Uitspraak
1.[Appellant sub 1] en
[Appellant sub 2],
mr. C.J.P. Liefingte [plaats],
mr. H.A. Bosshardtte Schiphol-Rijk.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief 2, die ook ziet op het, naar gesteld, ontbreken van belang van [geïntimeerde] bij de woning.
grief 3betogen [Appellanten] dat de kantonrechter maar zo tot een ander oordeel had kunnen komen als de verklaring van de accountant over de betalingsonmacht destijds beschikbaar zou zijn geweest. Met deze wijze van formuleren geven [Appellanten] blijk van een miskenning van het in een executiegeschil toe te passen toetsingscriterium. De voorzieningenrechter doet niet de belangenafweging over, maar onderzoekt of het vonnis op een evidente misslag berust. Aangezien de kantonrechter, zoals reeds werd overwogen, in het ontruimingsvonnis de betalingsonmacht onder ogen heeft gezien, wordt aan dat criterium in dit geval niet voldaan. Ook de derde grief mist derhalve doel. Hetzelfde geldt voor de
grieven 4 en 5, die beide in wezen bepleiten dat het hof in kort geding de belangenafweging over doet of vooruitloopt op een door het hof in het hoger beroep te maken nieuwe belangenafweging.
grieven 6 en 7houden in dat de kantonrechter in het ontruimingsvonnis, anders dan de kantonrechter heeft overwogen, wel degelijk een juridische misslag heeft begaan door te verzuimen rekening te houden met het feit dat [Appellant sub 2] door haar huwelijk met [Appellant sub 1] een eigen huurrecht heeft gekregen, dat door het ontruimingsvonnis niet is beëindigd.