ECLI:NL:GHAMS:2013:3398

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
21 oktober 2013
Zaaknummer
200.123.074/01 SKG en 200.123.204/01 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over aanbesteding en kostendekkendheid van inschrijvingen door gemeenten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gemeenten Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren tegen de beslissing van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De Gemeenten hebben een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de levering van WMO-hulpmiddelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeenten de kostendekkendheid van de bieding door Welzorg Nederland B.V. door een deskundige moesten laten onderzoeken. Dit oordeel is door de Gemeenten bestreden, omdat zij van mening zijn dat dit in strijd is met het transparantie- en gelijkheidsbeginsel van het aanbestedingsrecht. Het hof oordeelt dat de eis van kostendekkende prijzen een ongeldig gunningscriterium is, omdat de Gemeenten niet in staat zijn om de door inschrijvers verstrekte inlichtingen te verifiëren. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter voor zover het betreft de inschakeling van een deskundige, maar bekrachtigt het vonnis voor het overige. De Gemeenten en Meyra worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het arrest is gewezen op 9 juli 2013.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummers: 200.123.074/01 SKG en 200.123.204/01 SKG
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/532774 / KG ZA 12-1770 Pee/CGvB
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 juli 2013
in de zaak met nummer 200.123.074/01 van
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BLARICUM,
zetelend te Blaricum,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BUSSUM,
zetelend te Bussum,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HILVERSUM,
zetelend te Hilversum,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HUIZEN,
zetelend te Huizen,
5. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LAREN,
zetelend te Laren,
6. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MUIDEN,
zetelend te Muiden,
7. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NAARDEN,
zetelend te Naarden,
8. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WEESP,
zetelend te Weesp,
9. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WIJDEMEREN,
zetelend te Loosdrecht,
APPELLANTEN,
gedaagden,
advocaat
mr. E. Steygerte ’s-Hertogenbosch,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WELZORG NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Almere,
GEINTIMEERDE,
advocaat
mr. T.R.M. van Helmondte Amsterdam.
en in de zaak met nummer 200.123.204/01 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEYRA RETAIL & SERVICES B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
APPELLANTE,
advocaat
mr. Th. Dankertte Leeuwarden,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WELZORG NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Almere,
GEINTIMEERDE,
advocaat
mr. T.R.M. van Helmondte Amsterdam.
Partijen worden hierna de Gemeenten, Meyra en Welzorg genoemd.

1.De gedingen in hoger beroep

De Gemeenten en Meyra zijn ieder bij afzonderlijke dagvaarding van respectievelijk 26 en 27 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2013, hersteld bij vonnis van 25 maart 2013, in kort geding gewezen tussen Welzorg als eiseres en de Gemeenten als gedaagden en Meyra als tussenkomende partij. De dagvaardingen bevatten de grieven van de Gemeenten respectievelijk van Meyra.
De Gemeenten en Meyra hebben overeenkomstig hun respectieve appeldagvaardingen van grieven gediend. Welzorg heeft een memorie van antwoord ingediend.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 11 juni 2013 doen bepleiten, de Gemeenten door mr. Steyger voornoemd, Meyra door mr. Dankert voornoemd en Welzorg door mr. Van Helmond voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De Gemeenten hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Welzorg zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Meyra heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Welzorg zal afwijzen, en de vorderingen ingesteld strekkende tot definitieve gunning aan Meyra zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met rente.
Welzorg heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten, met nakosten.

2.Feiten in beide zaken

2.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of onvoldoende zijn betwist, komen de feiten neer op het volgende.
2.2
De Gemeenten hebben een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de levering van WMO Hulpmiddelen met de bijbehorende dienstverlening. Het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (hierna: Bao) is van toepassing verklaard. Doel van de aanbesteding is het sluiten van een overeenkomst met één opdrachtnemer die per 1 februari 2013 kan leveren. Als gunningscriterium is voor de economisch meest voordelige inschrijving gekozen.
2.3.
Het door de Gemeenten ten behoeve van deze aanbestedingsprocedure opgestelde aanbestedingsdocument luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
4. Programma van eisen
(…)
Inschrijver wordt verzocht ten aanzien van de onderstaande eisen (knock-out criteria) te verklaren dat de inschrijver aan alle gestelde eisen in hoofdstuk 4 van dit Aanbestedingsdocument voldoet. Inschrijver dient hiervoor bijlage G van het ‘invulsjabloon bijlagen’ te gebruiken.
(…)
4.30 Prijsstelling
(…)
4.
De grijze velden in bijlage I van het ‘invulsjabloon bijlagen’ zijn niet van toepassing en kunnen niet door Inschrijver worden ingevuld. Het is niet toegestaan eigenschappen van cellen te veranderen. Het aanbrengen van wijzigingen in het prijzenformulier leidt in principe tot uitsluiting van verdere deelname aan de aanbesteding. Het prijzenformulier dient volledig te worden ingevuld. Alle op te geven prijzen en kortingspercentages zijn realistisch en marktconform. Realistisch en marktconform houdt in dat Inschrijver eerlijke, kostendekkende en in de markt gebruikelijke prijzen en kortingspercentages opgeeft, die de basis vormen voor een uitvoerbare Overeenkomst gedurende de gehele looptijd van de Overeenkomst (inclusief eventuele opties tot verlenging). Negatieve prijzen en kortingspercentages en/of prijzen van € 0,- en kortingspercentages van 0% zijn tevens niet toegestaan.
(…)
6
Beoordeling
De Opdracht zal gegund worden aan de voor de Opdrachtgever economisch meest voordelige inschrijving. De inhoudelijke beoordeling van de wensen gebeurt door een multidisciplinair team, waarin de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn.
(…)
De gunningscriteria bestaan uit eisen / knock-out criteria (hoofdstuk 4) en wensen (hoofdstuk 5). Wanneer niet aan één of meer eisen uit hoofdstuk 4 wordt voldaan, dan valt de betreffende inschrijving af en wordt deze niet verder beoordeeld.
(…)
6.3
Prijsstelling
Hieronder is een overzicht opgenomen van de (sub)gunningscriteria binnen de prijsstelling met de daarbij behorende maximaal te behalen gewogen score.
(Sub)gunningscriteria prijsstelling
Maximaal te behalen gewogen score
(…)
4
Totaal maandprijs preventief én correctief onderhoud kernassortiment
20 %
(…)
10
Gemiddeld kortingspercentage kernassortiment categorie 14, 15a/b/c
10 %
TOTAAL
100%
2.4.
Potentiële inschrijvers hebben de gelegenheid gekregen om vragen over het aanbestedingsdocument aan de Gemeenten te stellen. Via een Nota van Inlichtingen hebben de Gemeenten daarop geantwoord. In deze Nota van Inlichtingen zijn, voor zover hier van belang, de navolgende passages opgenomen:
(…)
Vraag nr.
Verwijzing naar Aanbestedingsdocument
Vraag
58.
Algemeen prijsformulier
Door het aangeven van minimumbedragen in de leveringen en herverstrekkingen geeft u aan een ondergrens in de aanbesteding in te willen bouwen. Echter door dit niet te vragen voor het all-in onderhoud en minimum kortingspercentages voor de overige prijselementen te vragen is het mogelijk om op deze aanbesteding strategisch in te schrijven. Mede omdat voor het herverstrekkingstarief niet geheel duidelijk is of dit een all-in prijs betreft waar alle eventuele aanpassingen in afgekocht zijn. Wilt u overwegen om uw prijssystematiek aan te passen zodat over het totaal aan prijselementen een ondergrens voor prijs in de aanbesteding aangebracht wordt?
Antwoord
Dit wordt niet aangepast.
Het herverstrekkingstarief is excl. nieuwe standaard of individuele aanpassingen. Zie ook antwoord op vraag 8.”
2.4.
Welzorg, Meyra, Jeremiasse/Jens en Harting Bank hebben tijdig een inschrijving ingediend.
2.5.
Bij brief van 7 december 2012 hebben de Gemeenten aan Welzorg bericht dat zij voornemens zijn de opdracht aan Meyra te gunnen. In de brief is vermeld dat Meyra 88 punten (24 punten op het onderdeel kwaliteit en 64 punten op het onderdeel prijs) heeft behaald en Welzorg 75 punten (21 punten op het onderdeel kwaliteit en 54 punten op het onderdeel prijs).
2.6
Harting Bank is uitgesloten van deelname.
2.7.
Welzorg heeft de Gemeenten verzocht om de behaalde puntenscores per subgunningscriterium kenbaar te maken. Op 17 december 2012 hebben de Gemeenten een Excel bestand aan Welzorg doen toekomen waarin de behaalde puntenscores zijn opgenomen.

3.Beoordeling van beide zaken

3.1
In dit geding heeft Welzorg verschillende vorderingen ingesteld die ertoe strekken dat niet (definitief) aan Meyra wordt gegund, dan wel dat de geldige inschrijvingen worden herbeoordeeld en een nieuwe gunningsbeslissing wordt genomen. Volgens Welzorg heeft Meyra op het subgunningscriterium “totaal maandprijs preventief en correctief onderhoud kernassortiment” en “gemiddeld kortingspercentage kernassortiment categorie 14, 15 a/b/c” niet realistisch en/of marktconform ingeschreven. De voorzieningenrechter heeft daarop - samengevat - geoordeeld dat de Gemeenten nog niet tot definitieve gunning aan Meyra kunnen overgaan, maar dat zij eerst dienen te onderzoeken of Meyra op beide subgunningscriteria kostendekkend heeft ingeschreven. Omdat de Gemeenten zelf hebben verklaard niet over de daartoe benodigde kennis te beschikken, dienen de gemeenten, aldus de voorzieningenrechter, een externe deskundige in te schakelen. Afhankelijk van de uitkomst van diens onderzoek is het de Gemeenten niet meer verboden aan Meyra te gunnen, dan wel moeten zij hun gunningsbeslissing intrekken en de inschrijving van Meyra alsnog terzijde leggen. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen de Gemeenten en Meyra met hun grieven op.
3.2
De Gemeenten en Meyra hebben met hun grieven (de Gemeenten met grief 3, Meyra met grief 1) onder meer betoogd dat de voorziening, die ertoe strekt dat de Gemeenten een externe deskundige de kostendekkendheid van door Meyra aangeboden prijzen laat beoordelen, de principes van het aanbestedingsrecht en in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel schendt. Bij de beoordeling van deze grieven stelt het hof voorop dat volgens vaste rechtspraak (HvJEG 29 april 2004, zaak C-496/99 (Succhi di Frutta) en HR 4 november 2005, NJ 2006, 204) het aanbestedingsrecht twee centrale beginselen kent: het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers en het daarvan afgeleide transparantiebeginsel. Het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers beoogt de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan de aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht deelnemende ondernemingen te bevorderen en vereist dat alle inschrijvers bij het opstellen van het in hun offerte gedane voorstel dezelfde kansen krijgen: voor alle mededingers moeten dezelfde voorwaarden gelden. Het transparantiebeginsel strekt, in samenhang daarmee, ertoe te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen en impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat enerzijds alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde wijze kunnen interpreteren, en anderzijds de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Dat brengt mee dat niet alleen vereist is dat alle aanbieders gelijk worden behandeld, maar ook dat zij in gelijke mate, mede met het oog op een goede controle achteraf, een duidelijk inzicht moeten hebben in de voorwaarden waaronder de aanbesteding plaatsvindt, zoals de selectiecriteria. De verplichting tot transparantie impliceert eveneens dat de aanbestedende dienst de gunningscriteria gedurende de gehele procedure op dezelfde wijze moet uitleggen (HvJEG 18 oktober 2001, zaak C-19/00, SIAC).
3.3
Tegen deze achtergrond zijn de hierboven genoemde grieven terecht voorgesteld. De (bestreden) voorziening leidt er immers toe, dat de inschrijving van Meyra wel, maar die van de andere partijen niet door een deskundige derde op kostendekkendheid wordt beoordeeld, en bovendien dat dat (mogelijk) gebeurt aan de hand van gegevens om overlegging waarvan in het aanbestedingsdocument niet is gevraagd. Aldus zou de inschrijving van Meyra op een andere, strengere, wijze getoetst worden dan die van de andere inschrijvers. Een dergelijke gang van zaken komt met het transparantie- en gelijkheidsbeginsel in strijd. Daaraan doet niet af dat het in dit geval de voorzieningenrechter en niet de aanbestedende dienst zelf is die de inschakeling van de deskundige heeft bevolen. Dat bevel hangt immers rechtstreeks samen met de mededelingen van de Gemeenten ter zitting in eerste aanleg dat zij zelf niet over voldoende kennis beschikt. Daarbij komt dat ook de nationale rechter op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) gehouden is de uit het Unierecht voortvloeiende beginselen van transparantie en gelijkheid loyaal toe te passen in een geschil als het onderhavige waarin sprake is van een Europese openbare aanbesteding. Het vonnis waarvan beroep kan derhalve niet in stand blijven.
3.4
Bij de beoordeling van de verdere grieven stelt het hof het volgende voorop.
3.5
De onderhavige aanbesteding is een Europese openbare aanbesteding waarop het Bao van toepassing is. De gemeente heeft in het programma van eisen (hoofdstuk 4 aanbestedingsdocument) de eis gesteld dat de aangeboden prijzen realistisch en marktconform zijn, dat wil zeggen “eerlijk, kostendekkend en in de markt gebruikelijk”. Deze eis heeft het karakter van een
knock-outeis en moet volgens het Aanbestedingsdocument worden beschouwd als (onderdeel van) het gunningscriterium. Dat laatste volgt in het bijzonder uit Hoofdstuk 6 van het aanbestedingsdocument, waarin staat vermeld “
De gunningscriteria bestaan uit eisen/knock-out criteria (hoofdstuk 4) en wensen (hoofdstuk 5). Wanneer niet aan één of meer eisen uit hoofdstuk 4 wordt voldaan, dan valt de betreffende inschrijving af en wordt deze niet verder beoordeeld.
3.6
Volgens Meyra had Welzorg, als zij had gevonden dat een deskundigenonderzoek onderdeel van de aanbestedingsprocedure had moeten zijn, dat op grond van het Grossmann-arrest (HvJEG 12 februari 2004, C-230/02, Grossmann) vóór de gunning aan de orde moeten stellen. Dat betoog faalt, nu het niet gaat om onduidelijkheden in het aanbestedingsdocument, maar om de toepassing van een in dat document gestelde eis bij de beoordeling van de inschrijvingen door de Gemeenten. Naar ter zitting is gebleken was de eis dat de aangeboden prijzen realistisch en marktconform zijn, dat wil zeggen “eerlijk, kostendekkend en in de markt gebruikelijk”, voor zowel Welzorg als Meyra duidelijk. Over de toepassing daarvan kon Welzorg niet eerder klagen.
3.7
Ter zitting van het hof is besproken op welke wijze de Gemeenten hebben beoordeeld of de door de inschrijvers geboden prijzen kostendekkend zijn. De Gemeenten hebben in dat verband allereerst gewezen op de eigen verklaring die de inschrijvers dienen in te vullen, waarmee de inschrijvers verklaren aan alle gestelde eisen te voldoen. Het hof is van oordeel dat de Gemeenten in beginsel van de juistheid van een dergelijke verklaring uit mogen gaan, maar ook, dat de aanwezigheid van een dergelijke verklaring de Gemeenten niet ontslaat van de verplichting om de naleving van wezenlijke eisen die zich naar hun aard lenen voor een eigen toetsing door de Gemeenten, zoals de eis dat prijzen kostendekkend zijn, ook op enigerlei wijze zelf te verifiëren. Volgens vaste jurisprudentie is voor een objectieve en transparante beoordeling van de verschillende aanbiedingen immers vereist dat de aanbestedende dienst op basis van de door de inschrijvers verstrekte inlichtingen en bewijsstukken daadwerkelijk kan nagaan of de aanbiedingen van deze laatste voldoen aan de gunningscriteria (HvJEG 4 december 2003, C-448/01, Wienstrom). Ook het transparantiebeginsel vergt dat de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn (HvJEG 29 april 2004, zaak C-496/99 (Succhi di Frutta) en daarvan blijk kan geven en duidelijkheid kan scheppen in een situatie als de onderhavige waarin Welzorg als inschrijver, nadat de Gemeenten voorlopig aan Meyra hebben gegund en in dat kader de door Meyra behaalde scores nader hebben toegelicht, twijfel zaait over de geldigheid van de winnende inschrijving op het onderdeel van de (
knock-outeis) kostendekkendheid van bepaalde prijzen. Daarbij merkt het hof op dat anders dan de Gemeenten en Meyra hebben bepleit de door Welzorg geuite twijfel (voor zover dat mogelijk was in de gegeven omstandigheden) voldoende onderbouwd was om nader onderzoek te rechtvaardigen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis onder 4.6 heeft overwogen dat Welzorg zeer beperkte mogelijkheden heeft om haar stelling op dit punt nader te onderbouwen, nu de inschrijving van Meyra vertrouwelijk is en dient te blijven. Tegen deze overweging zijn geen grieven gericht.
Voor zover de Gemeenten met hun eerste grief een minder verstrekkende onderzoeksverplichting bepleiten, namelijk een verplichting om uitsluitend te controleren of er niet manipulatief of onrealistisch laag was ingeschreven, faalt de grief. Het is immers voorstelbaar dat prijzen niet manipulatief en evenmin onrealistisch laag zijn, maar tegelijkertijd ook niet kostendekkend. Waar de Gemeenten zelf de eis (met een
knock-outkarakter en als onderdeel van het gunningscriterium) van kostendekkendheid hebben gesteld, dienen zij zorg te dragen dat zij de naleving van deze eis daadwerkelijk kunnen nagaan.
3.8
De Gemeenten hebben voorts verwezen naar de beoordelingsprocedure van hoofdstuk 6 van het aanbestedingsdocument. Daaruit volgt volgens de Gemeenten dat en op welke wijze de inschrijvingen door de Gemeenten zijn beoordeeld. Het hof kan evenwel uit de tekst van dit hoofdstuk niet afleiden dat, en zo ja op welke wijze, bij de beoordeling van de inschrijvingen ook een beoordeling van de kostendekkendheid plaatsvindt. Welzorg heeft op een vraag van het hof geantwoord dat inschrijvers niet is verzocht om de kostendekkendheid van hun prijzen met bijvoorbeeld stukken of (accountants-)verklaringen te onderbouwen. De Gemeenten hebben op vragen van het hof geantwoord, dat zij ook niet in staat zijn tot een beoordeling of de prijzen kostendekkend zijn en dat zij in dat verband hebben volstaan met een onderlinge vergelijking van de door inschrijvers geboden prijzen en het uitselecteren van prijzen die reeds op het eerste gezicht opvallend waren.
3.9
Het hof merkt op dat, naar volgt uit onder meer eerdergenoemd Wienstrom-arrest, de aanbestedende dienst het beginsel van gelijke behandeling schendt indien hij een gunningscriterium vaststelt en daarbij opmerkt dat hij noch bereid, noch in staat is na te gaan of de door de inschrijvers verstrekte inlichtingen juist zijn aangezien dat criterium de transparantie en de objectiviteit van de aanbestedingsprocedure in dat geval niet waarborgt. Het hof is van oordeel dat de Gemeenten dat beginsel in de onderhavige aanbesteding hebben geschonden. Zij hebben wel de eis van kostendekkende prijzen gesteld, maar de inschrijvers - behoudens de eigen verklaring - niet gevraagd om enigerlei vorm van onderbouwing, terwijl de Gemeenten bovendien erkennen niet tot een beoordeling van kostendekkendheid in staat te zijn. Of de door de inschrijvers verstrekte inlichting dat hun prijzen kostendekkend zijn, juist is, hebben de Gemeenten dan ook niet willen of kunnen nagaan. De onderlinge vergelijking van door inschrijvers geboden prijzen kan naar ’s hofs oordeel niet gelden als beoordeling van kostendekkendheid, zolang de Gemeenten geen inlichtingen hebben gevraagd over de kostenniveaus van de afzonderlijke inschrijvers. Datzelfde geldt waar de Gemeenten opvallend hoge of lage prijzen uitgeselecteerd hebben. De eis van kostendekkende prijzen is dan ook in het licht van het genoemde Wienstrom-arrest een ongeldig (onderdeel van een) gunningscriterium.
3.9
De Gemeenten hebben nog gewezen op de reden om (onder meer) de eis van kostendekkendheid op te nemen, namelijk de uitvoerbaarheid van de overeenkomst gedurende de gehele looptijd en eventuele verlengingen. Het hof is van oordeel dat deze beweegreden niet af doet aan hetgeen hiervoor is overwogen.
3.1
Nu sprake is van een ongeldig gunningscriterium zullen de Gemeenten de onderhavige aanbesteding op basis van vaste rechtspraak van het HvJEU niet kunnen voortzetten. Dit brengt mee dat het door de voorzieningenrechter toegewezen verbod tot definitieve gunning (dictum onder 5.3) gehandhaafd zal blijven. Voor zover het de onderdelen 5.4 en 5.5 van het dictum betreft (die betrekking hebben op een door de Gemeente in te schakelen deskundige) zal het vonnis worden vernietigd.
3.11
Bij een verdere bespreking van de grieven bestaat onvoldoende belang.
3.12
Gelet op de uitkomst van het geding in hoger beroep zullen de Gemeenten en Meyra de kosten daarvan dienen te dragen.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover het het bepaalde in het dictum onder 5.4 en 5.5 betreft;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt de Gemeenten in de kosten van het geding in hoger beroep in de zaak met nummer 200.123.074/01 SKG tot op heden aan de zijde van Welzorg begroot op € 683.00 aan verschotten, op € 2.682,00 voor salaris en op € 131,- voor nasalaris te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de proceskostenveroordeling is voldaan;
veroordeelt Meyra in de kosten van het geding in hoger beroep in de zaak met nummer 200.123.204/01 SKG tot op heden aan de zijde van Welzorg begroot op € 683,00 aan verschotten, op € 2.682,00 voor salaris en op € 131,- voor nasalaris te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de proceskostenveroordeling is voldaan;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep anders of meer dan in eerste aanleg gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en S.M. Evers en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2013.