In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van ballastgewichtsystemen voor tractoren. De belanghebbende, aangeduid als eiseres, was importeur van deze systemen en had een uitnodiging tot betaling van douanerechten ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Roosendaal. De inspecteur handhaafde de uitnodiging tot betaling na bezwaar, maar de rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar en de uitnodiging tot betaling. De inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Hof oordeelde dat de ballastgewichtsystemen onder post 8708 9997 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) moeten worden ingedeeld, als toebehoren van motorvoertuigen, en niet onder post 8432 als delen van werktuigen voor de landbouw. Het Hof stelde vast dat de ballastgewichtsystemen onmisbaar zijn voor het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met een tractor, maar dat ze niet noodzakelijk zijn voor de mechanische werking van de aan de tractor gekoppelde werktuigen. Dit leidde tot de conclusie dat de ballastgewichtsystemen als toebehoren van de tractor moeten worden beschouwd.
Daarnaast werd in geschil of de voorwaarden van artikel 220, lid 2, letter b, van het Communautair douanewetboek (CDW) waren vervuld, zodat van navordering van douanerechten kon worden afgezien. Het Hof oordeelde dat de vergissing van de inspecteur niet redelijkerwijs door eiseres kon worden ontdekt, en dat eiseres aan alle voorschriften van de douaneaangifte had voldaan. De rechtbank had de utb moeten vernietigen, maar het Hof verklaarde het beroep van de inspecteur gegrond en het incidentele hoger beroep van eiseres ongegrond, waardoor de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd.