2.1.Het in de strafzaak opgemaakte proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken op 10 september 2013, houdt voor zover van belang het volgende in.
De voorzitter doet de zaak tegen de hierna te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, gedagvaard als
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. B.M. Beg, advocaat te
Amsterdam.
De voorzitter vraagt de raadsman of deze, nu de verdachte niet is verschenen, uitdrukkelijk is
gemachtigd de verdachte te verdedigen. De raadsman antwoordt hierop dat hij alvorens deze
vraag te beantwoorden wil weten of en hoe zijn cliënt is opgeroepen.
De voorzitter constateert, nadat hij van de advocaat-generaal de akte van uitreiking van de
dagvaarding van verdachte in hoger beroep heeft ontvangen, dat de verdachte op de bij de wet
voorgeschreven wijze is opgeroepen en vraagt nogmaals aan de raadsman of hij gemachtigd is
namens zijn cliënt het woord te voeren.
De raadsman van de verdachte deelt daarop mede, zakelijk weergegeven:
Voordat ik mij uitlaat over de vraag of ik al dan niet gemachtigd ben om de verdachte als advocaat te verdedigen, wil ik eerst aan de orde stellen of de dagvaarding rechtsgeldig is betekend. Ik heb op 2 augustus jl. een brief geschreven aan zowel het Openbaar Ministerie als de strafgriffie, waarop ik helaas geen antwoord heb mogen ontvangen.
Ik hoop dat het hof deze brief heeft ontvangen en dat deze zich in het dossier bevindt.
Ik vraag in die brief om een afschrift van de akte van uitreiking van de dagvaarding.
De voorzitter deelt daarop mede dat de dagvaarding om in hoger beroep te verschijnen op 26
juni 2013 is uitgereikt aan [betrokkene], die zich op dat moment op het adres bevond waarop de
verdachte in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven en die zich bereid verklaarde
de brief in ontvangst te nemen en onverwijld aan de geadresseerde te doen toekomen.
De raadsman reageert hierop aldus:
Waarom heb ik geen afschrift van die akte van uitreiking ontvangen? Ik wil eerst een
fotokopie van die akte kunnen maken.
De voorzitter deelt daarop mede dat dit verzoek wordt afgewezen. De raadsman mag aan de
orde stellen dat hij geen afschrift van de akte van uitreiking heeft ontvangen van het Openbaar
Ministerie, maar dit houdt volgens de voorzitter geen verband met de inhoudelijke behandeling
van de strafzaak en de in dat kader te beantwoorden vragen.
De raadsman voert aan, zakelijk weergegeven:
Wat mij betreft houdt dit wel verband met de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Het is de vraag of deze überhaupt kan plaatsvinden, nu een deel van de dagvaarding niet
aan de raadsman is verstrekt.
Ik wil dat U mij een fotokopie van die akte van uitreiking verstrekt. Nu!
De raadsman treedt in discussie met de advocaat-generaal over het standpunt dat hem
dienaangaande door de hoofd advocaat-generaal is bericht.
De voorzitter onderbreekt deze discussie en wijst naar de raadsman als geadresseerde van de
vraag, waarop het hof een antwoord verwacht. Hij verzoekt andermaal aan de raadsman hem nu
antwoord te geven op de vraag of hij gemachtigd is of niet. De voorzitter deelt voorts mede dat
de raadsman hem niet op deze manier dient aan te spreken en zeker niet aan hem opdrachten
dient te verstrekken. De raadsman ziet in dat geval de verhoudingen verkeerd, aldus de
voorzitter.
De raadsman voert aan, zakelijk weergegeven:
Ik vraag niet aan u, voorzitter, een fotokopie van die akte van uitreiking te maken.
Ik vraag of ik daarvan een fotokopie mag maken.
En wilt u niet naar mij wijzen, voorzitter! Het is buitengewoon onbeleefd wat u doet!
De oudste raadsheer deelt daarop mede dat het onderzoek ter terechtzitting voor korte duur zal
worden onderbroken.
Na de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting deelt de voorzitter mede dat het hof
beschikt over voornoemde brief van de raadsman van 2 augustus 2013. Deze brief is bij de
stukken van het dossier gevoegd.
De voorzitter heeft de desbetreffende akte aan de griffier gegeven met het verzoek de bode
daarvan een kopie te doen maken.
Vervolgens wordt er een kopie van de akte van uitreiking van de dagvaarding aan de raadsman
verstrekt en vraagt de voorzitter wederom aan de raadsman of deze gemachtigd is om de
verdachte als advocaat te verdedigen.
De raadsman deelt daarop mede, zakelijk weergegeven:
Ik verzoek u, voorzitter, dat u excuses maakt voor uw getoonde gedrag van zojuist, Zo
niet, dan kan ik niet met u verder. Ik vind het beschamend hoe u mij zo-even heeft
aangesproken en daarbij naar mij wees. U reageerde op een wijze die tussen gelijkwaardige personen volstrekt uit den boze is. Ik heb niet, zoals u stelt, aan u
gevraagd om een fotokopie te maken.
Zolang u, voorzitter, geen excuses maakt, weiger ik te verklaren of ik al dan niet
gemachtigd ben om de verdachte als advocaat te verdedigen.
De voorzitter zegt het standpunt van de raadsman te respecteren, weigert excuses te maken,
verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en verzoekt de advocaat-generaal om de
zaak voor te dragen.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsman deelt mede dat hij de wraking van de voorzitter verzoekt. Hij voert daartoe het volgende aan, zakelijk weergegeven:
Ik wijs niet naar u, voorzitter, en u wijst niet naar mij. Als ik verzoek om een fotokopie
te maken en u reageert op een wijze zoals hiervoor is weergegeven dan pik ik dat niet
van u. Als u -wijzend naar de voorzitter - excuses had aangeboden, was voor mij de kous af.