ECLI:NL:GHAMS:2013:3345

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2013
Zaaknummer
200.115.764/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontruiming van woning na ontdekking hennepplantage

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de stichting Woningstichting Eigen Haard tegen een vonnis van de rechtbank, waarin de vordering tot ontruiming van een woning werd afgewezen. De zaak betreft een kort geding dat is aangespannen na de ontdekking van een hennepplantage in de woning van de huurders, [Geïntimeerde sub 1] en [Geïntimeerde sub 2]. De politie vond op 15 april 2011 in de woning een hennepplantage met 694 moederplanten. Eigen Haard vorderde ontruiming van de woning, maar de kantonrechter oordeelde dat, ondanks de ernstige tekortkomingen van de huurders, de belangen van de kinderen van de huurders en het tijdsverloop sinds de ontdekking van de hennepplantage zwaar wogen. Het hof oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij de ontruiming, vooral gezien het feit dat er meer dan twee jaar was verstreken sinds de ontdekking van de hennepplantage en dat de huurders zich sindsdien als goede huurders hadden gedragen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verwees Eigen Haard in de kosten van het geding in principaal hoger beroep.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF [plaats]
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: KG 200.115.764/01
zaaknummer rechtbank: KK 12-1242
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 juni 2013
inzake
de stichting WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te [plaats],
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat:
mr. H.M.G. Brunklauste [plaats],
tegen:

1.[Geïntimeerde sub 1],

2. [Geïntimeerde sub 2],
beiden wonend te [plaats],
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat:
mr. J. Breeveldte [plaats].

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna Eigen Haard genoemd en geïntimeerden samen [Geïntimeerden] en afzonderlijk [Geïntimeerde sub 1] en [Geïntimeerde sub 2].
Eigen Haard is bij dagvaarding van 16 oktober 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank [plaats], sector kanton, locatie [plaats] (hierna: de kantonrechter) van 20 september 2012, in kort geding gewezen tussen Eigen Haard als eiseres en [Geïntimeerden] als gedaagden. De dagvaarding in hoger beroep bevat de grieven en bij die dagvaarding zijn producties in het geding gebracht.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met conclusie overeenkomstig de dagvaarding in hoger beroep;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 23 mei 2013 doen bepleiten, door hun voornoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Partijen respectievelijk hun advocaten hebben inlichtingen verstrekt.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Eigen Haard heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog [Geïntimeerden] zal veroordelen tot – samengevat – ontruiming van na te melden woning binnen 30 dagen na de datum waarop arrest wordt gewezen, met beslissing over de proceskosten in beide instanties, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
[Geïntimeerden] hebben zowel in principaal als in incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, zo nodig onder aanvulling van gronden, en in incidenteel hoger beroep voorts, voor zover het vonnis zou worden vernietigd, verzocht Eigen Haard te verbieden het arrest ten uitvoer te leggen totdat zij andere passende woonruimte beschikbaar heeft gesteld, met beslissing over de proceskosten in beide instanties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.3 de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
2.2
[Geïntimeerde sub 1] heeft met ingang van 11 mei 2005 de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) van Eigen Haard gehuurd. [Geïntimeerde sub 1] en [Geïntimeerde sub 2] zijn gehuwd. Zij hebben drie minderjarige kinderen, geboren in 2001, 2003 en 2005. [Geïntimeerden] verwachten in augustus 2013 de geboorte van hun vierde kind.
2.3
De politie heeft – zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal – op 15 april 2011 in de woning een hennepplantage, bestaande uit 694 zogenoemde moederplanten, aangetroffen. Daarbij was ook een medewerker van Liander aanwezig. Deze medewerker heeft schriftelijk gerapporteerd dat illegaal stroom is afgetapt, dat de installatie niet voldeed aan de daaraan te stellen (veiligheids)eisen en dat er in dat verband brandgevaar en gevaar voor elektrocutie heeft bestaan.

3.Beoordeling

3.1
Bij inleidende dagvaarding van 30 augustus 2012 heeft Eigen Haard gevorderd dat [Geïntimeerden] in kort geding zullen worden veroordeeld om de woning met het hunne en de hunnen te ontruimen en te verlaten (met nevenvorderingen). Zij heeft daartoe gesteld dat het exploiteren van een beroeps- of bedrijfsmatige hennepplantage in het gehuurde een zodanige tekortkoming is in de nakoming van de verplichtingen van [Geïntimeerden] als huurders dat de bodemrechter tot ontbinding van de huurovereenkomst zal overgaan en dat zij een spoedeisend belang heeft dat rechtvaardigt om, vooruitlopend op die beslissing, als voorlopige voorziening de ontruiming te gelasten.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering afgewezen. Daartoe heeft zij, kort weergegeven, het volgende overwogen. Voldoende aannemelijk is geworden dat in de woning een bedrijfsmatig opgezette hennepplantage is geëxploiteerd, die bovendien zodanig was aangelegd dat een brandgevaarlijke situatie bestond. [Geïntimeerden] zijn ernstig tekortgeschoten in de nakoming van hun huurdersverplichtingen. Deze tekortkoming is in beginsel voldoende ernstig om de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en vooruitlopend daarop bij wijze van ordemaatregel de ontruiming van de woning toe te staan. Bij die beslissing dienen evenwel alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen. In het onderhavige geval speelt een rol dat de woning mede onderdak biedt aan de drie schoolgaande kinderen van [Geïntimeerden] met wie zij in gezinsverband samenleven. Gelet op de kwetsbare positie van de kinderen en het ingrijpende karakter van de gevraagde maatregel dienen hun belangen te worden meegewogen. Eigen Haard heeft onvoldoende aangetoond dat in geval van ontruiming zou zijn gezorgd voor adequate opvang van de kinderen. Gelet hierop en op het feit dat reeds anderhalf jaar is verstreken sinds de ontmanteling van de hennepplantage, zodat er van de door Eigen Haard beoogde signaalwerking sowieso al weinig is terechtgekomen, is er thans onvoldoende aanleiding om vooruitlopend op de beslissing in de bodemprocedure de vordering tot ontruiming in kort geding toe te wijzen, aldus nog steeds het bestreden vonnis.
3.3
Ter toelichting op haar grief in principaal hoger beroep heeft Eigen Haard, onder verwijzing naar de volgens haar ernstige tekortkoming aan de zijde van [Geïntimeerden], aangevoerd dat hun belang om in de woning te kunnen blijven, dient te wijken voor het belang van Eigen Haard bij handhaving van het door haar – in het kader van het breed gedragen Amsterdamse convenant Doorzon – jegens al haar huurders gevoerde eenduidige, strenge beleid van non-acceptatie van hennepplantages in haar huurwoningen. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft Eigen Haard desgevraagd aangevoerd dat als belang aan haar zijde ook in aanmerking dient te worden genomen dat de situatie van [Geïntimeerden] van dien aard is dat vrees voor herhaling bestaat. [Geïntimeerde sub 1] heeft de contacten om een hennepplantage in te richten en hij zit, gelet op zijn eigen stellingen, in geldnood. Dat klemt te meer omdat thans is gebleken dat een vierde kind op komst is. Eigen Haard heeft voorts aangevoerd dat na de melding van de aanstaande ontruiming aan het Meldpunt Zorg- en Overlast door Eigen Haard (via welk meldpunt Vangnet Jeugd van de GGD kan worden ingezet) altijd een oplossing voor de opvang van de kinderen voorhanden zal zijn wanneer [Geïntimeerden] zelf niet in staat zouden zijn voor een veilige plek voor de kinderen te zorgen. Het ligt niet op de weg van Eigen Haard om opvang te regelen voor de kinderen van huurders in wier woning een hennepplantage wordt aangetroffen. Dat is de taak van de hulpverleningsinstanties, aldus Eigen Haard.
3.4
[Geïntimeerden] hebben zich in incidenteel hoger beroep met vier grieven gericht tegen – kort gezegd – het oordeel van de kantonrechter dat aannemelijk is dat zij zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen door een brandgevaarlijke, bedrijfsmatige hennepplantage in de woning te exploiteren. Het hof zal thans eerst de grief in principaal hoger beroep behandelen en daarbij veronderstellenderwijs tot uitgangspunt nemen dat aannemelijk is dat [Geïntimeerden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen zoals de kantonrechter heeft overwogen.
3.5
Het spoedeisend belang van Eigen Haard bij de vordering dient het hof te beoordelen naar de situatie zoals deze thans bestaat. [Geïntimeerden] hebben gesteld dat zij ontzettend zijn geschrokken van de gevolgen van hun betrapping en dat zij het nooit meer zover zullen laten komen. Gesteld noch gebleken is dat [Geïntimeerden] zich sinds de ontmanteling van de hennepplantage op enigerlei wijze niet als goed huurder ten opzichte van Eigen Haard hebben gedragen. Eigen Haard ontleent haar betoog dat [Geïntimeerden] in geldnood verkeren kennelijk aan hun stelling in de memorie van antwoord/grieven (randnummer 26) dat zij, gezien hun slechte financiële situatie, geen woonruimte op de particuliere markt kunnen huren en dat zij niet in staat zijn gebleken een woning te kopen omdat [Geïntimeerde sub 1] nog een BKR-registratie heeft en daardoor geen hypotheek kan krijgen. Ter zitting heeft [Geïntimeerde sub 1] echter verklaard dat hij een netto inkomen heeft van € 1.800,= per maand, dat hij geen schulden meer heeft en dat de BKR-registratie op grond van de toepasselijke regelgeving over ongeveer twee jaar zal vervallen. Eigen Haard heeft een en ander niet weersproken. Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat de door Eigen Haard geuite vrees voor herhaling van het exploiteren van een hennepplantage in de woning niet gestaafd wordt door een concrete aanwijzing daarvoor.
3.6.
Vast staat dat de politie de hennepplantage in de woning op 15 april 2011 heeft aangetroffen. Blijkens het slot van het daarvan door de politie opgemaakte proces-verbaal heeft de officier van justitie op 10 juni 2011 toestemming gegeven om dat proces-verbaal vrij te geven. Eigen Haard heeft het onderhavige kort geding tot ontruiming van de woning ruim veertien maanden later, immers bij dagvaarding van 30 augustus 2012, aanhangig gemaakt. Ook indien met Eigen Haard wordt aangenomen dat haar geen enkel verwijt valt te maken van het tijdsverloop – hetgeen [Geïntimeerden] overigens hebben bestreden – moet dit tijdsverloop bij de beoordeling van het spoedeisend belang bij de vordering tot ontruiming van de woning waar [Geïntimeerden] met hun drie minderjarige kinderen wonen zwaar wegen. Door dat tijdsverloop is het thans, bij de beoordeling van de vordering in hoger beroep, bijna twee jaar geleden dat het proces-verbaal van politie werd vrijgegeven en meer dan twee jaar geleden sinds de hennepplantage is aangetroffen in de woning van [Geïntimeerden]
3.7.
Resteert het door Eigen Haard aangevoerde belang aan haar zijde dat zij haar eenduidige, strenge beleid jegens al haar huurders wenst te handhaven, mede met het oog op de signaalwerking die daarvan uit gaat. Zoals de kantonrechter in het bestreden vonnis in dit verband terecht heeft overwogen is door het tijdsverloop in het onderhavige geval weinig terechtgekomen van de door Eigen Haard beoogde signaalwerking. Gelet op het tijdsverloop is het hof van oordeel dat Eigen Haard haar eenduidige, strenge beleid in deze zaak desgewenst kan handhaven door een bodemprocedure aanhangig te maken. Dat Eigen Haard dit nog niet heeft gedaan omdat zij daartoe slechts aanleiding ziet wanneer onverhoopt de ontruiming in een kort geding niet wordt toegewezen, komt voor haar rekening en risico.
3.8.
In de gegeven omstandigheden is het hof van oordeel dat thans geen spoedeisend belang bestaat bij de gevorderde ontruiming.
3.9.
Het voorgaande betekent dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Dat geldt ook voor de door de kantonrechter uitgesproken compensatie van kosten van het geding in eerste aanleg, reeds omdat niet ter discussie staat dat een hennepplantage, bestaande uit 694 zogenoemde moederplanten, bij [Geïntimeerden] is aangetroffen. De overige stellingen van partijen in principaal en in incidenteel hoger beroep behoeven geen (verdere) bespreking.
3.10.
Eigen Haard zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal appel. Het incidentele hoger beroep was niet noodzakelijk om de vraag of aannemelijk is dat [Geïntimeerden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen in hoger beroep opnieuw aan de orde te stellen voor het geval het hof anders zou oordelen over de belangenafweging. Daarom volgt geen kostenveroordeling in het incidentele hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Eigen Haard in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [Geïntimeerden] begroot op € 291,= aan verschotten en € 2.682,= voor salaris;
verklaart dit arrest met betrekking tot de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, C. Uriot en A.C. van Schaik en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2013.