ECLI:NL:GHAMS:2013:4658

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
200.104.553-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot terugbetaling van studiekosten na beëindiging arbeidsovereenkomst op verzoek van werknemer

In deze zaak gaat het om de verplichting van een werknemer, hier aangeduid als [appellant], om studiekosten terug te betalen aan zijn werkgever, Tripticom Intelligence B.V., na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst. De werknemer was in dienst bij Tripticom en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarin een opleidingsclausule was opgenomen. Deze clausule stipuleerde dat de werknemer verplicht was om studiekosten terug te betalen indien hij het dienstverband op eigen verzoek beëindigde voordat hij de opleiding had afgerond.

De arbeidsovereenkomst van de werknemer eindigde op 30 juli 2010, en Tripticom vorderde een bedrag van € 2.920,73 aan studiekosten. De werknemer betwistte deze vordering en stelde dat hij onder druk was gezet door Tripticom, omdat zijn loon tijdens ziekte niet was doorbetaald. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer de studiekosten moest terugbetalen, omdat hij het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst had genomen.

In hoger beroep heeft het hof de zaak beoordeeld. Het hof oordeelde dat de werknemer onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij ziek was en dat hij onder druk stond. Het hof volgde de kantonrechter in zijn oordeel dat de werknemer de studiekosten moest terugbetalen. De vordering van de werknemer tot doorbetaling van loon tijdens ziekte werd eveneens afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de werknemer in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de opleidingsclausule in arbeidsovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van werknemers bij het beëindigen van hun dienstverband.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.104.533/01
zaaknummer rechtbank Haarlem : 520158/CV EXPL 11-6218
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 december 2013
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellant,
advocaat: mr. M. Amrani te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIPTICOM INTELLIGENCE B.V.,
gevestigd te Capelle aan de IJssel,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.J.H. Dingemanse te Goes.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Tripticom genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 20 maart 2012 in hoger beroep gekomen van het onder bovengenoemd zaaknummer gewezen vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Zaandam (hierna: de kantonrechter), van 22 december 2011, gewezen tussen Tripticom als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie/eiser in reconventie.
Dit hof heeft daarop bij arrest van 10 april 2012 een comparitie van partijen gelast, die op 19 september 2012 heeft plaatsgevonden. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt dat bij de stukken is gevoegd.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft, mede gezien de appeldagvaarding, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Tripticom zal afwijzen en zijn vordering zal toewijzen, met verwijzing van Tripticom in de proceskosten van beide instanties.
Tripticom heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met
- uitvoerbaar bij voorraad - verwijzing van [appellant] in de proceskosten.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis in de paragraaf “de feiten” de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Voor zover in hoger beroep van belang komen zij neer op het volgende.
a. [appellant] is op 28 januari 2010 bij Tripticom in dienst getreden in de functie van Field Service Medewerker. Deze arbeidsovereenkomst is op 27 april 2010 van rechtswege geëindigd.
b. Op 13 april 2010 hebben partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
gesloten voor de periode van 28 april 2010 tot en met 30 september 2010.
Artikel 17 van de arbeidsovereenkomst vermeldt:
“VERGOEDING KOSTEN OPLEIDINGEN
17.1
Werkgever kan onder nader schriftelijk overeen te komen voorwaarden een deel dan wel de totale kosten vergoeden ter zake van bedrijfs- en/of functiegerelateerde opleidingen en/of cursussen. Werkgever bepaalt uiteindelijk of een opleiding of cursus voor deze vergoedingsregeling in aanmerking komt.
