ECLI:NL:GHAMS:2013:3842

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
200.123.272/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van een schotelantenne aan de woning Ymere en de afweging van belangen onder artikel 10 EVRM

In deze zaak gaat het om de plaatsing van een schotelantenne door de geïntimeerden in een woning die zij huren van de stichting Ymere. De stichting Ymere heeft in het huurcontract een verbod opgenomen voor het aanbrengen van een schotelantenne. De geïntimeerden hebben desondanks een schotelantenne geplaatst, wat leidde tot een rechtszaak. Ymere heeft in hoger beroep de vernietiging van eerdere vonnissen van de kantonrechter gevraagd, die de vorderingen van Ymere had afgewezen. De kantonrechter had geoordeeld dat het belang van de geïntimeerden bij het ontvangen van Portugeestalige zenders zwaarder woog dan het esthetische belang van Ymere bij het handhaven van het schotelverbod.

Het hof heeft de feiten vastgesteld en de belangen van beide partijen afgewogen. Het hof oordeelt dat de geïntimeerden geen afstand hebben gedaan van hun recht op vrije informatiegaring, maar dat de ondertekening van het huurcontract met het schotelverbod wel van invloed kan zijn op de belangenafweging. Het hof erkent het belang van Ymere bij het handhaven van het schotelverbod, vooral gezien de esthetische waarde van het nieuwbouwcomplex Chicago, waarin de woning is gelegen.

Het hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen over de vraag of er gelijkwaardige alternatieven zijn voor de ontvangst van Portugeestalige zenders via internet. Het hof gelast een descente en comparitie in de woning van de geïntimeerden om de mogelijkheden voor ontvangst van deze zenders te onderzoeken. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata en verdere procedurele afspraken. Het arrest is uitgesproken op 5 november 2013 door de meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

arrest
______________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.123.272/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : CV 10-22944
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 november 2013
inzake
de stichting STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2],
beiden wonende te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat:
mr. G.J.A. Wiekartte Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna Ymere en geïntimeerden worden gezamenlijk [geïntimeerden] genoemd.
Ymere is bij dagvaarding van 26 februari 2013 in hoger beroep gekomen van de tussenvonnissen van 14 juni 2011, 1 november 2011, 12 juni 2012 en het eindvonnis van 27 november 2012 van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), gewezen tussen haar als eiseres en [geïntimeerden] als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Ymere heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Ymere alsnog zal toewijzen en [geïntimeerden] zal veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
[geïntimeerden] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen en veroordeling van Ymere in, naar het hof begrijpt, de kosten van het hoger beroep.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden tussenvonnis van 14 juni 2011 onder het kopje “Feiten” de feiten vastgesteld die hij bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak, voor zover in hoger beroep relevant, om het volgende.
3.1.1
[geïntimeerden] huurt sinds 1 augustus 2007 van Ymere de woning gelegen aan het adres [adres] te Amsterdam. De woning behoort tot het complex Chicago, gebouwd in 2007 en gelegen nabij het centrum aan de zuidelijke oever van het IJ.
3.1.2
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de algemene huurvoorwaarden en de daarin van toepassing verklaarde brochure “Wonen naar eigen wens” van oktober 2006. Van de huurovereenkomst maken tevens deel uit enkele bijlagen.
3.1.3
Artikel 8.1 van de algemene huurvoorwaarden en pagina 6 en 7 van de brochure “Wonen naar eigen wens” bepalen dat het niet is toegestaan een schotelantenne aan de woning aan te brengen. Het verbod van plaatsing van een schotelantenne aan de woning is voorts opgenomen in de door [geïntimeerden] ondertekende bijlage 2 bij de huurovereenkomst.
3.1.4
[geïntimeerden] heeft aan of op het balkon aan de voorzijde van de woning een schotelantenne geplaatst.
3.1.5
Bij brieven van 15 december 2009 en 29 december 2009 heeft Ymere [geïntimeerden] verzocht de schotelantenne te verwijderen. [geïntimeerden] heeft Ymere naar aanleiding daarvan gevraagd of een compromis mogelijk was. Bij brief van 5 januari 2010 heeft Ymere [geïntimeerden] gemotiveerd meegedeeld dat zij het schotelverbod handhaaft en heeft zij [geïntimeerden] opnieuw verzocht de schotelantenne te verwijderen.
3.1.6
[geïntimeerden] heeft geen gevolg gegeven aan de herhaalde verzoeken van Ymere de schotelantenne te verwijderen.
3.2
Bij tussenvonnis van 14 juni 2013 heeft de kantonrechter overwogen dat artikel 10 EVRM met zich brengt dat het belang van Ymere bij handhaving van het contractuele schotelverbod dient te worden afgewogen tegen het belang van [geïntimeerden] bij plaatsing van een schotelantenne met het oog op het vergaren van nieuws en inlichtingen. Er is een comparitie van partijen gelast.
3.3
Bij tussenvonnis van 1 november 2011 heeft de kantonrechter partijen gelast inlichten te verschaffen met het oog op een te gelasten deskundigenbericht teneinde inzicht te krijgen in de alternatieven voor de ontvangst van zenders in de Portugese taal. Daarbij dient als uitgangspunt te gelden – aldus de kantonrechter – dat de buitenlandse zenders via een gebruikelijk televisiescherm moeten kunnen worden ontvangen en dat de ontvangst via laptop of computer niet voldoende is. Voorts acht de kantonrechter de ontvangst van 7 à 8 zenders in een taal aanvaardbaar in het kader van de jurisprudentie van het EVRM. Bij tussenvonnis van 12 juni 2012 heeft de kantonrechten een deskundige benoemd en Ymere opgedragen de kosten van die deskundige voor te schieten.
3.4
Na de benoeming van de deskundige heeft Ymere op grond van haar bezwaar tegen de door de kantonrechter geformuleerde vragen en de hoogte van het door de deskundige gevraagde voorschot besloten af te zien van het deskundigenonderzoek. Bij eindvonnis van 27 november 2011 heeft de kantonrechter de vorderingen van Ymere afgewezen. Hij heeft daartoe overwogen dat de door Ymere te verrichten belangenafweging ertoe had moeten leiden dat Ymere de gevraagde toestemming had moeten verlenen. Tegenover het belang van [geïntimeerden] op een fraaie, ongestoorde ontvangst van Portugeestalige zenders staat immers slechts het belang van Ymere van het voorkomen van beschadigingen, het tegengaan van ontsieringen en het voorkomen van klachten van medehuurders. Enig gevaar voor schade aan derden dan wel beschadiging van het gehuurde is niet gebleken. Het belang om verschoond te blijven van klachten van derden acht de kantonrechter niet zodanig uit te gaan boven een ongestoorde ontvangst van Portugeestalige zenders door [geïntimeerden], dat de conclusie zou moeten zijn dat de schotel verwijderd moet worden.
3.5
Tegen het eindvonnis en de tussenvonnissen en de daaraan ten grondslag liggende motivering komt Ymere met drie grieven op. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.6
Ymere voert in de eerste plaats aan dat [geïntimeerden] op voorhand afstand heeft gedaan van zijn recht op vrije informatievergaring, omdat hij ruim voor ondertekening van het huurcontract het verbod op plaatsing van een schotelantenne aan de buitenzijde van het gebouw kende en niettemin de huurovereenkomst heeft getekend. Daarbij is van belang dat -anders dan de kantonrechter meent - [geïntimeerden] met de door hem opgebouwde woonduur wel degelijk geheel vrij is geweest in zijn keuze een woning met of zonder schotelantenne te betrekken: begin november 2006 was [geïntimeerden] eerste kandidaat voor een woning waar plaatsing van een schotelantenne toegestaan zou zijn geweest en eind november 2006 heeft [geïntimeerden] de reserveringsverklaring voor de onderhavige woning getekend. In dit verband is van belang, aldus Ymere, dat het recht van vrije nieuwsgaring geen absoluut recht is, maar kan worden beperkt ter bescherming van andere belangen.
3.7
Voorts meent Ymere dat de kantonrechter haar belang te beperkt heeft opgevat. Ymere heeft op grond van esthetische redenen een zwaarwegend belang bij handhaving van het contractuele verbod tot plaatsing van schotelantennes. Ymere wijst er daarbij op dat het nieuwbouwcomplex Chicago is gelegen aan de zuidelijke IJ-oever, onder architectuur is gebouwd en een beeldbepalend karakter heeft. In dergelijke nieuwbouwcomplexen zijn schotelantennes niet toegestaan, teneinde discussies over (de mate van) ontsiering van de gevel en klachten over overlast van derden te voorkomen. Bij andere, oudere gebouwen is het plaatsen van schotelantennes onder voorwaarden wel toegestaan.
3.8
Doordat Ymere een gedifferentieerd beleid voert met betrekking tot de plaatsing van schotelantennes, hebben huurders, aldus Ymere, ook een keuze; zij kunnen kiezen voor een woning waarbij plaatsing van een schotelantenne is toegestaan. Ook [geïntimeerden] heeft die keuze gehad. De wens een nieuwbouwwoning op een A-locatie te betrekken heeft voor [geïntimeerden] echter kennelijk zwaarder gewogen, dan het geldende schotelantenneverbod.
3.9
Ymere voert ten slotte aan dat [geïntimeerden] voldoende gelijkwaardige alternatieven heeft om met name via internet op andere wijze dan door gebruik van een schotelantenne kennis te nemen van door hem gewenste Portugeestalige zenders.
3.1
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerden] geen afstand heeft gedaan van zijn recht op vrije informatiegaring door middel van een schotelantenne. Die afstand dient immers (uitdrukkelijk of stilzwijgend) op ondubbelzinnige wijze te geschieden en uit de enkele omstandigheid dat [geïntimeerden] het huurcontract heeft ondertekend, wetende dat dit contract een verbod op het plaatsen van een schotelantenne bevatte, kan een ondubbelzinnige, op afstand gerichte, wilsverklaring niet worden afgeleid. Het hof is wel van oordeel dat de bewuste ondertekening van het huurcontract met een verbod tot plaatsing van een schotelantenne gecombineerd met de omstandigheid dat [geïntimeerden] gezien zijn opgebouwde woonduur de vrije keuze had tussen een woning met en een woning zonder schotelantenneverbod, gelijk Ymere heeft gesteld en [geïntimeerden] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft weersproken, van invloed kan zijn bij de belangenafweging, waarover hieronder meer.
3.11
Tussen partijen staat niet ter discussie dat bij beantwoording van de vraag of Ymere een beroep toekomt op het schotelverbod, dan wel of deze bepaling in de gegeven omstandigheden als een onredelijke beperking van artikel 10 EVRM moet worden aangemerkt, het belang van Ymere bij handhaving van het schotelverbod moet worden afgewogen tegen eventuele belangen van [geïntimeerden] bij de uitoefening van zijn recht op vrije informatievergaring. Tevens stelt het hof vast dat [geïntimeerden] niet bestrijdt dat het complex Chicago, waarin zijn woning is gelegen, onder architectuur is gebouwd en onderdeel is van een aantal wooncomplexen op een beeldbepalende locatie aan het de zuidelijke IJ-oevers, die alle een klassieke uitstraling hebben en dat de door hem geplaatste schotel aan de voorzijde van de woning zichtbaar is.
3.12
In de aldus te maken belangenafweging is het hof – anders dan de kantonrechter – van oordeel dat Ymere op grond van de door haar aangevoerde esthetische belangen een voldoende objectief, geconcretiseerd en zwaarwegend belang heeft. De door Ymere aangevoerde esthetische belangen gelden niet alleen voor gebouwen met een bijzondere architectuur of monumenten, maar ook voor onder architectuur vervaardigde gebouwen die onderdeel uitmaken van een beeldbepalende locatie, zoals de onderhavige.
3.13
Tegenover het zwaarwegende belang van Ymere staat het eveneens zwaarwegend belang van [geïntimeerden] bij vrije nieuwsgaring en met name bij de ontvangst van Portugeestalige zenders, teneinde voeling te houden met de Portugese taal en cultuur, mede met het oog op de opvoeding van zijn dochter. Hoe zwaar dit belang in het onderhavige geval in concreto weegt hangt echter mede af van de vraag of [geïntimeerden] voldoende gelijkwaardige alternatieven heeft Portugeestalige zenders anders dan via een schotelantenne te ontvangen.
3.14
Partijen verschillen fundamenteel van mening over de vraag of en zo ja, welke alternatieven voor [geïntimeerden] bestaan. Ymere voert aan dat via internet voldoende gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn. Ymere heeft daartoe een aantal websites opgegeven. [geïntimeerden] bestrijdt dat internet een gelijkwaardig alternatief biedt. [geïntimeerden] kan door hem gewenste zenders niet via internet ontvangen en de opgegeven internet sites werken niet, aldus [geïntimeerden]. Alleen oude programma’s, die telkens worden herhaald, kunnen worden bekeken.
3.15
Het hof heeft daarom behoefte aan nadere inlichtingen over de vraag of er een gelijkwaardig alternatief beschikbaar is voor [geïntimeerden]. Het hof gelast een descente naar, tevens comparitie in de woning van [geïntimeerden], opdat beide partijen aan de hand van een proefopstelling het hof nader kunnen inlichten omtrent de mogelijkheden voor ontvangst van Portugeestalige zenders via internet.

4.Beslissing

beveelt met het oog op het hiervoor overwogene een descente alsmede een comparitie van partijen, te houden door respectievelijk voor onderstaande kamer van het hof op een nader te bepalen tijdstip in de woning van [geïntimeerden];
bepaalt dat partijen in persoon respectievelijk, voor zover partijen rechtspersoon zijn, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten, daarbij aanwezig zullen zijn;
verwijst de zaak naar de rol van 3 december 2013 voor opgave door beide partijen van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van januari tot en met maart 2014;
bepaalt de termijn waarbinnen het op te maken proces‑verbaal ter griffie moet zijn neergelegd op drie weken na de descente/comparitie;
verzoekt partijen, voor het geval zij zich ter zitting willen bedienen van (nog niet in de procedure overgelegde) bewijsstukken, deze uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum toe te zenden aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs R.H. de Bock, J.C.W. Rang en M.J. Schaepman-de Bruijne en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013