ECLI:NL:GHAMS:2013:3813

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
200.127.175/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van de vrouw met kinderen en vaststelling hoofdverblijfplaats

In deze zaak gaat het om een verzoek van de vrouw om met haar kinderen te verhuizen naar [plaatsnaam], waar zij een nieuwe baan heeft en een huurwoning kan betrekken. De man, de vader van de kinderen, verzet zich tegen deze verhuizing en verzoekt de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. Het hof heeft in zijn beoordeling de belangen van de kinderen en de ouders afgewogen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de verhuizing toe te staan, omdat dit in het belang van de kinderen zou zijn. De vrouw heeft voldoende aangetoond dat zij financieel in staat is om te verhuizen en dat de kinderen zich in de nieuwe omgeving kunnen aanpassen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw de hoofdverzorger van de kinderen is en dat de man een actieve rol speelt in hun leven, maar dat de verhuizing naar [plaatsnaam] noodzakelijk is voor de vrouw om haar werk en financiële situatie te verbeteren. Het hof heeft de zorgen van de man over de vermindering van contact met de kinderen meegewogen, maar oordeelt dat de voordelen van de verhuizing voor de vrouw en de kinderen zwaarder wegen. De vrouw heeft ook voorstellen gedaan om het contact tussen de man en de kinderen te waarborgen. Uiteindelijk heeft het hof besloten de vrouw toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaatsnaam] te verhuizen, en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te laten. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 5 november 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 5 november 2013
Zaaknummer: 200.127.175/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/13/534803/FA RK 13-575 (DB KO)
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. R.K. Uppal te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Nurdoğan-Ferwerda te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen in de tussenbeschikking van 24 juni 2013 is weergegeven.
1.3.
Op 23 september 2013 is bij dit hof binnengekomen een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Amsterdam, locatie Amsterdam (hierna: de Raad) gedateerd 20 september 2013.
1.4.
De man heeft op 9 oktober 2013 een vermeerdering van verzoek ingediend alsmede nadere stukken.
1.5.
De vrouw heeft op 11 oktober 2013 nadere stukken ingediend.
1.6.
De vrouw heeft op 17 oktober 2013 een verweerschrift tegen het vermeerderde verzoek van de man ingediend.
1.7.
De behandeling van de zaak is op 21 oktober 2013 ter terechtzitting voortgezet, alwaar zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- mevrouw W.A. van Geels, vertegenwoordiger van de Raad.

2.Nadere beoordeling van het hoger beroep

2.1.
In het hierboven genoemde rapport heeft de Raad – kort gezegd – geadviseerd het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van [kind 1] en [kind 2] (hierna: de kinderen) bij hem te bepalen af te wijzen en de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaatsnaam] te verhuizen. De Raad constateert dat de vrouw het belangrijk vindt dat de kinderen en de man het contact houden zoals ze dat gewend zijn. Daarbij heeft zij laten merken dat zij bereid is de man op diverse manieren tegemoet te komen opdat de huidige omgangsregeling zo min mogelijk wordt verstoord, aldus de Raad. De Raad vindt een eventuele beslissing om nu alsnog niet naar [plaatsnaam] te verhuizen schadelijk voor de kinderen, aangezien zij hier lang tevoren en degelijk op zijn voorbereid sinds het moment dat de vrouw voor de tweede keer toestemming kreeg van de rechter; alsnog hun leven oppakken in [woonplaats] waar ze al afscheid hebben genomen van klasgenootjes zou veel verwarring opleveren voor de kinderen. De Raad heeft de indruk dat de vrouw versterkt zal worden in haar functioneren door de verhuizing naar [plaatsnaam] en ziet hierin ook een positief effect op de kinderen, aldus de Raad in voornoemd rapport.
2.2.
Het hof ziet aanleiding het vermeerderde verzoek van de man te bespreken alvorens in te gaan op het inleidend verzoek van de vrouw haar toestemming te verlenen met de kinderen naar [plaatsnaam] te verhuizen en het voorwaardelijk verzoek van de man, in geval van het verlenen van toestemming, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen.
Verzoek tot aanvullend raadsonderzoek
2.3.
De man heeft naar aanleiding van voornoemd raadsrapport zijn verzoek in hoger beroep vermeerderd in die zin dat hij thans subsidiair verzoekt de behandeling van de zaak voor de duur van drie maanden aan te houden en de Raad te verzoeken om aanvullend te onderzoeken en advies uit te brengen omtrent het – door de school geuite – verband tussen de situatie bij de vrouw en gedragsproblemen / schoolprestaties van de kinderen, welke invloed een verhuizing hier naar verwachting op zal hebben, en hoe de rol van de man hierin dient te worden getaxeerd. Ook dient de Raad in dit licht te worden verzocht een standpunt in te nemen over het halen en brengen van de kinderen van [plaatsnaam] naar [woonplaats] en terug door de vrouw, gezien de praktische onmogelijkheid van de man om dit te doen. Ter onderbouwing van de vermeerdering van zijn verzoek heeft de man - kort samengevat - aangevoerd dat de Raad zeer summier en onzorgvuldig onderzoek heeft verricht. Ondanks zijn uitdrukkelijk verzoek heeft de Raad slechts informatie ingewonnen bij één docent van de school, de heer Veldhuis. Belangrijke andere informanten op de school zijn niet benaderd. Er is door de Raad ten onrechte geen nader onderzoek verricht naar de door de heer Veldhuis in een brief van 27 augustus 2013 geuite zorgen omtrent alcoholgebruik door de vrouw en het feit dat de kinderen gedurende het vorig schooljaar veel vaker ziek of te laat waren op dagen dat zij bij de vrouw waren, aldus de man.
2.4.
De vrouw stelt dat zij voor het eerst in juni 2013 tijdens een tienminutengesprek op school op de hoogte is gesteld van de zorgen over vermeend alcoholgebruik en daar erg van is geschrokken. Zij is vervolgens op eigen initiatief met school het gesprek aangegaan. De brief van de heer Veldhuis is door de Raad ontvangen en ook met de vrouw besproken, waarbij zij aan de Raad heeft uitgelegd dat zij een paar keer voorafgaand aan een gesprek op school alcoholische drank had genuttigd met vrienden dan wel op een werkborrel. Zij realiseert zich dat dat niet verstandig was en neemt dan ook haar verantwoordelijkheid. De Raad heeft vervolgens geconcludeerd dat er geen zorgen zijn omtrent haar alcoholgebruik. Het zou goed zijn als de man dat accepteerde, aldus de vrouw.
2.5.
De Raad heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd verklaard in het aanvullend verzoek van de man en de daarbij behorende producties geen aanleiding te zien tot het doen van nader onderzoek. De Raad heeft in zijn rapport geen zorgen geuit omtrent alcoholgebruik door de vrouw, zoals de man er in leest, doch daarin slechts een algemeen advies gegeven omtrent het gebruik van genotsmiddelen. De Raad is van mening dat de zorgen met de vrouw adequaat zijn besproken en dat de school, indien er sprake zou zijn geweest van ernstige zorg, een zorgmelding zou hebben gedaan bij Bureau Jeugdzorg, hetgeen niet is gebeurd. De Raad constateert dat er geen zorgen bestaan omtrent de opvoedingsmogelijkheden van beide ouders.
2.6.
Het hof overweegt dat uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen dat de door de school bij monde van de heer Veldhuis geuite zorgen over een vermeend alcoholprobleem bij de vrouw niet hebben geleid tot een zorgmelding bij Bureau Jeugdzorg en niet worden ondersteund door andere bronnen. De Raad heeft de door de heer Veldhuis geuite zorgen besproken met de vrouw en contact opgenomen met mevrouw Hilberink, intern begeleider op school, die de door de vrouw uiteengezette weergave van hun gesprek onderschreef met dien verstande dat de redenen van de alcohollucht niet besproken zijn. Het hof overweegt voorts ten aanzien van [kind 1] dat vanuit school zorgen waren geuit over zijn functioneren. Uit het recente, aan beide ouders gerichte e-mailbericht van 1 oktober 2013 van mevrouw Schenkels, coördinator en leerkracht Opmaat, volgt echter - kort samengevat - dat [kind 1] flink is gegroeid, weer een stuk rustiger is geworden en goed meedraait in de klas zodat zijn deelname aan de Opmaat (naar het hof begrijpt: een groep binnen de school voor kinderen met een specifieke onderwijszorgvraag) kan worden beëindigd. Het hof deelt dan ook niet de visie van de man dat er op dit moment grote zorgen bestaan over (het gedrag van) [kind 1]. Ook ten aanzien van [kind 2] geven de stukken geen blijk van actuele zorgen. Gelet op al het voorgaande ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud en conclusies van het raadsrapport. Evenmin bestaat aanleiding tot het instellen van nader (raads)onderzoek. Het subsidiaire (aanvullend) verzoek van de man zal derhalve worden afgewezen.
