Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1],
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een huurovereenkomst voor woonruimte waarbij de verhuurder, [appellant], aanspraak maakt op achterstallige huurindexering van de huurprijs door de [geïntimeerden]. De zaak is in hoger beroep gekomen na eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De kern van het geschil betreft de vraag of de verhuurder gebonden is aan uitspraken van zijn toenmalige mede-eigenaar, die had aangegeven geen aanspraak te willen maken op de indexering. Het hof oordeelt dat de verhuurder niet gebonden is aan deze uitspraken, omdat uit getuigenverklaringen blijkt dat de huurders op de hoogte waren van de tegenstrijdige standpunten van de verhuurder. De mede-eigenaar had bovendien niet de bevoegdheid om zelfstandig afstand te doen van de indexeringen. Na het beëindigen van het mede-eigendom kon de verhuurder met succes aanspraak maken op de achterstallige indexering over de periode waarin hij alleen eigenaar was. Het hof vernietigt de eerdere vonnissen van de kantonrechter en veroordeelt de [geïntimeerden] tot betaling van een bedrag van € 11.973,25, vermeerderd met wettelijke rente.