Uitspraak
mr. E.V. Bruningste Amsterdam,
mr. J.A. Tuinmante Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de huur van een bedrijfsruimte door een coffeeshop. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.V. Brunings, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de geintimeerde, vertegenwoordigd door mr. J.A. Tuinman, de huurovereenkomst had opgezegd wegens wanprestatie. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan op 15 december 1989 en was sindsdien verlengd. De geintimeerde had in een brief van 17 september 2012 aanspraak gemaakt op ontbinding van de huurovereenkomst, omdat de bedrijfsvoering van de appellant niet voldeed aan de eisen van een goed huurder en de geintimeerde de ruimte dringend nodig had voor eigen gebruik. De kantonrechter had de vordering van de geintimeerde toegewezen, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De appellant stelt dat de kantonrechter ten onrechte het verweer heeft gepasseerd dat de geintimeerde een nieuwe huurder moet accepteren, aangezien hij zijn bedrijf aan derden had verkocht. Het hof oordeelt dat de appellant geen nieuwe exploitatievergunning heeft gekregen en dat hij sinds april 2012 niet in staat is om de bedrijfsruimte te exploiteren. Dit vormt een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Het hof concludeert dat de geintimeerde een spoedeisend belang heeft bij de ontbinding van de huurovereenkomst, omdat de bedrijfsruimte al lange tijd leegstaat en in waarde achteruitgaat.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellant in de proceskosten. De beslissing is genomen op 19 februari 2013 door de meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam.