ECLI:NL:GHAMS:2013:3246

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
10 oktober 2013
Zaaknummer
200 088 329/01 en 200 088 722/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen kandidaat-notaris en notaris inzake onjuiste advisering en weigering tot vereffening van nalatenschap

In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht tegen een kandidaat-notaris en een notaris, ingediend door de erfgenamen van een overleden vrouw die door een geweldsmisdrijf om het leven is gekomen. De erfgenamen, bestaande uit de vader en vier zusters van de erflaatster, verwijten de kandidaat-notaris dat hij hen onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd over de mogelijkheden van beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap. Tijdens een bespreking op 18 juni 2009 heeft de kandidaat-notaris hen voorgespiegeld dat beneficiaire aanvaarding de beste optie was, zonder hen voldoende te wijzen op de mogelijkheid van verwerping van de nalatenschap. Dit heeft geleid tot aanzienlijke materiële en immateriële schade voor de erfgenamen. De kandidaat-notaris heeft hen ook niet geïnformeerd over de noodzaak van een advocaat bij de benoeming van een vereffenaar, wat extra kosten met zich meebracht. De erfgenamen hebben de notaris en de kandidaat-notaris verzocht om als vereffenaar op te treden, maar dit verzoek werd herhaaldelijk afgewezen. De klacht is in eerste instantie door de Kamer van Toezicht deels gegrond verklaard, maar het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de kandidaat-notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar was voor het niet nemen van verdere stappen na het aanbieden van excuses. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de kandidaat-notaris onjuist heeft voorgelicht over de vereffening en dat de notaris onvoldoende regie heeft gevoerd over de kandidaat-notaris. De klacht is deels gegrond verklaard, en zowel de kandidaat-notaris als de notaris zijn berispt voor hun tekortkomingen in de advisering en communicatie met de erfgenamen.

Uitspraak

beslissing
__________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers: 200.088.329/01 NOT en 200.088.722/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te
‘s-Gravenhage: 10-37
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 5 maart 2013
inzake 200.088.329/01 NOT van:
[ DE NOTARIS ],
notaris te [ plaats ],
APPELLANTE,
gemachtigde:
mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat te Amsterdam,
t e g e n
1. KLAGER 1 ],
wonende te [ plaats ],
2. [ KLAAGSTER 2 ],
wonende te [ plaats ],
3. [ KLAAGSTER 3 ],
wonende te [ plaats ],
4. [ KLAAGSTER 4 ],
wonende te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDEN,
en inzake 200.088.722/01 NOT van:
[ DE KANDIDAAT-NOTARIS ],
kandidaat-notaris te [ plaats ],
APPELLANT,
gemachtigde:
mr. G.L. Maaldrink, advocaat te ’s-Gravenhage,
t e g e n
1. KLAGER 1 ],
wonende te [ plaats ],
2. [ KLAAGSTER 2 ],
wonende te [ plaats ],
3. [ KLAAGSTER 3 ],
wonende te [ plaats ],
4. [ KLAAGSTER 4 ],
wonende te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDEN.

1. De gedingen in hoger beroep

In de zaak met nummer 200.088.329/01 NOT
1.1. Van de zijde van [ de notaris ], verder de notaris, is bij een op 31 mei 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder de kamer, van 11 mei 2011, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerden, verder klagers, tegen de notaris deels gegrond en deels ongegrond heeft verklaard en aan haar de maatregel van berisping heeft opgelegd.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 11 juli 2011 een nader beroepsschrift binnengekomen.
In de zaak met nummer 200.088.722/01 NOT
1.3. Van de zijde van [ de kandidaat-notaris ], verder de kandidaat-notaris, is bij een op 10 juni 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van de kamer van 11 mei 2011, waarbij de kamer de klacht van klagers tegen de kandidaat-notaris deels gegrond en deels ongegrond heeft verklaard en aan hem de maatregel van berisping is opgelegd.
1.4. Van de zijde van de kandidaat-notaris is op 29 juli 2011 een aanvullend beroepsschrift ter griffie van het hof ingekomen.
In beide zaken
1.5. Van de zijde van klagers is op 19 augustus 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.6. De zaken zijn, met instemming van partijen, gevoegd behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 15 maart 2012. De (kandidaat-)notarissen, vergezeld van hun gemachtigden en klaagster sub 2. zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigden en klaagster aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2. De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3. Partijen in de procedure

Van de zijde van de kandidaat-notaris is in hoger beroep naar voren gebracht dat de kamer in zijn beslissing ten onrechte mr. [ X ] als medeklaagster heeft aangemerkt. Desgevraagd heeft klaagster sub 2. tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat mr. [ X ] in eerste aanleg uitsluitend optrad in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen en niet in de hoedanigheid van klaagster.
Mr. [ X ] is om die reden niet in de kop van onderhavige beslissing vermeld.

4. De feiten

De feiten zoals door de kamer in de bestreden beslissing vastgesteld, worden door partijen op onderdelen betwist. Het hof neemt het volgende feiten als tussen partijen vaststaand aan, waarbij het hof de bezwaren van partijen zo nodig in aanmerking heeft genomen:
- Op 5 juni 2009 is mevrouw [ Y ], verder erflaatster, door een geweldsmisdrijf om het leven gekomen. Zij was de dochter van klager sub 1. en de zuster van klaagsters sub 2. tot en met 4.
- Erflaatster heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt.
- Op grond van de wettelijke regels inzake het erfrecht bij versterf, heeft erflaatster als haar erfgenamen achtergelaten haar vader en haar vier zusters (waarvan er één niet optreedt als klaagster in deze procedure), ieder voor een gelijk deel.
- Op 18 juni 2009 heeft er een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van de (kandidaat-)notarissen tussen de erfgenamen (met uitzondering van klaagster sub 3.) en de kandidaat-notaris. Tijdens deze bespreking is door de aanwezige erfgenamen een volmacht tot beneficiaire aanvaarding alsmede een boedelvolmacht getekend.
- In augustus 2010 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage een (onafhankelijk) vereffenaar benoemd.
- Tussen klagers (en hun gemachtigde) en de (kandidaat-)notarissen is over de afwikkeling van de nalatenschap gecorrespondeerd en zijn telefoongesprekken gevoerd.

5. Het standpunt van klagers

Klagers verwijten de (kandidaat-)notarissen dat zij ernstig tekort zijn geschoten in hun taakuitoefening jegens de erfgenamen van erflaatster met als gevolg aanzienlijke materiële schaden en volstrekt onnodige leedtoevoeging en andere immateriële schaden. Zij voeren hiertoe het volgende aan.
5.1. De kandidaat-notaris heeft klagers onjuist geadviseerd door enerzijds de mogelijkheid de nalatenschap te verwerpen onjuist en veel te negatief voor te stellen en anderzijds de mogelijkheid beneficiair te aanvaarden onvolledig en veel te rooskleurig voor te stellen. Hij heeft klagers onvoldoende tijd voor beraad gegeven en daarmee onnodig leed toegebracht aan klagers.
5.2. De (kandidaat-)notarissen stellen de zaken onjuist en niet waarheidsgetrouw voor. Zo stelt de notaris in strijd met de waardheid dat haar kandidaat-notaris de erfgenamen niet heeft geadviseerd beneficiair te aanvaarden maar dat de erfgenamen daar zelf uitdrukkelijk voor hebben gekozen en is – anders dan de notaris in haar brief van 1 juli 2010 beweert – niet besproken dat de familie de afwikkeling van de nalatenschap zelf ter hand zou nemen om kosten te besparen. De kandidaat-notaris heeft de familie namelijk verteld dat die afwikkeling na indiening van een daartoe stekkend verzoekschrift door de erfgenamen bij de rechtbank, kosteloos door een vereffenaar zou geschieden. De kandidaat-notaris heeft vervolgens geprobeerd de consequenties van zijn onjuiste advisering te voorkomen door de feiten een andere draai te geven, zoals in zijn e-mail van 6 augustus 2009.
5.3. De (kandidaat-)notarissen hebben ten onrechte geweigerd om zelf als vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster op te treden. Het had juist in de rede gelegen dat de
(kandidaat-)notarissen hun verantwoordelijkheid hadden genomen en alles hadden gedaan om de familie te helpen teneinde de schade, problemen en emotionele belasting die door de verkeerde advisering door de kandidaat-notaris waren veroorzaakt, te voorkomen, te beperken en/of te compenseren.
5.4. Het kantoor van de (kandidaat-)notarissen heeft klagers ten onrechte de kosten in rekening gebracht die zijn ontstaan als gevolg van zijn eigen onjuiste advisering en zich uit dien hoofde ten laste van klagers bevoordeeld. Gezien de nota van het kantoor van 30 juni 2010, heeft de beneficiaire aanvaarding voor het kantoor hoge inkomsten gegenereerd terwijl dit bij een verwerping door de erfgenamen totaal niet aan de orde zou zijn geweest. Deze vorm van zelfbevoordeling is niet in overeenstemming met de beroepsregels voor het notariaat.
5.5. De (kandidaat-)notarissen hebben schuldeisersbelangen laten prevaleren boven de belangen van klagers en daarmee de schijn van partijdigheid gewekt. Zo heeft de kandidaat-notaris het ten onrechte doen voorkomen alsof de negatieve nalatenschap een probleem was dat door de erfgenamen moest worden opgelost terwijl dit hoogstens een schuldeisers- en/of maatschappelijk probleem/belang is. De notaris heeft het in haar brief van 25 oktober 2010 doen voorkomen alsof de Rabobank alle mogelijke erfgenamen, inclusief een op 19 maart 2009 geboren baby (bloedverwant van erflaatster in de 4e graad zijlijn) zou aanspreken voor de vorderingen op erflaatster, waardoor deze laatste (door minderjarigheid gedwongen) verplicht zou zijn beneficiair te aanvaarden en te vereffenen.
5.6. Tot op heden zijn de (kandidaat-)notarissen niet bereid gebleken om tot enige oplossing in deze zaak te komen en zelfs niet om daarover in gesprek te gaan. De notaris heeft zelfs het feit dat de familie het contact wilde laten verlopen via een tussenpersoon niet willen respecteren.
5.7. De notaris heeft bepaalde feiten onjuist weergegeven teneinde haar verantwoordelijkheid af te wijzen en ten onrechte grievende beschuldigingen en uitlatingen gedaan jegens (onder andere) klaagster sub 2. Zo zouden de mails van klaagster sub 2. aan de notaris niets anders dan klachten, verwijten en bedreigingen bevatten. Van enige, op beschaafde wijze geuite klachten en verwijten is wellicht sprake geweest maar nergens in de correspondentie van klaagster sub 2. zijn bedreigingen te lezen. Ook was de nodeloze verwijzing naar slachtofferhulp door de notaris onzorgvuldig, misplaatst en onnodig grievend voor de nabestaanden. De notaris heeft daarbij op geen enkele wijze rekening gehouden met de ontredderde toestand waarin klagers zich bevonden door de gewelddadige dood van erflaatster.
5.8. De notaris heeft blijkens haar nota van 30 juni 2010 ten onrechte – hoge – kosten aan klagers in rekening gebracht die direct het gevolg waren van de onjuiste advisering door haar kandidaat-notaris. Vervolgens heeft de notaris via de gerechtsdeurwaarder iedere klager gemaand tot betaling van het volledige nog aan haar de betalen bedrag, vermeerderd met incassokosten en rente, terwijl iedere erfgenaam ten hoogte zijn/haar aandeel in de declaratie aan de notaris verschuldigd is.

6. Het standpunt van de (kandidaat-)notarissen

De (kandidaat-)notarissen hebben de stellingen van klagers gemotiveerd betwist en zich als volgt verweerd.
6.1. Het kantoor van de (kandidaat-)notarissen heeft alles in het werk gesteld om klagers goed en grondig te informeren en heeft adequaat gehandeld om hen kosten te besparen. Voorafgaand aan de eerste bespreking (op 18 juni 2009) tussen de familie en de kandidaat-notaris is er (op 11 juni 2009) telefonisch contact geweest tussen de kandidaat-notaris en klaagster sub 4. waarbij zij heeft aangegeven dat de familie speciaal geïnformeerd wilde worden over de mogelijkheid van een beneficiaire aanvaarding. Tijdens de bespreking kwam de familie op de kandidaat-notaris over als zeer mondig en snel van begrip. De kandidaat-notaris had geen enkele reden om eraan te twijfelen dat de familie zich bewust was van de consequenties van een beneficiaire aanvaarding.
6.2. Tijdens het telefoongesprek met klaagster sub 4. op 11 juni 2009 is door haar de indruk gewekt dat de hele familie op één lijn zat en de nalatenschap beneficiair wilde aanvaarden. Op de ochtend van de van 18 juni 2009 (de dag van de eerste bespreking op kantoor) werd de kandidaat-notaris echter gebeld door een medewerker van een ander notariskantoor met de mededeling dat klager sub 1. tegen haar had gezegd de nalatenschap te willen verwerpen. Mede door die mededeling is er tijdens de bespreking door de kandidaat-notaris uitgebreid aandacht besteed aan de consequenties van zowel de beneficiaire aanvaarding als het verwerpen van de nalatenschap. Ook heeft de kandidaat-notaris reeds op dat moment uitdrukkelijk aangegeven dat de vereffening van de nalatenschap niet door het kantoor van de (kandidaat-)notarissen verzorgd zou kunnen worden. Nu de familie zoveel mogelijk in eigen hand wilde houden, was het ook haar wens dat de (kandidaat-)notarissen alleen de verklaring van erfrecht zouden opstellen en hun bemoeienis overigens tot een minimum zouden beperken. De familie heeft zelf contact gezocht met de rechtbank ’s-Gravenhage om een vereffenaar aan te laten stellen. Desgevraagd heeft de kandidaat-notaris wel een poging gedaan om de familie te helpen tot een kostenloze vereffening te komen, maar hij heeft de familie niet in het vooruitzicht gesteld dat de afwikkeling door een vereffenaar kosteloos zou geschieden.
6.3. Hoewel door de kandidaat-notaris reeds tijdens het eerste gesprek op 18 juni 2009 aan de familie is verteld dat de vereffening van de nalatenschap niet door het kantoor van de (kandidaat-)notarissen ter hand zou worden genomen, hebben klagers hier alsnog tot driemaal toe om verzocht. De vereffening van een nalatenschap valt niet onder de ministerieplicht van een notaris en het kantoor is niet geëquipeerd om een dergelijke vereffening op zich te nemen. De notaris kon niet anders dan het verzoek van de familie, tot driemaal toe, weigeren.
6.4. De familie heeft enerzijds uitdrukkelijk aangegeven dat de bemoeienis van de
(kandidaat-)notarissen in verband met de kosten tot een minimum beperkt zou moeten blijven, maar anderzijds bleef de familie keer op keer contact zoeken. Hierbij zijn de
(kandidaat-)notarissen haar steeds ter wille geweest, maar hieraan waren wel kosten verbonden. Er is geen sprake van dat het kantoor van de (kandidaat-)notarissen inkomsten wilde genereren door een beneficiaire aanvaarding door de familie en daarom heeft geadviseerd beneficiair te aanvaarden.
6.5. Er wordt door klagers gesuggereerd dat de notaris onder een hoedje zou spelen met de Rabobank omdat haar kantoor een derdengeldrekening heeft lopen bij deze bank. Deze opmerking wordt ervaren als zeer smadelijk en op niets gebaseerd. De (kandidaat-)notarissen hebben klagers er uitsluitend op willen wijzen dat een bank die een (aanzienlijke) vordering heeft op een overledene, over het algemeen zeer actief op zoek gaat naar diens erfgenamen.
6.6. De (kandidaat-)notarissen hebben zich meermaals bereid getoond om met de familie in gesprek te gaan over de punten waarop zij, volgens (de gemachtigde van) klagers, tekort zouden zijn geschoten in hun advisering. Zo heeft de kandidaat-notaris bij e-mail van 6 augustus 2009 een uitvoerige toelichting gegeven op de (behoudens het punt van de procesvertegenwoordiging bij het verzoek een vereffenaar te benoemen) zijns inziens correcte advisering. Kennelijk heeft de boedelgevolmachtigde deze toelichting niet toereikend gevonden want zij reageerde met de aankondiging dat zij haar commentaar in de vorm van een klacht zou gaan indienen bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Daarop heeft de kandidaat-notaris direct (bij e-mailbericht van 7 augustus 2009) een voorstel gedaan om een en anders tijdens een bespreking nog eens mondeling toe te lichten doch de boedelgevolmachtigde bleek hiertoe niet bereid. De kandidaat-notaris heeft zijn bereidheid tot een gesprek nog herhaald bij e-mailbericht van 1 september 2009. Nadat het geruime tijd stil was gebleven, heeft de gemachtigde van de familie bij (uitvoerige) brief van 21 september 2009 aangegeven waaruit de onvrede bij de familie bestond. De notaris heeft de erfgenamen vervolgens bij brief van 27 september 2009 uitgenodigd voor een gesprek. Toen een reactie uitbleef, heeft de notaris deze uitnodiging in haar brief van 18 oktober 2010 aan de gemachtigde van de erfgenamen herhaald.
6.7. De notaris herkent zich niet in het verwijt van klagers dat zij bepaalde feiten onjuist zou hebben weergegeven en/of grievende uitlatingen zou hebben gedaan jegens klagers. De notaris heeft de indruk dat zij reeds in een vroeg stadium geen goed meer bij klagers kon doen, hoezeer zij zich ook heeft ingespannen om hen naar eer en geweten bij te staan. Dat de erfgenamen al snel en meermaals dreigementen hebben geuit ten aanzien van een in te dienen klacht heeft de notaris zeer geraakt, hetgeen er wellicht aan heeft bijgedragen dat de toonzetting in enkele van haar brieven en/of e-mails als enigszins emotioneel en minder professioneel werd ervaren. Dit kan onder deze omstandigheden echter een tuchtrechtelijk verwijt niet rechtvaardigen. De verwijzing naar slachtofferhulp kan geenszins als onnodig grievend bestempeld worden nu één van de erfgenamen het kantoor heeft benaderd met de mededeling dat daar kosten geclaimd kunnen worden en de notaris daarop enkel deze boodschap heeft overgebracht.
6.8. Het kantoor van de (kandidaat-)notarissen heeft zich gedurende de looptijd van het dossier aanzienlijke inspanningen ten behoeve van de erfgenamen en de afwikkeling van de nalatenschap getroost. De notaris heeft gemeend dat de nota gerechtvaardigd was en deze, ook na bezwaar van de boedelgevolmachtigde, gehandhaafd. In dit dossier zijn de
(kandidaat-)notarissen terughoudend geweest met “tijdschrijven”. Zo is de vele tijd aan intern overleg over de aanpak van de behandeling van het dossier door de notaris niet in rekening gebracht. Reeds tijdens de eerste bespreking op 18 juni 2009 is door de kandidaat-notaris aan de orde gesteld dat de kosten van boedelbehandeling ten laste van de erfgenamen zouden worden gebracht (voor zover deze niet uit de nalatenschap zouden kunnen worden voldaan). De declaratie is (ruim een jaar na de eerste bespreking) aan “de erfgenamen van mevrouw
[ Y ]” verzonden en aldus heeft de notaris tot uitdrukking gebracht dat zij betaling van deze declaratie aan de gezamenlijke erfgenamen overliet en zeker niet ieder van de erfgenamen voor het geheel aansprakelijk stelde. Dat het door de notaris ingeschakelde deurwaarderskantoor er vervolgens toe is overgegaan alle erfgenamen voor het gehele bedrag aan te spreken, is niet iets dat de notaris valt te verwijten.

7. De beoordeling

7.1. Met betrekking tot de hiervoor onder 5.1. tot en met 5.8. weergegeven klachtonderdelen oordeelt het hof als volgt.
7.2. Het eerste klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.1., is ongegrond. Anders dan de kamer, is het hof van oordeel dat hetgeen klagers hebben gesteld (dat de kandidaat-notaris de mogelijkheid beneficiair te aanvaarden onvolledig en veel te rooskleurig heeft voorgesteld en de erfgenamen onvoldoende heeft geïnformeerd omtrent de andere mogelijkheden) onvoldoende aannemelijk is geworden. Uit de door de (kandidaat-)notarissen overgelegde gespreksnotitie van het telefonisch contact contact met klaagster sub 4. op 11 juni 2009, blijkt dat een week voor de eerste bespreking tussen klagers en de kandidaat-notaris reeds informatie is gevraagd c.q. verstrekt over een beneficiaire aanvaarding van de (negatieve) nalatenschap van erflaatster. Door klagers is niet, althans onvoldoende weersproken dat het juist op hun verzoek was dat de volmachten tot beneficiaire aanvaring tijdens de eerste bespreking op 18 juni 2009 op het kantoor van de (kandidaat-)notarissen konden worden getekend. De volledige (schriftelijke) toelichting op de mogelijkheden van aanvaarding/verwerping is na afloop van de bespreking aan klagers sub 1., 2. en 4. meegegeven en bij brief van 19 juni 2009 aan klaagster sub 3. toegezonden. Geen van klagers is naar aanleiding van deze informatie teruggekomen op de getekende volmachten tot beneficiaire aanvaarding. Naar ’s-hofs oordeel is er onder deze omstandigheden geen sprake van enige schending van aan klagers toekomende bedenktijd of onjuiste advisering door de kandidaat-notaris.
7.3. Het tweede klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.2., is gegrond in die zin, dat onweersproken vast is komen te staan dat de kandidaat-notaris klagers onjuist/onvolledig heeft voorgelicht door hen niet te informeren omtrent het feit dat de benoeming van een vereffenaar door de rechtbank niet mogelijk was zonder tussenkomst van een advocaat en dat de hieraan verbonden kosten voor hun rekening zouden komen. Anders dan de kamer, is het hof van oordeel dat de kandidaat-notaris niet verplicht was om naast het aanbieden van excuses (hetgeen hij gedaan heeft) en het alsnog verstrekken van de juiste informatie verdere stappen te ondernemen om de erfgenamen op een of andere manier tegemoet te komen. Het tuchtrechtelijk verwijt dat de kandidaat-notaris in deze gemaakt kan worden, acht het hof niet van dien aard, dat het opleggen van een maatregel geboden is.
7.4. Het derde klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.3. is ongegrond. Op grond van artikel 21 Wet op het notarisambt, verder Wna, is een notaris verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, tenzij hij gegronde redenen voor weigering heeft. Anders dan de kamer volgt het hof de (kandidaat-)notarissen in hun verweer, dat er in dit geval gegronde redenen voor weigering aanwezig waren. De kandidaat-notaris heeft, naar hij onweersproken heeft gesteld, reeds tijdens de eerste bespreking met klagers duidelijk aangegeven dat zijn kantoor geen werkzaamheden zou kunnen verrichten ter zaken van de vereffening van de nalatenschap van erflaatster, omdat het kantoor daar niet toe geëquipeerd was. Het feit dat de kandidaat-notaris klagers op het punt van de aan het indienen van een verzoekschrift tot het benoemen van een vereffenaar verbonden kosten onjuist heeft ingelicht is te betreuren, maar dit doet niet alsnog een verplichting ontstaan voor de (kandidaat-)notarissen om de rol van vereffenaar op zich te nemen.
7.5. Het vierde klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.4. (kort samengevat dat de (kandidaat-)notarissen ten onrechte hoge kosten in rekening hebben gebracht omdat deze kosten uitsluitend het gevolg waren van hun eigen onjuiste advisering) is gezien het hiervoor onder 7.2. overwogene (kort samengevat dat er geen sprake is van onjuiste advisering door de kandidaat-notaris) eveneens ongegrond. Voor zover klagers los van het vorenstaande menen, dat het gedeclareerde bedrag te hoog is, is het hof niet bevoegd. Klagers kunnen zich daarvoor wenden tot de ringvoorzitter, die beslist over declaratiegeschillen.
7.6. Ten aanzien van het vijfde klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.5., heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dat die vervat in de beslissing van de kamer waarmee het hof zich verenigt.
7.7. Het zesde klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.6., is ongegrond. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de (kandidaat-)notarissen op het moment dat (namens) klagers enkele klachten/verwijten werden geuit een weinig of niet oplossingsgerichte houding hebben aangenomen. De notaris heeft ook voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de wens van de familie om het contact te laten verlopen via een tussenpersoon/gevolmachtigde wel degelijk heeft gerespecteerd (anders dan door klagers is gesteld in hun inleidend klaagschrift onder 6b.). Zij heeft zich (naar ’s-hofs oordeel terecht) eerst willen overtuigen van het feit of en zo ja welke erfgenamen door deze tussenpersoon rechtsgeldig werden vertegenwoordigd. Deze handelwijze is naar ’s-hofs oordeel niet tuchtrechtelijk laakbaar.
7.8. Het zevende klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.7., is ongegrond. Het hof volgt de kamer niet in zijn oordeel dat de notaris zich in haar brieven van 1 juli 2010 respectievelijk 25 oktober 2010 zeer grievend jegens de erfgenamen heeft uitgelaten en daarin blijk heeft gegeven van een ernstig gebrek aan inlevingsvermogen. Het hof leest in voormelde brieven een weergave van de zienswijze van de notaris en geen (verkapte) poging om eventuele verantwoordelijkheid af te wijzen. De toonzetting in de brieven is misschien fel te noemen, maar gezien de situatie waarin de notaris zich bevond (een min of meer onwerkbare situatie in verband met de onderlinge geschillen tussen de erfgenamen en het notariskantoor) is het hof van oordeel dat deze niet dusdanig onprofessioneel is te noemen, dat de notaris in deze tuchtrechtelijk een verwijt is te maken.
7.9. Het achtste klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.8., is niet-ontvankelijk voor zover dit klachtonderdeel ziet op (de hoogte van) de door de notaris aan klagers in rekening gebrachte kosten. Declaratiegeschillen behoren tot de competentie van de ringvoorzitter en de tuchtrechter is niet bevoegd hierover de oordelen. Voor zover dit klachtonderdeel ziet op de wijze van incasseren van de notariële kosten, is het ongegrond. Uit de in het geding gebrachte declaratie van 30 juni 2010 blijkt, dat deze is geadresseerd aan “de erfgenamen van mevrouw [ Y ], [ adres ]”. Er is derhalve geen sprake van het versturen van meerdere (gelijkluidende) declaraties aan alle afzonderlijke erfgenamen waarbij ieder van hen hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de betaling van het gehele bedrag. Dat het gerechtsdeurwaarderskantoor dat door de notaris werd ingeschakeld op het moment dat voldoening van haar declaratie achterwege bleef, kennelijk eigener beweging wel alle individuele erfgenamen heeft aangesproken voor het gehele bedrag is te betreuren, maar dit is niet iets dat de notaris verweten kan worden.
7.10. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
7.11. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

