die poging overval samen met anderen heb gepleegd. Ik heb een auto geleend en heb op de dag van de poging overval de anderen in die geleende auto naar [plaats] gereden en heb ze daarna weer teruggebracht. Ook heb ik die nacht ervoor geholpen met het vervoer van de scooter.
Ik wil niets over de anderen in de VW Caddy zeggen. Ik wil wel zeggen dat ik die derde persoon was. Ik zat achterin in VW Caddy. Ik zat daar om te zorgen dat de scooter tijdens het vervoer naar [plaats] niet zou omvallen. Het was de bedoeling dat wij die scooter de dag voor de overval op een bepaalde plek in [plaats] zouden neerzetten. Die scooter zou bij de overval worden gebruikt. Het was de vluchtscooter. Het betrof een overgespoten zwarte scooter met elastieken om het stuur. Met die scooter zijn wij naar een plek gereden waar de VW Caddy stond te wachten. Iemand anders bestuurde de scooter, ik zat achterop. De bestuurder van de scooter en ik hebben de scooter ingeladen in de VW Caddy en zijn daarna allebei in de VW Caddy gestapt. De bestuurder van de scooter ging voorin zitten naast de bestuurder van VW Caddy, ik ging achterin zitten bij de scooter. De scooter was zwaar, maar het is ons gelukt om hem in te laden. De bestuurder van de VW Caddy heeft daar niet bij geholpen.
Wij, de man die naast de bestuurder van de VW Caddy zat en ik, wisten waar we naar toe moesten rijden. De bestuurder van de VW Caddy wist alleen dat de scooter moest worden verplaatst. Tijdens de rit naar [plaats] hebben we niet met hem gesproken over de reden waarom die scooter moest worden verplaatst. Degene die naast de bestuurder van de VW Caddy zat wees de weg. We zijn naar een parkeerterrein in [plaats] gereden. Daar hebben wij, de man die naast de bestuurder van de VW Caddy zat en ik, de brommer uitgeladen en in de steeg geparkeerd. De bestuurder van de VW Caddy heeft niet geholpen bij het uitladen van de scooter. Daarna zijn we met z’n drieën terug gereden naar Amsterdam.
Op de dag van de overval kon ik de auto van mijn oom lenen. We hebben toen bij de box afgesproken. Daar ontmoette ik de drie anderen. De bestuurder van de VW Caddy was daar niet bij. De man die de avond ervoor naast de bestuurder van de VW Caddy had gezeten was er wel bij. Ik ben in de auto gaan zitten, de anderen hebben de spullen - tassen, kleding en wapens - uit de box gehaald. Ik wist precies wat er ging gebeuren. Ik moest de auto besturen. Ik heb de drie anderen naar het parkeerterrein in [plaats] gereden. Daar zijn zij met de spullen uitgestapt. Ik ben in de auto blijven zitten. De man die de avond ervoor naast de bestuurder van de VW Caddy zat, is ook uit de auto gestapt en met de anderen mee gegaan. Niet lang daarna kwamen ze terug bij de auto en zijn we weggereden.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid te verzekeren;
het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
en/of
poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het zaak A onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 en in zaak B onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak B onder 2 ten laste gelegde niet wordt ontvangen in zijn hoger beroep en dat de verdachte voor het in zaak A onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 en in zaak B onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De destijds 18 jarige verdachte heeft zich op 7 oktober 2010 samen met een ander schuldig gemaakt aan
- kort gezegd - een gewapende overval op juwelier [H] te [plaats], met dodelijke afloop.
De verdachte en zijn mededader zijn vermomd en gewapend met een vuurwapen de juwelier binnengegaan. Zonder de daar aanwezige gebroeders [H] een (reële) gelegenheid te bieden om sieraden en/of andere waardevolle spullen aan de daders af te staan, is er ernstig geweld jegens hen gepleegd.
[slachtoffer 1] is met één van de daders in gevecht geraakt, geslagen en geschopt en buiten voor zijn winkel, voor de ogen van zijn broer, door één van de daders doodgeschoten. Daarbij heeft het schieten welbewust plaatsgevonden. Door één van de daders is geroepen ‘schiet hem, schiet hem’, waarop door de ander gericht is geschoten. Een en ander heeft zich afgespeeld binnen luttele minuten. Het plotselinge overlijden van [slachtoffer 1] moet een aangrijpende ervaring zijn voor diegenen met wie hij in zijn leven verbonden was, hetgeen ook is gebleken uit de door zijn nabestaanden ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen.
Het behoeft geen betoog dat door dergelijke misdrijven de rechtsorde ernstig wordt geschokt. Met zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het meest fundamentele recht van een mens, namelijk het recht op leven. Dit alles acht het hof buitengewoon ernstig en het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Een en ander vond bovendien plaats op klaarlichte dag in een winkelstraat te midden van vele toevallige omstanders. Het moet voor de omstanders een schokkende ervaring zijn geweest om het neerschieten van een medemens waar te nemen. Dit versterkt bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, zelfs nadat hij betrokken is geweest bij een overval met dodelijke afloop, is doorgegaan met het plegen van dergelijk ernstige misdrijven.
De verdachte heeft zich immers op 29 juni 2011 samen met anderen schuldig gemaakt aan - kort gezegd - een poging tot het plegen van een gewapende overval op juwelier [V.Z. te K]. Met bedekte gezichten en gewapend hebben zij getracht de juwelier binnen te gaan, terwijl een vluchtauto en een - in de nacht ervoor daarheen gebrachte - vluchtscooter in de directe omgeving van de juwelier klaar stonden. Dit getuigt van een professionele en gedegen voorbereiding. Dat het bij een poging is gebleven, is louter toeval en geenszins aan het handelen van de verdachte te danken. In dat verband is immers gebleken dat juwelier [V.Z.], naar aanleiding van een overval in de buurt, enkele dagen voor de onderhavige poging sluisdeuren in zijn winkel had laten installeren, waardoor men niet meer zomaar de winkel kon betreden. Bovendien heeft het er de schijn van dat [V.Z.] juist op het moment dat een vrouw aanbelde (waarna drie gewapende mannen dicht bij haar kwamen staan), met de politie telefoneerde, waardoor hij (kennelijk) de deurbel niet heeft gehoord.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij uit winstbejag (wederom) een overval heeft willen plegen, waarbij hij bereid was voorbij te gaan aan de ernstige gevolgen die de uitvoering van zijn plannen voor het slachtoffer zouden hebben. Van algemene bekendheid is dat een dergelijk feit vaak vergaande psychische en andere nadelige gevolgen voor een slachtoffer heeft.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 november 2013 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting, onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Den Haag van 2 december 2013 (ECLI:NL:GHDHA: 2013:4546) verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van bovengenoemde feiten. Het gerechtshof Den Haag heeft in voornoemd arrest, alwaar de verdachte negentien jaar oud was, overwogen dat de emotionele en intellectuele ontwikkeling van personen in die leeftijdscategorie nog niet is voltooid. Voorts ontbeert het personen in die leeftijdscategorie aan normbesef en (levens)ervaring. De idee dat jonge mensen vanwege hun nog niet voltooide ontwikkeling in het algemeen anders moeten worden beoordeeld dan verdachten die in hun ontwikkeling wel zijn volgroeid, heeft recentelijk zijn beslag gekregen in het zogenoemde wetsvoorstel adolescentenstrafrecht.
Het hof ziet, anders dan de raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd, bij weging van de factoren onvoldoende aanleiding de jeugdige leeftijd van de verdachte zwaar te laten wegen. Het hof acht het onontkoombaar dat aan de verdachte een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De ernst van de feiten noopt hier bepaaldelijk toe. Deze straf is wel lager dan door de advocaat-generaal gevorderd, omdat het hof de verdachte van het in zaak A onder 4 en het in zaak B onder 1 ten laste gelegde vrijspreekt.

