Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
(Hof: te [plaatsnaam]). De aandelen in deze vennootschap zijn in het onderhavige tijdvak in handen van haar directeur, de heer[voorletters].
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [A] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 50.612 opgelegd, die na bezwaar was verminderd tot € 18.272. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar de verzuimboete was verminderd tot € 1.422. Belanghebbende stelde dat zij recht had op aftrek van voorbelasting van € 19.335, maar de inspecteur betwistte dit en stelde dat de overdracht van auto’s niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 31 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag moest worden verminderd tot € 6.039 en de boete tot € 586. Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht had gesteld dat belanghebbende wist dat de leverancier de omzetbelasting niet op aangifte had voldaan, waardoor de aftrek van voorbelasting was uitgesloten. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard.