ECLI:NL:GHAMS:2013:3285

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
11 oktober 2013
Zaaknummer
200.084.305-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding in huurbemiddelingsovereenkomst met beoordeling van exoneratiebeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een huurbemiddelingsovereenkomst waarbij de aansprakelijkheid van de bemiddelaar reeds in eerdere tussenarresten is vastgesteld. De appellanten, die in hoger beroep zijn gegaan, hebben schadevergoeding geëist van de bemiddelaar, Direct Wonen Verhuur Makelaars Holding B.V. Het hof heeft in een eerder tussenarrest vastgesteld dat Direct Wonen tekort is geschoten in haar informatieverplichting, en dat er een causaal verband bestaat tussen dit tekortschieten en de door de appellanten geleden schade. De appellanten hebben hun schade berekend op € 24.964,96 voor de periode van 1 september 2006 tot en met december 2011.

In de verdere beoordeling heeft het hof vastgesteld dat de schade moet worden verminderd met het bedrag dat ten onrechte voor december 2011 is opgevoerd, omdat de huurovereenkomst op 1 december 2012 is geëindigd. Dit resulteert in een totale schade van € 24.595,82. Het hof heeft ook de vraag behandeld of het exoneratiebeding van Direct Wonen, dat de aansprakelijkheid beperkt tot € 5.000, een oneerlijk beding is in de zin van de richtlijn 93/13/EEG. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten.

De zaak is verwezen naar de rol van 22 oktober 2013 voor akte aan de zijde van de appellanten, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhoudt. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 24 september 2013 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.084.305/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam: 454035/HA ZA 10-914
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 september 2013
inzake

1.[appellant sub 1],

2. [appellant sub 2],
voorheen wonend te [woonplaats],
appellanten,
advocaat:
mr. H.M. Meijerinkte Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIRECT WONEN VERHUUR MAKELAARS HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat:
mr. R.A.H. van Egmondte ‘s-Gravenhage.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en Direct Wonen genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 14 mei 2013 een (vierde) tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
[appellanten] hebben zich vervolgens bij akte met producties uitgelaten, waarna Direct Wonen zich eveneens bij akte heeft uitgelaten.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij voormeld tussenarrest heeft het hof onder meer overwogen dat als vaststaand moet worden aangenomen dat Direct Wonen is tekortgeschoten in de op haar rustende informatieverplichting, dat het door [appellanten] gestelde causale verband tussen dat tekortschieten en de schade aanwezig moet worden geacht, dat bij de schadeberekening als onvoldoende weersproken moet worden uitgegaan van een puntental van 115 en dat geen grond is voor het oordeel dat [appellanten] hun schade onvoldoende hebben beperkt door in de woning te blijven wonen, zodat de volledige schade toewijsbaar is. [appellanten] zijn in de gelegenheid gesteld bij akte de hoogte van hun schade over de periode van 1 september 2006 tot en met december 2011 te berekenen, uitgaande van het hiervoor genoemde puntental van 115.
2.2
[appellanten] hebben in hun akte berekend dat zij in de periode van 1 september 2006 tot en met december 2011 een bedrag van € 24.964,96 teveel aan huur hebben betaald.
2.3
In haar antwoordakte heeft Direct Wonen het hof verzocht terug te komen van zijn in de tussenarresten gegeven oordelen over het puntental, het causale verband en de schadebeperking. Hetgeen Direct Wonen in dat verband heeft aangevoerd geeft daartoe echter geen aanleiding. Het hof blijft derhalve bij hetgeen over die onderwerpen werd overwogen.
2.4
Direct Wonen heeft voorts aangevoerd dat [appellanten] in hun schadeberekening ten onrechte ervan zijn uitgegaan dat in december 2011 nog huur is betaald, nu de huurovereenkomst, zoals zij zelf ook in hun akte van 11 december 2012 hebben vermeld, is geëindigd op 1 december 2012. Dit verweer slaagt. Het hof zal de schade verminderen met het over december 2011 opgevoerde bedrag.
2.5
Daarmee bedraagt de door [appellanten] geleden schade € 24.595,82 en komt het hof toe aan het door Direct Wonen in eerste aanleg en in hoger beroep gedane beroep op artikel 8.1 van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden, waarin zij haar aansprakelijkheid heeft beperkt tot € 5.000,= of het bedrag van de bemiddelingsvergoeding als dat meer is, wat hier niet aan de orde is. Het hof wijst voor de goede orde erop dat het door de behandeling van dit verweer van Direct Wonen niet terugkomt van zijn overweging in het tussenarrest van 14 mei 2013 dat de volledige schade toewijsbaar is, omdat die passage, zoals uit de context blijkt, slechts betrekking had op het falende verweer dat de te vergoeden schade in de tijd moest worden beperkt.
2.6
[appellanten] hebben de toepasselijkheid van artikel 8.1 van de algemene voorwaarden noch in eerst aanleg noch in hoger beroep betwist. Van die toepasselijkheid zal het hof derhalve uitgaan.
2.7
[appellanten] hebben evenmin enige andere grond aangevoerd waarom de beperking tot € 5.000,= in dit geval niet zou gelden. Nu zij zijn te beschouwen als consumenten is het hof echter gehouden ambtshalve te onderzoeken of dit beding een oneerlijk beding is in de zin van de richtlijn 93/13/EEG, inclusief de daarbij behorende indicatieve lijst. Partijen, [appellanten] eerst, zullen zich bij akte over deze kwestie kunnen uitlaten. Bij de veroordeling van Direct Wonen in de proceskosten zal deze aktewisseling buiten beschouwing blijven, omdat [appellanten] voldoende gelegenheid hebben gehad om deze kwestie te bespreken in een van hun eerdere processtukken.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 22 oktober 2013 voor akte aan de zijde van [appellanten] tot het hiervoor onder 2.7 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Uriot, J.C.W. Rang en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 september 2013.