Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[…],
[…],
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
[de dochter]is het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen op nihil te stellen, werd afgewezen. De man is op 15 april 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 maart 2013. De man en de vrouw zijn in 1995 gehuwd en hebben drie kinderen, waarvan de jongste, [de dochter], in 1993 is geboren. Na de echtscheiding in 2010 is er een alimentatiebedrag vastgesteld van € 84,- per kind per maand, dat inmiddels is geïndexeerd naar € 87,32.
De man heeft in de procedure aangevoerd dat zijn financiële situatie is verslechterd en dat hij niet in staat is om de alimentatie te betalen. Hij heeft zijn bedrijfsresultaten over de afgelopen jaren overgelegd, waaruit blijkt dat zijn inkomen aanzienlijk is gedaald. De vrouw en [de dochter] hebben echter betwist dat de man niet in staat is om een inkomen te verwerven en hebben verzocht om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof heeft geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat zijn inkomensverlies niet herstelbaar is. Het hof heeft vastgesteld dat de man in staat is om een inkomen te verwerven dat hem in staat stelt om de alimentatie te betalen. De man heeft geen bewijs geleverd van sollicitaties of andere inspanningen om werk te vinden. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de man tot restitutie van eerder betaalde alimentatie afgewezen.