Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
2.1 Land van oorsprong
3.Het oordeel van de rechtbank
Boeking achteraf
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van douanerechten met betrekking tot de invoer van vrachtauto's uit Israël. De belanghebbende, aangeduid als eiseres, had eerder een uitnodiging tot betaling (UTB) ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Nijmegen, waarin een bedrag van € 17.990 aan douanerechten werd opgelegd. De UTB was gebaseerd op de constatering dat de tariefpreferentie ten onrechte was verleend, omdat de oorsprong van de ingevoerde trucks niet uit Israël maar uit Nederland bleek te zijn. De rechtbank had het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
Het Hof heeft de feiten en de juridische context van de Euro-Mediterrane Overeenkomst onderzocht. Het Hof oordeelde dat de voorwaarden voor het afzien van navordering, zoals vastgelegd in artikel 220, lid 2, sub b van het Communautair Douanewetboek (CDW), niet vervuld waren. Eiseres had onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij het indienen van de aangiften, aangezien zij had vertrouwd op de informatie in het douaneaangiftesysteem 'Sagitta' zonder de relevante wetgeving te raadplegen. Het Hof benadrukte dat van een ervaren douaneagent verwacht mag worden dat deze zich op de hoogte stelt van de geldende bepalingen door het Publicatieblad van de Europese Unie te raadplegen.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De stelling van eiseres dat de UTB vernietigd moest worden omdat de trucks na invoer naar landen buiten de EU waren uitgevoerd, vond geen steun in het recht. De uitvoer van goederen doet niets af aan de wettelijke verschuldigdheid van douanerechten ter zake van de invoer. De uitspraak van het Hof is openbaar uitgesproken en er is geen veroordeling in de kosten uitgesproken.