8. De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing van de kamer, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergegeven hiervoor onder 5.2. gegrond, doch ziet af van het opleggen van een maatregel;
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergeven hiervoor onder 5.8. deels
niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verheij, A.M.A. Verscheure en
C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 maart 2013 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen’s-Gravenhage
Beslissing van 11 mei 2011inzake de klacht onder nummer
10-37van:

1.[ klager 1 ],hierna ook te noemen: klager 1,

2. [
[ klaagster 2 ],hierna ook te noemen: klaagster 2,
2. [
[ klaagster 3 ],hierna ook te noemen: klaagster 3,
2. [
[ klaagster 4 ],hierna ook te noemen: klaagster 4,
2. [
[ klaagster 5 ], hierna ook te noemen: klaagster 5,
tevens gemachtigde van klagers,
tegen

1.[ de notaris ],notaris te [ plaats ],hierna ook te noemen: de notaris,

2. [
[ de kandidaat-notaris ],als kandidaat-notaris in dienst van de notaris,
hierna ook te noemen: de kandidaat-notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
  • de klacht, ingekomen op 28 december 2010, met bijlagen;
  • het antwoord van de notaris, met bijlagen;
  • de repliek van klagers met aanvulling en wijziging van de klacht, met bijlagen;
  • de dupliek van de notaris.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 april 2011.
Daarbij waren aanwezig:
  • klaagsters 2 en 5, de laatste tevens in haar hoedanigheid van gemachtigde van klagers,
  • de notaris.
De kandidaat-notaris is  hoewel behoorlijk opgeroepen  niet verschenen. De notaris heeft meegedeeld dat de kandidaat -notaris al geruime tijd ernstig ziek is en dat zij mede namens hem optreedt.
Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in kopie gehecht de pleitaantekeningen van de gemachtigde van klagers.
De feiten
Op 5 juni 2009 is [ Y ] [hierna: erflaatster] door een geweldsmisdrijf om het leven gekomen. Zij heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt. Volgens de wettelijke erfopvolging bij versterf had en heeft erflaatster als erfgenamen achtergelaten haar vader [klager 1] en haar vier zusters [klaagsters 2, 3 en 4 en [ Z ], die niet in deze klachtprocedure optreedt].
Op 18 juni 2009 vond een bespreking plaats tussen de erfgenamen, met uitzondering van klaagster 3, en de kandidaat-notaris. Tijdens die bespreking hebben de aanwezige erfgenamen een verklaring van beneficiaire aanvaarding getekend en hebben klager 1, klaagster 4 en [ Z ] een boedelvolmacht verleend aan klaagster 2.
De notaris heeft voor de door de kandidaat-notaris en haar verrichte werkzaamheden op 30 juni 2010 een declaratie tot een bedrag van € 2.857,72 ingediend bij de erfgenamen, onder het voorbehoud dat de toen nog aan te stellen vereffenaar ermee akkoord gaat dat een bedrag van € 1.150,--, dat de notaris uit handen van de politie ontvangen had als aangetroffen in de woning van erflaatster, zou worden aangewend voor de (gedeeltelijke) voldoening van de boedelkosten. Na betwisting van de declaratie door de erfgenamen is ieder van hen door een door de notaris ingeschakeld gerechtsdeurwaarderskantoor op 4 november 2010 gemaand tot betaling van € 3.330,50 (inclusief incassokosten en rente) en op 23 november 2010 tot betaling van € 3.334, 97 (idem).
Tussen enerzijds klagers en hun gemachtigde en anderzijds de notaris, de kandidaat-notaris en overige medewerkers van het kantoor van de notaris is over de afwikkeling van de nalatenschap gecorrespondeerd en zijn telefoongesprekken gevoerd. Kopieën van de betreffende brieven, mails en schriftelijke aantekeningen zijn in deze procedure door partijen overgelegd. Voor zover van belang wordt hiernaar verwezen in de overwegingen onder de klacht, het verweer en de beoordeling van de klacht.
De klacht en het verweer van de notaris, mede namens de kandidaat-notaris
De klacht
De klacht valt  voor zover gehandhaafd, van belang en zakelijk weergegeven  uiteen in de volgende onderdelen.
1. De kandidaat-notaris heeft klagers  als juridische leken, die bovendien zeer getraumatiseerd waren door de gewelddadige dood van erflaatster  onjuiste en onvolledige informatie verstrekt en hun onjuist geadviseerd, zonder hun enige bedenktijd voor al dan niet onderling beraad te geven. Daarmee heeft hij onnodig leed toegevoegd aan klagers als erfgenamen.
Tijdens het gesprek op 18 juni 2009 met de kandidaat-notaris, is door de aanwezige erfgenamen aan hem meegedeeld, dat de nalatenschap complex en negatief was. In plaats van de individuele erfgenamen erop te wijzen dat zij ieder voor zich de keuze hadden tussen zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding of verwerping van de nalatenschap, heeft de kandidaat-notaris in dit gesprek klagers voorgespiegeld dat beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap de goedkoopste en beste optie was. Verwerping, geopperd door klaagster 2, heeft hij tijdens dat gesprek onmiddellijk van de hand gewezen als de slechtste en nadeligste optie. De kandidaat-notaris heeft de aanwezige klagers voorgehouden dat de negatieve nalatenschap opgelost moest worden en dat verwerping voor klagers zou leiden tot aanzienlijke kosten. Bij verwerping zouden volgens de kandidaat-notaris de nazaten van erfgenamen achtervolgd worden door schuldeisers, terwijl die nazaten ook hoge kosten zouden moeten maken om eveneens de nalatenschap te verwerpen. Ook zouden de erfgenamen volgens de kandidaat-notaris bij verwerping opdraaien voor hoge notariskosten, omdat de notaris die nazaten zou moeten opsporen.