Verzoek tot vervangende toestemming
2.7.
De man stelt – kort gezegd – dat de door de vrouw gewenste verhuizing niet in het belang van de kinderen is. Hij is de stabiele factor in hun leven, is zeer actief betrokken bij hun dagelijkse bezigheden en woont vlakbij hun school. Door de verhuizing zou hun contact met hem aanzienlijk minder worden, temeer daar hij een eigen bedrijf heeft en niet over een auto beschikt. Daarnaast is er voor de vrouw geen financiële noodzaak te verhuizen naar [plaatsnaam]. Zij beschikt over aanzienlijk spaargeld, heeft niet aangetoond in [plaatsnaam] over een vaste dienstbetrekking te beschikken en kan ook in [woonplaats], zij het in een mindere buurt, een huurwoning voor circa € 800,- per maand met de kinderen betrekken. Indien de vrouw ervoor kiest om (parttime) in [plaatsnaam] of omstreken te werken, dan wel daar naartoe zal verhuizen, verzoekt de man de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen.
2.8.
De vrouw stelt - kort gezegd - dat zij al jarenlang de hoofdverzorgster van de kinderen is en dat het haar in [woonplaats] niet is gelukt om (voldoende) werk te vinden, waardoor zij noodgedwongen haar woning heeft moeten verkopen. Zij logeert met de kinderen in afwachting van de uitspraak in de onderhavige zaak thans bij buren en vrienden in [woonplaats] en gedurende de herfstvakantie bij de ouders van de vrouw in [plaatsnaam]. Zij kunnen met ingang van 1 november 2013 een huurwoning in [plaatsnaam] betrekken, alwaar de vrouw vanaf 28 oktober 2013 gedurende twee vaste dagen en een flexdag per week aan de slag gaat als docent / trainer bij de Noordelijke Hogeschool [plaatsnaam]. Deze werkgever heeft haar toegezegd dat zij met ingang van februari 2014 gedurende drie vaste dagen per week colleges kan geven. De kinderen zijn nog niet ingeschreven op een school in [plaatsnaam] omdat daarvoor de toestemming van beide ouders nodig is. Zij zijn echter wel reeds bekend bij en met (leerlingen van) de beoogde school in [plaatsnaam] en ook door deze school getest. Zij zouden daar op zeer korte termijn onderwijs kunnen volgen. De kinderen willen graag verhuizen naar [plaatsnaam], dat een voor hen bekende omgeving is omdat daar vrienden en familie van zowel moederszijde als vaderszijde wonen, aldus de vrouw.
2.9.
De Raad heeft ter zitting het in het raadsrapport vervatte advies ten aanzien van de verhuizing en hoofdverblijfplaats van de kinderen gehandhaafd.
2.10.
Het hof overweegt als volgt. Nu het hier gaat om een geschil betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag, dient het hof een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Daarbij worden alle omstandigheden van het geval in acht genomen en alle belangen afgewogen, waarbij het belang van de kinderen een eerste overweging is. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de vrouw de hoofdverzorger van de kinderen is, doch dat de man een ruime omgangsregeling met de kinderen heeft en zeer betrokken is en een actieve rol speelt in hun dagelijkse leven. Een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaatsnaam] betekent - gezien de reisafstand - een onvermijdelijke vermindering in contact tussen de man en kinderen en van diens dagelijkse betrokkenheid bij de kinderen.
Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw echter voldoende aannemelijk gemaakt dat er voor haar een (financiële) noodzaak bestaat te verhuizen naar [plaatsnaam]. Het is haar in de afgelopen jaren niet gelukt om in [woonplaats] en omstreken voldoende inkomen te verwerven. Zij heeft daarom haar woning moeten verkopen. Het hof is voorts van oordeel dat de vrouw de verhuizing goed heeft voorbereid. Daartoe wordt overwogen dat, anders dan de man stelt, de vrouw naar het oordeel van het hof voldoende heeft onderbouwd dat zij thans beschikt over een aanstelling in [plaatsnaam] en dat zij in [plaatsnaam] op zeer korte termijn een voor haar betaalbare huurwoning kan betrekken met de kinderen. Van belang is voorts dat, zoals de man ook erkent, qua prijs vergelijkbare huurwoningen in [woonplaats] overwegend niet in de huidige buurt van de kinderen zijn gelegen, hetgeen zou betekenen dat de kinderen waarschijnlijk naar een voor hen onbekende omgeving gaan en daardoor waarschijnlijk ook in dat geval een andere school zouden moeten bezoeken dan hun huidige. [plaatsnaam] is een voor de vrouw en de kinderen vertrouwde omgeving, waar familie van zowel de man als van de vrouw alsook vrienden van de vrouw wonen en de kinderen regelmatig hun vakanties doorbrengen.
