2.1De kantonrechter heeft in het in deze zaak gewezen eindvonnis van 10 april 2013, onder het kopje “De feiten” (a tot en met m), de feiten beschreven die tussen partijen vaststaan. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en binden derhalve ook het hof. Met inachtneming van de eerste grief van [appellante] – die inhoudt dat in het vonnis van 10 april 2013 de weergave van de feiten onvolledig is – komen de vaststaande feiten neer op het volgende.
i. i) Als franchisenemer van Kastino BV exploiteert [geïntimeerde] onder de naam “Kastino Amstelveen” een detailhandel in noten, kaas, wijn en eieren.
ii) Volgens de omschrijving in het handelsregister verhuurt VOF Heiba Service (hierna: Heiba) producten en diensten in de vorm van multimedia. Zij verzorgt en actualiseert bedrijfspresentaties die via een multimediasysteem worden getoond op een bepaalde plaats en aan een bepaald publiek. De hiervoor benodigde apparatuur wordt door Heiba geplaatst en onderhouden. Heiba ontwerpt en onderhoudt ook websites.
iii) Klanten van Heiba kunnen het multimediasysteem dat voor de presentaties van Heiba benodigd is, huren. In dat geval verkoopt Heiba het multimediasysteem aan [appellante], die vervolgens, als lessor, het systeem aan de klant van Heiba verhuurt.
iv) Op 12 augustus 2008 hebben Heiba en [geïntimeerde] een zogenoemde “abonneringsovereenkomst” gesloten voor de duur van vijf jaar. Op grond van deze overeenkomst zou Heiba reclameboodschappen verzorgen op een in de winkel van [geïntimeerde] te plaatsen beeldscherm, tegen een door [geïntimeerde] aan Heiba te betalen bedrag van € 100,- excl. BTW per maand.
v) [H.] heeft [geïntimeerde] bij diezelfde gelegenheid een schriftelijke leaseovereenkomst voorgelegd, die [geïntimeerde] heeft getekend. Volgens deze overeenkomst is [geïntimeerde] lessee, en Heiba handelaar/leverancier. Rechtsboven staat de naam van [appellante], maar in de overeenkomst zelf wordt niet aangegeven wie de lessor is. Op grond van de leaseovereenkomst huurt [geïntimeerde] een lcd-scherm met toebehoren. De overeenkomst heeft een looptijd van zestig maanden, gedurende welke periode [geïntimeerde] het beeldscherm met toebehoren huurt, tegen betaling van € 125,- excl. BTW per maand, te voldoen door automatische incasso. In de voorgeschreven tekst van de overeenkomst verklaart de lessee akkoord te gaan met de algemene leasevoorwaarden en de voor het koopcontract tussen de lessor en de leverancier geldende garantievoorwaarden en vraagt hij bij [appellante] de afsluiting van het leasecontract aan.
vi) Heiba heeft de leaseovereenkomst naar [appellante] gestuurd. [appellante] heeft op 24 september 2008 een beeldscherm van Heiba gekocht, de koopprijs van € 7.116,79 aan deze betaald en de leaseovereenkomst met [geïntimeerde] eveneens getekend. Bij brief van 25 september 2008 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] bevestigd dat tussen partijen een leaseovereenkomst tot stand is gekomen. Eveneens op 24 september 2008 heeft Heiba het beeldscherm met toebehoren in de winkel van [geïntimeerde] geïnstalleerd.
vii) Heiba en [geïntimeerde] hebben op 4 november 2008 een overeenkomst tot webhosting gesloten, waarbij Heiba zich verplicht om de website van [geïntimeerde] te ontwerpen en onderhouden, tegen betaling door [geïntimeerde] aan Heiba van € 90.00 per maand excl. BTW.
viii) [geïntimeerde] heeft op enig moment zijn betalingen aan Heiba en [appellante] gestaakt.
ix) Zowel Heiba als [appellante] heeft incassomaatregelen tegen [geïntimeerde] getroffen. Bij brief van 10 juli 2009 heeft [appellante] [geïntimeerde] verzocht om openstaande leasetermijnen à per saldo € 446,25, vermeerderd met € 5,00 aanmaningskosten te betalen. Bij brief van 21 juli 2009 heeft zij [geïntimeerde] tot betaling van dit bedrag gesommeerd. Bij brief van 11 maart 2010 heeft zij aan [geïntimeerde] verklaard dat zij de leaseovereenkomst met [geïntimeerde] ontbindt en [geïntimeerde] gesommeerd om de geleasede apparatuur aan haar af te leveren en € 7.241,05 te betalen.
x) [geïntimeerde] heeft telefonisch en schriftelijk tegengeworpen dat hij door Heiba onder druk was gezet om de huurovereenkomst te ondertekenen. Bij brief van 16 april 2010 heeft [appellante] daartegenover doen stellen dat deze aantijging haar niet aanging en dat het de verplichtingen van [geïntimeerde] jegens [appellante] onverlet laat.