Daarbij heeft de kandidaat-notaris de aanwezige klagers ten onrechte meegedeeld dat de erfgenamen, vanwege het feit dat de nalatenschap zeer negatief was, slechts een verzoek in hoefden te dienen bij de rechtbank om een vereffenaar aan te stellen, waarna de rechtbank een vereffenaar zou aanwijzen die de nalatenschap kosteloos en definitief zou afwikkelen. De indiening van het verzoek bij de rechtbank zou ook geen kosten hoeven op te leveren, omdat de erfgenamen dit verzoek volgens de kandidaat-notaris zelf zouden kunnen indienen. Klaagster 2 zou, daartoe gevolmachtigd door de overige erfgenamen, zelf, dus ook zonder tussenkomst van een advocaat, bij de rechtbank een verzoek moeten indienen tot benoeming van een vereffenaar van de nalatenschap.
De voor de beneficiaire aanvaarding benodigde papieren  verklaringen en boedelvolmachten  bleek de kandidaat-notaris al tijdens dit gesprek klaar te hebben liggen.
2. De kandidaat-notaris heeft voor deze onjuiste informatie zijn verantwoordelijkheid niet genomen.
Indiening van het verzoek tot benoeming van een vereffenaar bij de rechtbank bleek alleen te kunnen via tussenkomst van een advocaat en de hoge kosten daarvan zouden de erfgenamen zelf moeten betalen. Daarbij dienden de erfgenamen, anders dan hun was meegedeeld door de kandidaat-notaris, volgens de rechtbank in eerste instantie zelf een vereffenaar aan te dragen, die naar het oordeel van de rechtbank geschikt zou zijn voor de afwikkeling van de complexe nalatenschap. Klaagster 2 heeft bij brief van 6 augustus 2009 de kandidaat-notaris aansprakelijk gesteld voor de kosten voor het benoemen van een vereffenaar maar heeft hem de mogelijkheid geboden dit ondershands met de erfgenamen te regelen. Op dat aanbod is de kandidaat-notaris niet ingegaan. Bij dezelfde mail gaf hij toe, onder betuiging van zijn spijt, dat hij ten onrechte ervan uitgegaan was dat het vereiste van een advocaat niet van toepassing zou zijn indien een erfgenaam verzoekt een vereffenaar aan te stellen. Uit deze mail en zijn eerdere mail van 4 augustus 2009 bleek klagers ook dat de kandidaat-notaris pas nadat zijn onjuiste advisering tot de onherroepelijke gevolgen van beneficiaire aanvaarding geleid had en hij de erfgenamen in grote problemen gebracht had, inlichtingen is gaan inwinnen bij de gerechtelijke instanties.
3. Zowel de kandidaat-notaris als de notaris heeft geweigerd om als vereffenaar in de nalatenschap op te treden, hoewel daartoe verzocht door klagers.
Het verzoek om als vereffenaar in de nalatenschap op te treden werd gedaan bij mail van 25 augustus 2009 van klaagster 2 namens de overige erfgenamen. Dit verzoek werd door de kandidaat-notaris bij mail van 1 september 2009 geweigerd met als reden dat het kantoor van de notaris een betrekkelijk klein kantoor was en dat de tijd die de afwikkeling van de nalatenschap zou vergen niet door het kantoor zou kunnen worden vrijgemaakt.
Een verzoek van de griffie van de rechtbank ’s-Gravenhage om als vereffenaar op te treden werd door de notaris bij brief van 15 februari 2010 geweigerd, onder verwijzing naar de beperkte capaciteit van haar kantoor. Ook het herhaalde verzoek bij mail van 23 juni 2010 van klaagster 2 werd door de notaris bij brief van 1 juli 2010 geweigerd.
4. Zowel de kandidaat-notaris als de notaris heeft de schijn van partijdigheid gewekt door in uitlatingen de indruk te wekken op te komen voor de belangen van mogelijke schuldeisers in het algemeen (voor wat betreft de kandidaat-notaris) en van de Rabobank als schuldeiser in het bijzonder (voor wat betreft de notaris) in plaats van voor de belangen van de erfgenamen.
Dit blijkt volgens klagers uit de eenzijdige en onjuiste advisering door de kandidaat-notaris die slechts gericht lijkt te zijn geweest op een beneficiaire aanvaarding, teneinde een vereffening van de negatieve nalatenschap te bewerkstelligen.
Dit blijkt volgens klagers eveneens uit het gestelde in de brief van 25 oktober 2010 van de notaris aan de gemachtigde van klagers, dat de Rabobank, met nog een aanzienlijke vordering op de nalatenschap, bij verwerping door de naaste familie niet stil zou blijven zitten en niet de volgende kring van erfgenamen zou aanspreken. Juist deze bank, die ook internationaal actief is en een grote juridische afdeling heeft, zou alles in het werk stellen om vorderingen op de erfgenamen te verhalen. Daarbij zouden volgens de notaris de schulden op de kinderen van een verwerpende erfgenaam dan wel diens kindskinderen kunnen worden verhaald. Deze uitlatingen van de notaris komen op klagers over als meer gericht op bangmakerij dan op een genuanceerde en juiste stellingname.
5. De notaris is niet bereid geweest om, in overleg met de gemachtigde van klagers, verder aan een oplossing te werken.
Op het verzoek van de gemachtigde bij brief van 21 september 2010 om vóór 10 oktober 2010 contact op te nemen met de gemachtigde, teneinde een oplossing te bereiken, reageerde de notaris met een uitnodiging aan de erfgenamen via haar brief aan klaagster 2 om de inhoud van de brief van gemachtigde met de notaris op haar kantoor te bespreken, zulks in plaats van de machtiging bij twijfel van haar kant aan klagers of de gemachtigde op te vragen. Zelfs toen er geen twijfel meer kon zijn over het optreden van de gemachtigde namens de erfgenamen, weigerde de notaris tijdens een telefoongesprek op 21 oktober 2010 met de gemachtigde om met haar van gedachten te wisselen over de problematiek en om aan te geven of zij bereid was om mee te werken aan een oplossing. Desondanks heeft de gemachtigde bij brief van 21 oktober 2010 nogmaals haar bereidheid uitgesproken om met de notaris van gedachten te wisselen voor een oplossing, met als reactie van de notaris bij brief van 25 oktober 2010 aan de gemachtigde dat zij haar eerder aan klagers verkondigde standpunten handhaafde evenals haar declaratie.