De vrouw heeft een school in [plaatsnaam] aangezocht die inmiddels bekend is met en bij de kinderen en hen getest heeft. Zij zouden daar direct na aanmelding, terecht kunnen. Ook ten aanzien van de benodigde hulpverlening voor [kind 1] heeft de vrouw voorbereidende maatregelen genomen. Partijen hebben [kind 1] in verband met problemen op school in het verleden aangemeld bij the Busy People in Amsterdam, alwaar [kind 1] gediagnosticeerd is met ADHD. Blijkens een e-mail van mevrouw Lesmeister van the Busy People aan de raadsonderzoeker (productie 7 bij de reactie van de man op het raadsrapport) – is ADHD niet specifiek een contra-indicatie voor een verhuizing. Blijkens onbetwiste mededeling van de vrouw ter zitting heeft the Busy People partijen in een recent gesprek aangegeven dat [kind 1] kan doorstromen naar de door de vrouw aangezochte praktijk Buitenpost.
Het hof overweegt voorts dat de kinderen gezien hun leeftijd goed in staat moeten worden geacht in korte tijd een nieuw sociaal netwerk op te bouwen en dat zij aan de Raad te kennen hebben gegeven graag naar [plaatsnaam] te willen verhuizen.
Alles overziend ziet het hof de hiervoor reeds aangehaalde beperking van de omgangsregeling tussen de man en de kinderen en actieve rol van de man in het leven van de kinderen als enige significante contra-indicatie voor verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaatsnaam]. Het vanzelfsprekende belang van de man en de kinderen bij contact weegt echter, alles afwegend, naar het oordeel van het hof minder zwaar dan het belang van de vrouw en de kinderen bij verhuizing naar [plaatsnaam] zoals hiervoor is uiteengezet. Daartoe wordt nog overwogen dat de vrouw erkent dat het contact tussen de man en kinderen belangrijk is en dat zij - naar het oordeel van het hof reële - voorstellen aan de man heeft gedaan om hem hierin tegemoet te komen. Zo is zij bereid bij te dragen in de extra kosten van een nieuwe omgangsregeling en de kinderen te halen en te brengen in het weekend en hen gedurende vakanties langer bij de man te laten verblijven. Het hof gaat ervan uit dat de vrouw deze toezeggingen gestand zal doen. De man heeft nog, als alternatief voor een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaatsnaam], voorgesteld dat de kinderen, op de dagen dat de vrouw voor haar part time baan in [plaatsnaam] zal verblijven, bij hem zullen verblijven. Hoewel hij dit voorstel niet als formeel verzoek bij het hof heeft ingediend, overweegt het hof dat een dergelijke regeling teveel onrust voor de kinderen teweeg zal brengen en bovendien feitelijk aan de positie van de vrouw als hoofdverzorger een eind zal maken, hetgeen het hof niet in het belang van de kinderen acht.
Op grond van al hetgeen hiervoor is weergegeven en overwogen, is het hof van oordeel dat de vrouw vervangende toestemming dient te worden verleend met de kinderen naar [plaatsnaam] te verhuizen. Het hof adviseert partijen dringend om in het belang van de kinderen te werken aan verbetering van hun onderlinge communicatie en om een nieuwe omgangsregeling en verdeling van de daarbij behorende kosten nader uit te werken met behulp van de mediator waar zij reeds gesprekken mee hebben gevoerd.
hoofdverblijfplaats
2.11.
In de beslissing de vrouw toestemming te verlenen met de kinderen naar [plaatsnaam] te verhuizen ligt besloten dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal blijven. Het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen wordt dan ook afgewezen.
2.12.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. A.V.T. de Bie en mr. M.J.J. de Bontridder in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Harten als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013.