Uitspraak
_______________________________________________________________________ _ _
1.Het geding in hoger beroep
2.Het vooronderzoek c.a.
3.De feiten
4.Het standpunt van het BFT
(a). Op grond van artikel 107 lid 1 Wna wordt voor wat betreft de mogelijkheid tot het instellen van beroep het bestuur van het BFT als klager aangemerkt, indien de voorzitter van de kamer van toezicht de zaak ter behandeling aan de kamer heeft voorgelegd na een onderzoek op grond van artikel 96 lid 2, tweede volzin (oud) Wna.
(b), voor zover in hoger beroep gehandhaafd.
(de BC-transactie);
(de CD-transactie);
(de BC-transactie);
(de BC-transactie);
(de BC-transactie);
(de CD-transactie);
(de BC-transactie);
(de BC-transactie); en
(de BC-transactie).
- het niet-melden van de openstaande schulden en nieuwe geldleningen van [naam] aan partijen C,
- het niet-vermelden in de akte dat niet de hele koopsom via de derdengeldrekening is gelopen,
- het uitbetalen aan [naam] van de dubbele taxatienota,
- het niet-inschakelen van een tolk.
5.Het standpunt van de notarissen
[adres], [adres] en [adres]hebben de notarissen in verband met de prijsstijgingen contact opgenomen met [directie]. Het was gebruikelijk dat na een dergelijke melding het pand door [directie] werd gehertaxeerd. Ook blijkt uit deze dossiers dat de notarissen de prijssprongen uitdrukkelijk met de kopers hebben besproken en bij hen hebben geverifieerd of de woningen daadwerkelijk waren gerenoveerd.
[adres], [adres], [adres] en [adres]hebben de kopers een verbouwingsdepot bedongen. Het betrof depots van een beperkt bedrag, waarmee de kopers hun woning kennelijk nog meer aan hun smaak wilden aanpassen. In ieder geval kon van die beperkte bedragen geen integrale renovatie worden bekostigd.
[adres], [adres], [adres], [adres] en [adres]heeft [naam] van [taxateur] bevestigd dat de door [B.V.] voorgeschoten taxatienota’s daadwerkelijk door [B.V.] aan [taxateur] zijn betaald.
[adres]heeft notaris sub 2 ervoor zorggedragen dat de koper van Portugese afkomst kennis heeft gekregen van de inhoud van de leveringsakte.
[adres] en [adres]heeft verstrekt, hebben de hypotheekverstrekkende banken niet benadeeld. Deze leningen maakten namelijk het vestigen van de hypotheken mogelijk.
[adres] en [adres]afgesloten leningen tegen een niet-marktconforme rente zijngelet op de werkwijze van [naam] niet onbegrijpelijk. [naam] kocht de woningen als professionele partij met het doel die woningen zo snel mogelijk door te verkopen. Overigens is bij ongebruikelijke financieringen op grond van de Wet MOT een melding bij het wettelijk meldpunt gedaan.
[adres], [adres], [adres] en [adres]hebben de kopers de financiering niet vóór de in de koopovereenkomsten overeengekomen data rond kunnen krijgen en zich inderdaad niet beroepen op de in de koopovereenkomsten in dat verband opgenomen ontbindende voorwaarde. Op een later moment zijn de financieringen alsnog geregeld, zodat de leveringsakten konden worden gepasseerd. Kennelijk zijn partijen verlenging van de in de koopovereenkomsten gestelde termijnen overeengekomen.
[adres]de datum van de sleutelverklaring in de leveringsakte had moeten worden opgenomen.
6.De beoordeling
7.De beslissing
12-01van:
12-02van:
1.[notaris],
[notaris],
[notaris],
1.De procedure
2.De feiten
[adres]is geleverd respectievelijk op 19 november 2007 tegen een koopprijs van € 55.000,-- (de AB-transactie) ten overstaan van [notaris] en op 10 december 2007 tegen een koopprijs van € 92.500,-- (de BC-transactie) ten overstaan van [notaris]. De onderliggende koopovereenkomst is voor wat betreft de AB-transactie gesloten op 28 september 2007 en voor wat betreft de BC-transactie op 1 oktober 2007. Het pand is op 12 mei 2010 executoriaal verkocht voor een prijs van € 44.700,--.
[adres]is geleverd respectievelijk op 1 april 2008 tegen een koopprijs van € 78.000,--(de AB-transactie) ten overstaan van [notaris] en diezelfde dag ten overstaan van dezelfde notaris nogmaals geleverd voor een bedrag van € 79.500,-- (de BC-transactie). Op 8 augustus 2008 is het pand tegen een koopprijs van € 125.000,-- (de CD-transactie) ten overstaan van [notaris] geleverd. De onderliggende koopovereenkomsten zijn voor wat betreft de AB-transactie gesloten op 12 februari 2008, voor wat betreft de BC-transactie op 22 februari 2008 en voor wat betreft de CD-transactie op 15 maart 2008. Het pand is op 27 augustus 2010 onderhands geëxecuteerd voor een prijs van € 66.000,--.