17.2
Werkgever en werknemer kunnen samen overeenkomen om de investeringen die verbonden zijn aan een opleiding onder te brengen in een zogenoemde opleidingsclausule. De werknemer zal voor de betreffende opleiding vooraf de keuze krijgen of hij of zij deze wilt volgen. Wanneer een werknemer besluit een opleiding te willen volgen geldt de opleidingsclausule zoals in Bijlage 4 staat beschreven. Er wordt dus niet voor iedere opleiding afzonderlijk een opleidingsclausule opgesteld, bijlage 4 kan voor meerdere opleidingen van toepassing zijn. Deze vormt samen met deze arbeidsovereenkomst een geheel.”
c. Bijlage 4 van de arbeidsovereenkomst, “Opleidingsclausule” , vermeldt voor zover hier van belang:
“(...) overwegende dat Tripticom werknemer de gelegenheid kan bieden tot het volgen van een opleidingstraject; (...) dat Er aan de verschillende opleidingstrajecten verschillende opleidingskosten zijn verbonden, welke onderstaand zijn weergegeven
- Hoofdverdeler/Kabelverder en ISRA praktijk en 0V2 € 1.107,50
- Opleiding AII-IP € 1.500,-
-VCA € 1.500,-
- Opleiding Huisaansluitingen Glas € 3.000,-
(...)
“De werknemer is verplicht tot terugbetaling van de studiekosten indien:
a. het dienstverband op verzoek van de werknemer is beëindigd
- voordat de studie met goed gevolg is afgesloten, of
- binnen een termijn van een jaar na de datum waarop de studie met goed gevolg is afgesloten wanneer de studiekosten tot 2000 euro bedragen, of
- binnen een termijn van twee jaar na de datum waarop de studie met goed gevolg is afgesloten, wanneer de studiekosten meer dan 2000 euro bedragen.
(...)
De bedoelde verplichting tot terugbetaling is beperkt tot 1/12 gedeelte respectievelijk 1/24 gedeelte van de genoten bedragen voor iedere volle kalendermaand die aan de termijn van 1 respectievelijk 2 jaar ontbreekt. (...)”
d. Tripticom heeft [appellant] bij brief van 12 juli 2010 het volgende medegedeeld:
“Onlangs heeft u de heer [X], General Manager, te kennen gegeven uw dienstverband met Tripticom Intelligence B.V. te willen beëindigen. Naar aanleiding hiervan is gezamenlijk overeengekomen dat u tot en met 30 juli 2010 werkzaam blijft bij Tripticom Intelligence B.V. en dat per 31 juli uw arbeidsovereenkomst op uw verzoek wordt beëindigd. Uw laatste dag in dienst bij Tripticom Intelligence B.V. is dan ook 30 juli 2010. In verband met de eindafrekening wijs ik u op het volgende. Uw eindafrekening, wordt betaald in de periode na de laatste salarisverwerking. Een verrekening zal plaatsvinden van
- eventuele resterende vakantiedagen
- opgebouwd vakantiegeld
- eventuele variabelen
- eventuele schades aan bedrijfsmiddelen
Met u zal nog een afspraak worden gemaakt inzake het inleveren van de bedrijfsmiddelen. (...)”
e. Bij brief 3 december 2010 heeft Tripticom [appellant] onder meer het volgende meegedeeld:
“Als gevolg van uw uitdiensttreding d.d. 30 juli 2010 is voor u een eindafrekening opgemaakt. Bij uw eindafrekening is een negatief netto saldo (toevoeging hof) ontstaan van € 2.920,73.”

3.Beoordeling

3.1.
Tripticom heeft in eerste aanleg in conventie (samengevat) veroordeling van [appellant] gevorderd tot betaling van € 2.920,73 in hoofdsom, vermeerderd met € 130,61 aan wettelijke rente tot aan de dagvaarding, wettelijke rente vanaf de dagvaarding en € 450,00 aan buitengerechtelijke kosten. Tripticom heeft daartoe gesteld dat zij een eindafrekening heeft opgemaakt ter zake van de beëindiging van het dienstverband met [appellant] per 31 juli 2010 waaruit is gebleken dat zij van [appellant] een bedrag van € 2.920,73 te vorderen te heeft. Tripticom heeft ter onderbouwing hiervan verwezen naar diverse salarisstroken en een lijst met bedrijfsmiddelen.
[appellant] heeft in reconventie (samengevat) veroordeling van Tripticom gevorderd tot betaling van € 716,00, te vermeerderen met de kosten van de procedure. [appellant] heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Hij heeft zich ziek gemeld en Tripticom heeft vervolgens over een periode van twee weken geen loon aan hem betaald. Hij heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd omdat Tripticom zijn loon tijdens ziekte niet wilde betalen. Hij had de stellige overtuiging dat Tripticom met deze weigering hem probeerde te bewegen om ontslag te nemen. Hij werd door Tripticom derhalve gedwongen om ontslag te nemen. Dit blijkt ook uit het feit dat Tripticom geen bezwaar heeft gemaakt tegen de tussentijdse opzegging door hem.
3.2.
De kantonrechter heeft in conventie [appellant] veroordeeld aan Tripticom € 659,20 te betalen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2011. In reconventie heeft hij de vordering afgewezen. [appellant] is in de proceskosten in conventie en in reconventie veroordeeld. De kantonrechter heeft daartoe - voor zover hier van belang - overwogen dat Tripticom aan [appellant] over de maanden mei en juni 2010 € 105,45 teveel loon heeft betaald en dat [appellant] opleidingskosten ter grootte van € 553,75 aan Tripticom moet terugbetalen omdat hij het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft genomen. Verder heeft de kantonrechter overwogen dat de reconventionele vordering van [appellant] moet worden afgewezen, omdat de ziekmelding van [appellant] en de gestelde ziekte gedurende twee weken niet zijn komen vast te staan. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met drie grieven op (waarbij de eerste grief in drie onderdelen uiteenvalt).
3.3.
Als eerste ligt het volgende ter beoordeling voor. In haar memorie van antwoord heeft Tripticom betoogd dat de memorie van grieven niet door [appellant] of zijn advocaat is ondertekend en dus geacht moet worden niet genomen te zijn. Daarom moet volgens Tripticom [appellant] akte niet dienen aangezegd worden en verval van instantie te worden uitgesproken of moet [appellant] niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep dan wel zijn vordering.
3.4.
Het hof overweegt als volgt. Het vereiste van artikel 83, lid 2, Rv vormt een uitvloeisel van het beginsel van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat zoals vastgelegd in artikel 353, lid 1, Rv. De ratio van dit artikel is dat daarmee de garantie wordt geschapen voor de noodzakelijke nauwgezetheid waarmee de advocaat heeft te waken voor de belangen van zijn cliënt. In het algemeen kan in verband daarmee op niet ondertekende aktes en conclusies geen acht worden geslagen. Op het eerste gezicht lijkt - mede in aanmerking genomen dat mr. Amrani is verschenen op de gehouden comparitie van partijen - weinig aanleiding voor de veronderstelling dat de memorie van grieven niet is opgesteld door mr. Amrani, hoewel het onderschrift een andere naam vermeldt. Niet is gebleken dat de griffie [appellant] de gelegenheid heeft gegeven het gebrek te herstellen. Een en ander betekent dat de zaak naar de rol zou moeten worden verwezen om [appellant] te laten reageren op dit verweer. Nu de grieven van [appellant] echter op inhoudelijke gronden niet tot vernietiging van het vonnis kunnen leiden zal het hof om proceseconomische redenen (in het bijzonder om verdere vertraging in de afdoening te voorkomen), dit verweer van Tripticom passeren en de zaak thans afdoen. Tripticom wordt daardoor niet in haar belangen geschaad. Dit blijkt uit het volgende.
3.5.
De drie onderdelen van de eerste grief lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Zij richten zich in de kern tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] (conform de desbetreffende bepaling in de arbeidsovereenkomst) de studiekosten aan Tripticom moet terugbetalen omdat hij het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft genomen. [appellant] stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat de ziekmelding niet is vast komen te staan en dat hij, nu de ziekmelding door Tripticom is betwist, zijn stelling op dit punt nader diende te onderbouwen, en voorts dat de bewijslast op dit punt ten onrechte bij hem is gelegd. Volgens [appellant] heeft hij druk ondervonden van Tripticom omdat zij zijn loon tijdens de ziekte niet doorbetaalde en niet reageerde op zijn vragen hierover. Hij voelde zich daarom apart gezet van de andere werknemers. Het is volgens hem onredelijk om de bewijslast van de ziekmelding bij hem te leggen, omdat het voor hem veel ingewikkelder is om te bewijzen dat hij zich ziek heeft gemeld dan voor Tripticom om te bewijzen dat hij dat niet heeft gedaan. De reconventionele vordering (tot doorbetaling van loon tijdens ziekte) is ten onrechte afgewezen, aldus [appellant].
3.6.
Het hof volgt [appellant] hierin niet. Volgens de arbeidsovereenkomst tussen partijen diende [appellant] de door Tripticom gemaakte studiekosten terug te betalen indien hij het dienstverband op eigen verzoek zou beëindigen alvorens de studie met goed gevolg te hebben afgerond. [appellant] betwist op zichzelf niet dat van een dergelijke beëindiging op eigen verzoek sprake is geweest, maar stelt dat dit voortkwam uit de druk die Tripticom op hem heeft gelegd (of pestgedrag van Tripticom), bestaande uit het niet doorbetalen van loon tijdens ziekte van hem. De stelling dat hij ziek was heeft [appellant] in eerste aanleg zelf naar voren gebracht als verweer tegen de vorderingen van Tripticom. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, bij betwisting door Tripticom, het op de weg ligt van [appellant] dat (nader) te onderbouwen. De kantonrechter heeft aldus terecht de hoofdregel van art. 150 Rv toegepast. [appellant] heeft onvoldoende gesteld om af te wijken van de toepassing van deze bepaling. De volgende vraag is of [appellant] kan worden toegelaten tot het leveren van bewijs. Dat komt pas aan de orde indien een stelling wél voldoende is onderbouwd. [appellant] heeft die onderbouwing echter in eerste aanleg achterwege gelaten. Ook in hoger beroep ontbreekt het aan een onderbouwing door [appellant] van zijn stellingen. Een bewijsaanbod is in het geheel niet gedaan. Dit leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [appellant] zich ziek heeft gemeld noch dat hij ziek was. Dit in aanmerking genomen moet hij conform de desbetreffende bepaling(en) in de arbeidsovereenkomst de door Tripticom gevorderde studiekosten (terug) betalen. De vordering van [appellant] tot doorbetaling van loon tijdens ziekte, die voor het overige niet is onderbouwd, is op dezelfde grond terecht afgewezen.
3.7.
De tweede grief houdt in dat de rechtbank de vordering met betrekking tot het teveel betaalde loon over de maanden mei en juni 2010 heeft toegewezen zonder dat [appellant] zich, met voldoende voorbereidingstijd, daartegen heeft kunnen verweren. Ter toelichting op de grief voert [appellant] aan dat de vordering door Tripticom pas is gespecificeerd tijdens de comparitie in eerste aanleg. [appellant] betwist thans de vordering.
3.8.
Ook deze grief kan niet slagen. Deze vordering is afgewezen omdat [appellant] haar
nietheeft weersproken. Niet valt in te zien waarom, ook al vond specificatie pas ter comparitie plaats, weerspreking in eerste aanleg niet mogelijk was, bijvoorbeeld bij gebrek aan wetenschap. Dit daargelaten geldt dat [appellant] ook in hoger beroep inhoudelijk geen verweer tegen de vordering heeft gevoerd. Hij betwist deze slechts in algemene zin, maar onderbouwt niet met argumenten waarom zij afgewezen zou moeten worden. Nu de vordering is onderbouwd met alle salarisstroken over de desbetreffende periode had dat wel op zijn weg gelegen.
3.9.
Grief 3 ziet op de ten laste van [appellant] uitgesproken proceskostenveroordeling. De enkele omstandigheid dat in eerste aanleg de vordering van Tripticom op onderdelen is afgewezen staat er niet aan in de weg dat [appellant], als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij ten aanzien van de conventie en de geheel in het ongelijk gestelde partij wat betreft de reconventie, in de proceskosten is veroordeeld. Mede gelet, voorts, op het feit dat de voorgaande grieven van [appellant] falen, moet ook deze grief dat lot delen.
3.10.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Tripticom begroot op € 666,00 aan verschotten en € 1264,00 voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, L.A.J. Dun en F. van der Hoek en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.