Vordering van de benadeelde partij [BP 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [BP 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.792,57. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 288, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak B (met parketnummer 13-660717-11) onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 4 en in zaak B (met parketnummer 13-660717-11) onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer
13-666459-11) onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [BP 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [BP 1] ter zake van het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.400,00 (vierduizend vierhonderd euro)ter zake van
immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het [BP 1], een bedrag te betalen van
€ 4.400,00 (vierduizend vierhonderd euro)als vergoeding voor
immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
54 (vierenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [BP 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [BP 2] ter zake van het in zaak A (met parketnummer 13-666459-11) onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.792,57 (vierduizend zevenhonderdtweeënnegentig euro en zevenenvijftig cent)ter zake van
materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [BP 2], een bedrag te betalen van
€ 4.792,57 (vierduizend zevenhonderdtweeënnegentig euro en zevenenvijftig cent)als vergoeding voor
materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
57 (zevenenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.S.G. Verhoeff, mr. N.A. Schimmel en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 december 2013.

Voetnoten

1.Een NFI-rapport van 13 mei 2011 ([H], deel 3, genummerd 4 77 e.v.).
2.Een NFI-rapport van 13 oktober 2011 ([H], deel 4, genummerd 4 215 e.v.) in combinatie met BaseClear overzichtsrapportage van 14 november 2011 ([H], deel 4, genummerd 4 228 e.v.).
3.Een BaseClear-rapport van 28 september 2012 (zaak [H], deel 4, genummerd 4 537 e.v.).
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2012 ([H], deel 2, genummerd 1 398 e.v.) en proces-verbaal van relaas van 20 juli 2011 (B, pagina 3 e.v.).
5.Een proces-verbaal van bevindingen, bezoek internetsites, van 4 oktober 2011 ([H], deel 1, pagina 1 77 e.v.).
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2012 ([H], deel 2, pagina 1 394 e.v.).
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 januari 2011 (([H], deel 1, pagina 1 70 e.v.).
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2010 (persoonsdossier verdachte, pagina 1 31 e.v.).
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2011 ([H], deel 1, pagina 1 81 e.v.)
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2011 met bijlagen ([H], deel 1, pagina 1 81 e.v.)