Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. E.M. Tjon-En-Fate Den Haag,
mr. R.C.H. Bruinierte Ede.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven I tot en met VI in het principale beroepklagen over de door de rechtbank aangenomen toepasselijkheid en schending van de klachtplicht van artikel 6:89 en 7:23 BW. Het hof zal de grieven onbesproken laten, omdat - zoals hierna zal blijken - Pretium geen belang heeft bij een oordeel over de vraag of haar verweren en tegenvorderingen al dan niet (ook) stranden op de klachtplicht.
grief VII in het principale appelaan de orde. Die grief strekt tot betoog dat Pretium per factuur niet meer verschuldigd is dan € 2.500,- in plaats van de gevorderde € 6.798,74. Pretium voert daartoe aan dat zij ingevolge bijlage II bij de Overeenkomst alleen hoeft te betalen voor datgene wat is geleverd en dat slechts het bedrag van € 2.500,- valt toe te rekenen aan daadwerkelijk door CS Net gemaakte kosten.
grief VIII in het principale appelkeert Pretium zich tegen toewijzing door de rechtbank van de nevenvorderingen van CS Net. De grief klaagt dat CS Net niet genoegzaam heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt en dat de omvang van de vordering onredelijk hoog is. De grief is tevergeefs voorgesteld. Met overlegging van de brieven van het incassobureau heeft CS Net in de ogen van het hof genoegzaam aangetoond dat bedoelde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Voorts correspondeert de vordering met het destijds aanbevolen tarief van het Rapport Voorwerk II, dat ook het hof in dit geval een redelijk tarief acht.
grief in het incidentele appelmaakt CS Net aanspraak op betaling van de overeengekomen maandelijkse vergoeding tot en met 25 januari 2012. CS Net stelt zich op het standpunt dat de Overeenkomst na de eerste periode van drie jaar tot twee keer toe op de voet van artikel 10 lid 2 telkens met een jaar is verlengd en eerst bij brief van 14 juni 2011 (productie 1 CvA na enquete/Akte wijziging eis II) op de voet van artikel 10 lid 3 - met inachtneming van de voorgeschreven termijn van zes maanden - tegen 25 januari 2012 is opgezegd. Daarnaast heeft CS Net voor de onderbouwing van haar vordering aangevoerd dat het platform tot 27 januari 2012 operatief is geweest en dat Pretium tot die datum ook daadwerkelijk van het platform gebruik heeft gemaakt voor de hosting van e-mail accounts en dat de kosten van instandhouding van het Platform los staan van de mate waarin Pretium van het Platform gebruik heeft gemaakt.