[adres]is geleverd respectievelijk op 26 juni 2008 tegen een koopprijs van € 64.000,--(de AB-transactie) ten overstaan van [notaris] en op 24 december 2008 is het pand tegen een koopprijs van € 99.500,-- (de BC-transactie) ten overstaan van [notaris] geleverd. De onderliggende koopovereenkomsten zijn voor wat betreft de AB-transactie getekend op 2 en 13 mei 2008 en voor wat betreft de BC-transactie op 1 oktober en 29 oktober 2008.
[adres]is geleverd respectievelijk op 6 december 2007 tegen een koopprijs van € 65.000,-- (de AB-transactie) ten overstaan van [notaris] en op 26 februari 2008 tegen een koopprijs van € 99.000,-- (de BC-transactie) ten overstaan van [notaris]. De onderliggende koopovereenkomst is voor wat betreft de AB-transactie gesloten op 15 augustus 2007 en voor wat betreft de BC-transactie op 1 november 2007.
[adres]is geleverd respectievelijk op 24 december 2007 tegen een koopprijs van € 75.000,-- (de AB-transactie) ten overstaan van [notaris] en op 31 januari 2008 tegen een koopprijs van € 115.000,-- (de BC-transactie) ten overstaan van [notaris]. De onderliggende koopovereenkomst is voor wat betreft de AB-transactie gesloten op 8 november 2007 en voor wat betreft de BC-transactie op 1 november 2007.
[adres]is geleverd respectievelijk op 22 april 2008 tegen een koopprijs van € 70.000,-- (de AB-transactie) ten overstaan van [notaris] en diezelfde dag ten overstaan van dezelfde notaris nogmaals geleverd voor een bedrag van € 72.350,-- (de BC-transactie). Op 9 mei 2008 is het pand tegen een koopprijs van € 105.000,-- (de CD-transactie) ten overstaan van [notaris] geleverd. De onderliggende koopovereenkomsten zijn voor wat betreft de AB-transactie gesloten op 2 januari 2008, voor wat betreft de BC-transactie op 29 januari 2008 en voor wat betreft de CD-transactie op 15 maart 2008.
[adres]is geleverd respectievelijk op 16 juli 2008 tegen een koopprijs van € 63.000,--(de AB-transactie) ten overstaan van [notaris] en op 18 november 2008 tegen een koopprijs van € 115.000,-- (de BC-transactie) ten overstaan van [notaris]. De onderliggende koopovereenkomst is voor wat betreft de AB-transactie gesloten op 5 april 2008 en voor wat betreft de BC-transactie op 1 september 2008.
[adres]is geleverd respectievelijk op 30 juni 2008 tegen een koopprijs van € 59.000,-- (de AB-transactie) ten overstaan van [notaris] en op 24 oktober 2008 tegen een koopprijs van € 89.500,-- (de BC-transactie) ten overstaan van [notaris]. De onderliggende koopovereenkomst is voor wat betreft de AB-transactie getekend op 25 april 2008 en 5 mei 2008 en voor wat betreft de BC-transactie op 25 juli 2008. Het pand is op 9 maart 2011 executoriaal geveild tegen een prijs van € 39.200,--.
[adres]is geleverd respectievelijk op 16 juni 2008 tegen een koopprijs van € 59.900,--(de AB-transactie) ten overstaan van [notaris] en op 31 juli 2008 tegen een koopprijs van € 99.500,-- (de BC-transactie) ten overstaan van [notaris]. De onderliggende koopovereenkomst is voor wat betreft de AB-transactie getekend op 21 en 29 april 2008 en voor wat betreft de BC-transactie op 15 mei 2008.
3.De ambtshalve bedenking, de klacht en het verweer
4.De beoordeling van de ambtshalve bedenkingen en de klachten
De ontvankelijkheid van het BFT
op het moment dat de voorzitter aanleiding zou zien de zaken aan de Kamer van Toezicht voor te leggen”. In zijn beslissing van 20 december 2011 heeft de voorzitter in de vorm van een ambtshalve bedenking uiteindelijk negen zaken (van de in totaal dertig onderzochte zaken) aan de Kamer van Toezicht voorgelegd. In deze negen zaken is het BFT derhalve als klager ontvankelijk. Dit is door de notarissen ook niet betwist.