6. De notaris heeft zich in haar contacten met klagers zeer grievend tegen hen uitgelaten, zonder rekening te houden met de ontredderde toestand waarin klagers zich bevonden door de gewelddadige dood van erflaatster.
In haar brief van 1 juli 2010 verweet de notaris klaagster 2 dat haar mails “niets anders dan klachten, verwijten en bedreigingen” zouden bevatten. Daarnaast beschuldigde de notaris in haar brief van 25 oktober 2010 de gemachtigde van klagers van een dwingende opstelling en een dreigende toon in mails, brieven en telefoontjes. Van een dreigende toon in correspondentie en anderszins is volgens klagers echter geen sprake geweest, wel van op beschaafde wijze geuite klachten en verwijten. De notaris heeft zich die klachten niet aangetrokken en geen poging gedaan de problemen op te lossen. Ook de bewering in dezelfde brief van 25 oktober 2010 dat de notaris de indruk heeft dat de familie de emoties in verband met de moord op erflaatster gedeeltelijk op haar kantoor richt, is door klagers als zeer grievend ervaren, mist iedere grond en onderbouwing en duidt voorts op een ernstig gebrek aan inlevingsvermogen bij de notaris.
7. De notaris heeft ten onrechte kosten aan klagers in rekening gebracht, omdat het de kosten betrof die het directe gevolg waren van de onjuiste advisering door de kandidaat-notaris. Voorts is aan klagers het onjuiste advies gegeven om een beroep te doen op Slachtofferhulp Nederland als instantie voor betaling van de declaratie van de notaris.
8. Daarbij heeft de notaris ten onrechte via de gerechtsdeurwaarder iedere klager gemaand tot betaling van het volledige nog aan haar te betalen bedrag voor haar werkzaamheden, vermeerderd met de incassokosten en rente.
Volgens klagers zou iedere erfgenaam ten hoogste zijn/haar aandeel in de declaratie behoren te betalen.
Het verweer
De notaris heeft, zoals zij ter zitting heeft meegedeeld, mede namens de kandidaat-notaris gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna  voor zover nodig  zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
Klachtonderdeel 1
De Kamer acht voldoende gebleken, dat de kandidaat-notaris tijdens de bespreking op 18 juni 2009 de erfgenamen heeft geadviseerd de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Dat blijkt uit zijn brief van 28 juli 2009 aan de rechtbank waarin dit met zoveel woorden staat. Dat de kandidaat-notaris aanstuurde op beneficiaire aanvaarding blijkt verder uit zijn aantekeningen in het dossier naar aanleiding van ingekomen telefoongesprekken met:
  • klaagster 4 op 11 juni 2009: “nal.negatief”; “besproken: ben. aanvaarden”; “ze waren al op de hoogte v/h feit dat ze zo min mogelijk moeten doen als ze ben. willen aanvaarden”;
  • mr. [ A ], kandidaat-notaris verbonden aan notariskantoor [ kantoor ] te [ plaats ], op 18 juni 2009 tussen 11.54 en 12.14 uur: “vader had gezegd dat ze gaan verwerpen”; “gezegd: nee, vanmiddag komen ze benef. aanv. tekenen”.
Voorts staat als niet weersproken vast, dat de kandidaat-notaris op 18 juni 2009 wist dat de nalatenschap complex en (zeer) negatief was.
Naar het oordeel van de Kamer van Toezicht had de kandidaat-notaris gezien de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden op zijn minst - naast de mogelijkheid van beneficiaire aanvaarding - ook de mogelijkheid van verwerping met de aanwezige erfgenamen moeten bespreken, hun daarbij moeten wijzen op mogelijke gevolgen/risico’s van elke keuze en hun vervolgens een termijn voor beraad moeten geven om hun keuze te maken. Niet gebleken is dat de kandidaat-notaris dat heeft gedaan.
De schriftelijke informatie, waarin de verschillende keuzes ten aanzien van aanvaarding en verwerping van de nalatenschap worden uitgelegd is pas aan het einde van de bespreking aan de erfgenamen verstrekt, dus nadat de aanwezige erfgenamen voor beneficiaire aanvaarding hadden gekozen. Deze informatie hield bovendien niet een voor deze nalatenschap terzake doende bespreking in van mogelijke gevolgen/risico’s van elke keuze, maar is eveneens uitdrukkelijk gericht op de wenselijkheid van beneficiaire aanvaarding, zoals blijkt uit de betreffende alinea’s op pagina 2 van de brief.
Voorts staat vast, dat de kandidaat-notaris de erfgenamen onjuist heeft ingelicht over de procedure tot benoeming van een vereffenaar en de daaraan verbonden kosten.
Gelet op het voorgaande is de Kamer van oordeel dat de kandidaat-notaris bij de bespreking van 18 juni 2009 is tekortgeschoten zowel in zijn onderzoeksplicht als in zijn informatieplicht jegens de erfgenamen.
Dit tekortschieten is tuchtrechtelijk verwijtbaar en maakt de klacht op dit onderdeel jegens de kandidaat-notaris gegrond.
Klachtonderdeel 2
Gelet op de achteraf gebleken onjuistheden in het advies van de kandidaat-notaris over het verzoek aan de rechtbank tot benoeming van een vereffenaar, dat in tegenstelling tot zijn advies, niet mogelijk was zonder tussenkomst van een advocaat, en de verkeerde veronderstelling ingegeven door de kandidaat-notaris dat de rechtbank een vereffenaar zou aanwijzen, terwijl achteraf bleek dat de erfgenamen zelf hiervoor een voorstel zouden moeten doen bij de rechtbank, had het op de weg van de kandidaat-notaris gelegen om in overleg met de erfgenamen te trachten hen hierin op de een of andere manier tegemoet te komen, zoals voorgesteld door klaagster 2 bij haar mail van 6 augustus 2009. De enkele spijtbetuiging van de kandidaat-notaris aan klaagster 2 bij zijn antwoordmail van 6 augustus 2009 is daartoe naar het oordeel van de Kamer onvoldoende.
Dit klachtonderdeel is daarom jegens de kandidaat-notaris gegrond.
Klachtonderdeel 3
Gelet op de onjuiste inlichtingen, die omtrent de procedure van de vereffening door de kandidaat-notaris aan de erfgenamen was verstrekt, had het naar het oordeel van de Kamer voor de hand gelegen, dat de notaris en de kandidaat-notaris de erfgenamen tegemoet waren gekomen en het vereffenaarschap in dit geval wel op zich hadden genomen, dan wel tenminste daar meer betrokkenheid bij hadden moeten betonen, bijvoorbeeld door zelf een vereffenaar voor te stellen.
Dit klachtonderdeel is daarom jegens de notaris en de kandidaat-notaris gegrond.
Klachtonderdeel 4
Noch uit de advisering van de kandidaat-notaris noch uit de daaropvolgende reacties van de notaris jegens klagers valt naar het oordeel van de Kamer enige concrete aanwijzing af te leiden om aan te nemen, dat de kandidaat-notaris of de notaris de belangen van één of meer schuldeisers van de nalatenschap voorop stelden. De notaris heeft dit klachtonderdeel weersproken en klagers hebben dit verwijt niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel 5
Uit de stukken blijkt dat de gemachtigde van klagers drie keer aan de notaris heeft voorgesteld om samen te proberen tot een oplossing te komen. De notaris heeft weliswaar in reactie daarop alle erfgenamen uitgenodigd, kennelijk omdat zij twijfelde omtrent de bevoegdheid van [ klaagster 5 ] als gemachtigde, maar zij is, nadat deze bevoegdheid om op te treden als gemachtigde van [ Z ] was komen vast te staan, niet meer ingegaan op verzoeken om in onderling overleg de kwestie op te lossen.
In haar brief van 25 oktober 2010 heeft de notaris de gemachtigde meegedeeld dat zij haar eerder aan klagers verkondigde standpunten handhaafde evenals haar declaratie.
Gelet op het feit dat de kandidaat-notaris de erfgenamen verkeerd had voorgelicht omtrent de vereffeningsprocedure, had van de notaris een meer oplossingsgerichte houding verwacht mogen worden.
Dit klachtonderdeel is daarom ten aanzien van de notaris gegrond.
Klachtonderdeel 6
De door klagers aangehaalde en door hen als grievend ervaren beweringen van de notaris in haar brieven van 1 juli 2010 en 25 oktober 2010 getuigen naar het oordeel van de Kamer niet van een zakelijke, professionele opstelling bij de notaris. Met de klagers is de Kamer van Toezicht van oordeel dat de notaris met deze opstelling weinig inlevingsvermogen en tact jegens klagers, die zich geconfronteerd hadden gezien met de gewelddadige dood van hun dochter c.q. zuster, heeft getoond. Daaraan doet het onderling verschil in standpunten tussen klagers en de notaris niet af.
Dit klachtonderdeel is daarom ten aanzien van de notaris gegrond.
Klachtonderdeel 7
Voor wat betreft het verwijt dat de notaris ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht verwijst de Kamer van Toezicht naar hetgeen hiervoor is overwogen bij klachtonderdelen 1 en 2. Voor zover klagers menen dat het door de notaris berekende bedrag te hoog is, is de Kamer niet bevoegd. Klagers kunnen zich daarvoor wenden tot de ringvoorzitter, die beslist omtrent declaratiegeschillen.
Het verwijt dat de notaris klagers ten onrechte verwezen heeft naar Slachtofferhulp Nederland als instantie voor betaling van haar declaratie, acht de Kamer niet terecht. De notaris heeft voldoende aannemelijk gemaakt, dat zij de erfgenamen naar Slachtofferhulp heeft verwezen, nadat één van de erfgenamen op 6 augustus 2009 aan een medewerker van het notariskantoor had gemeld dat de kosten daar geclaimd zouden kunnen worden en het verzoek had gedaan aan het notariskantoor om per fax te bevestigen dat het notariskantoor de afwikkeling van de nalatenschap behandelde. Het daaromtrent door de notaris gestelde vindt steun in de aantekeningen van de kandidaat-notaris in het dossier.
Dit klachtonderdeel is daarom in beide opzichten ongegrond.
Klachtonderdeel 8
Artikel 6 van boek 6 BW bepaalt dat, wanneer een prestatie door twee of meer schuldenaren verschuldigd is, zij ieder voor een gelijk deel aansprakelijk zijn, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit, dat zij voor ongelijke delen of hoofdelijk verbonden zijn.
De notaris heeft niet duidelijk gemaakt, op grond waarvan ieder der erfgenamen hoofdelijk voor het geheel van haar declaratie aansprakelijk zou zijn.
Dit klachtonderdeel is daarom jegens de notaris gegrond.
De maatregel
De Kamer van Toezicht is van oordeel dat de gegrond verklaarde klachtonderdelen gezien de ernst daarvan zowel voor de kandidaat-notaris als voor de notaris een berisping rechtvaardigen.
Voor wat de kandidaat-notaris betreft, neemt de Kamer daarbij in aanmerking de ernst van het hem gemaakte verwijt, alsmede dat hij vanaf september 1994 in de hoedanigheid van kandidaat-notaris werkzaam is en vanaf de dag van zijn beëdiging op 21 januari 2001 voor zijn eerste waarneming regelmatig voor verschillende notarissen heeft mogen waarnemen.
Voor wat de notaris betreft, neemt de Kamer daarbij in aanmerking dat de notaris onvoldoende regie over het functioneren van de kandidaat-notaris heeft gevoerd, nagelaten heeft maatregelen te treffen die gezien de omstandigheden redelijk en billijk zouden zijn geweest en voorts is tekortgeschoten in een correcte bejegening van klagers.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart voor de kandidaat-notaris de klachtonderdelen 1 tot en met 3 gegrond;
legt de kandidaat-notaris hiervoor de maatregel van berisping op;
verklaart voor de notaris de klachtonderdelen 5, 6 en 8 gegrond;
legt de notaris hiervoor de maatregel van berisping op;
bepaalt dat de opgelegde maatregelen, nadat deze beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zullen worden tenuitvoergelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de kandidaat-notaris respectievelijk de notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris;
verklaart de klachtonderdelen 4 en 7 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, O. van der Burg, R. van der Galiën, P.H.B. Gorsira en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op
11 mei 2011.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.