3.5Daartoe heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, als volgt overwogen.
- [ geïntimeerde] heeft er, gelet op haar progressieve gezondheidsproblemen, groot belang bij om met grote regelmaat haar oefeningen te doen en rust te nemen, hetgeen gerealiseerd kan worden bij een kantoor aan huis. De toegenomen arbeidsongeschiktheid en de behoefte op grond daarvan kantoor aan huis te houden is voldoende komen vast te staan en kan worden aangemerkt als een wezenlijk belang bij het kunnen gebruiken van de woonruimte van [appellante] door [geïntimeerde]. Bovendien is aannemelijk dat [geïntimeerde] op korte termijn andere kantoorruimte moet vinden. Zij heeft genoegzaam onderbouwd dat haar toegenomen arbeidsongeschiktheid leidt tot inkomensachteruitgang en haar uiteindelijk noodzaakt tot een kostenreductie, die in de door haar voorgestane oplossing kan worden gerealiseerd. [geïntimeerde] heeft voldoende concreet weergegeven op welke wijze zij haar praktijk aan huis wenst in te richten, met inachtneming van de vanaf 1 augustus 2011 geldende regelgeving.
- De belangen van [appellante] bij behoud van haar woning zijn met name gelegen in het feit dat zij al lange tijd in de woning verblijft en vergroeid is met de buurt. Een verhuizing is voor haar, gelet op haar leeftijd en het verlies van haar echtgenoot enkele jaren geleden, ingrijpend. Het belang van [geïntimeerde] om in haar woning meer privacy te hebben, kan geen rol spelen, omdat ook in de door haar gewenste indeling van de woning in ieder geval op de eerste etage een kamer verhuurd zal blijven en cliënten van het kantoor met regelmaat het huis zullen betreden. Dat de verhouding met [appellante] de laatste tijd is verslechterd is in hoofdzaak veroorzaakt door de wens van [geïntimeerde] om haar woning op andere wijze te gebruiken, waarbij [appellante] haar woning dient te verlaten. Alles afwegende is echter het belang van [geïntimeerde] bij gebruik van het souterrain zodat de bel-etage kan worden ingericht als kantoor aan huis, gelet op haar toenemende arbeidsongeschiktheid en de in het verlengde daarvan liggende inkomensachteruitgang aan te merken als een zeer wezenlijk belang. De zojuist genoemde belangen van [appellante] wegen hier niet tegen op, temeer omdat de stelling dat zij is vergroeid met de buurt kennelijk uitsluitend berust op het feit dat zij daar al zo lang woont. De conclusie is dat het belang van [geïntimeerde] prevaleert.
- Op basis van de door [geïntimeerde] ingebrachte stukken, waaronder ook het aanbod van de woning aan [adres], is voldoende aannemelijk dat [appellante] andere passende woonruimte kan krijgen. [appellante] heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij zodanig sociaal geworteld is in de buurt waarin zij thans woont dat woningen in een andere buurt in redelijkheid niet als passend zijn aan te merken. De huurovereenkomst is, gelet op het voorgaande, rechtsgeldig opgezegd. Het tijdstip waarop de huurovereenkomst zal eindigen zal worden vastgesteld op 1 juli 2012.
- Overeenkomstig het aanbod van [geïntimeerde] wordt een verhuiskostenvergoeding toegekend van € 10.000,=, welk bedrag hoger is dan de wettelijke norm.
- Hoewel geen aanwijzingen bestaan dat [geïntimeerde] de woning niet zal gaan gebruiken op de door haar voorgestelde wijze, ligt het in de rede om op grond van artikel 7:276 lid 3 BW een vergoeding begroot op € 100.000,= aan [appellante] toe te kennen, met dien verstande dat dit bedrag uitsluitend opeisbaar is indien binnen twee jaar na het vertrek van [appellante] blijkt dat het door [geïntimeerde] gestelde gebruik niet is gerealiseerd, waarbij dan moet vaststaan dat [geïntimeerde] na het vertrek van [appellante] niet in de thans door [appellante] bewoonde woning is getrokken en daar is blijven wonen. Aldus nog steeds de kantonrechter.