beslissing
__________________________________________________________________________
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers: 200.088.329/01 NOT en 200.088.722/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te
‘s-Gravenhage: 10-37
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 5 maart 2013
inzake 200.088.329/01 NOT van:
[ DE NOTARIS ],
notaris te [ plaats ],
APPELLANTE,
gemachtigde:
mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat te Amsterdam,
1. KLAGER 1 ],
wonende te [ plaats ],
2. [ KLAAGSTER 2 ],
wonende te [ plaats ],
3. [ KLAAGSTER 3 ],
wonende te [ plaats ],
4. [ KLAAGSTER 4 ],
wonende te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDEN,
en inzake 200.088.722/01 NOT van:
[ DE KANDIDAAT-NOTARIS ],
kandidaat-notaris te [ plaats ],
APPELLANT,
gemachtigde:
mr. G.L. Maaldrink, advocaat te ’s-Gravenhage,
1. KLAGER 1 ],
wonende te [ plaats ],
2. [ KLAAGSTER 2 ],
wonende te [ plaats ],
3. [ KLAAGSTER 3 ],
wonende te [ plaats ],
4. [ KLAAGSTER 4 ],
wonende te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDEN.
1. De gedingen in hoger beroep
In de zaak met nummer 200.088.329/01 NOT
1.1. Van de zijde van [ de notaris ], verder de notaris, is bij een op 31 mei 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder de kamer, van 11 mei 2011, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerden, verder klagers, tegen de notaris deels gegrond en deels ongegrond heeft verklaard en aan haar de maatregel van berisping heeft opgelegd.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 11 juli 2011 een nader beroepsschrift binnengekomen.
In de zaak met nummer 200.088.722/01 NOT
1.3. Van de zijde van [ de kandidaat-notaris ], verder de kandidaat-notaris, is bij een op 10 juni 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van de kamer van 11 mei 2011, waarbij de kamer de klacht van klagers tegen de kandidaat-notaris deels gegrond en deels ongegrond heeft verklaard en aan hem de maatregel van berisping is opgelegd.
1.4. Van de zijde van de kandidaat-notaris is op 29 juli 2011 een aanvullend beroepsschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. Van de zijde van klagers is op 19 augustus 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.6. De zaken zijn, met instemming van partijen, gevoegd behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 15 maart 2012. De (kandidaat-)notarissen, vergezeld van hun gemachtigden en klaagster sub 2. zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigden en klaagster aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Partijen in de procedure
Van de zijde van de kandidaat-notaris is in hoger beroep naar voren gebracht dat de kamer in zijn beslissing ten onrechte mr. [ X ] als medeklaagster heeft aangemerkt. Desgevraagd heeft klaagster sub 2. tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat mr. [ X ] in eerste aanleg uitsluitend optrad in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen en niet in de hoedanigheid van klaagster.
Mr. [ X ] is om die reden niet in de kop van onderhavige beslissing vermeld.
4. De feiten
De feiten zoals door de kamer in de bestreden beslissing vastgesteld, worden door partijen op onderdelen betwist. Het hof neemt het volgende feiten als tussen partijen vaststaand aan, waarbij het hof de bezwaren van partijen zo nodig in aanmerking heeft genomen:
- Op 5 juni 2009 is mevrouw [ Y ], verder erflaatster, door een geweldsmisdrijf om het leven gekomen. Zij was de dochter van klager sub 1. en de zuster van klaagsters sub 2. tot en met 4.
- Erflaatster heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt.
- Op grond van de wettelijke regels inzake het erfrecht bij versterf, heeft erflaatster als haar erfgenamen achtergelaten haar vader en haar vier zusters (waarvan er één niet optreedt als klaagster in deze procedure), ieder voor een gelijk deel.
- Op 18 juni 2009 heeft er een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van de (kandidaat-)notarissen tussen de erfgenamen (met uitzondering van klaagster sub 3.) en de kandidaat-notaris. Tijdens deze bespreking is door de aanwezige erfgenamen een volmacht tot beneficiaire aanvaarding alsmede een boedelvolmacht getekend.
- In augustus 2010 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage een (onafhankelijk) vereffenaar benoemd.
- Tussen klagers (en hun gemachtigde) en de (kandidaat-)notarissen is over de afwikkeling van de nalatenschap gecorrespondeerd en zijn telefoongesprekken gevoerd.
5. Het standpunt van klagers
Klagers verwijten de (kandidaat-)notarissen dat zij ernstig tekort zijn geschoten in hun taakuitoefening jegens de erfgenamen van erflaatster met als gevolg aanzienlijke materiële schaden en volstrekt onnodige leedtoevoeging en andere immateriële schaden. Zij voeren hiertoe het volgende aan.
5.1. De kandidaat-notaris heeft klagers onjuist geadviseerd door enerzijds de mogelijkheid de nalatenschap te verwerpen onjuist en veel te negatief voor te stellen en anderzijds de mogelijkheid beneficiair te aanvaarden onvolledig en veel te rooskleurig voor te stellen. Hij heeft klagers onvoldoende tijd voor beraad gegeven en daarmee onnodig leed toegebracht aan klagers.
5.2. De (kandidaat-)notarissen stellen de zaken onjuist en niet waarheidsgetrouw voor. Zo stelt de notaris in strijd met de waardheid dat haar kandidaat-notaris de erfgenamen niet heeft geadviseerd beneficiair te aanvaarden maar dat de erfgenamen daar zelf uitdrukkelijk voor hebben gekozen en is – anders dan de notaris in haar brief van 1 juli 2010 beweert – niet besproken dat de familie de afwikkeling van de nalatenschap zelf ter hand zou nemen om kosten te besparen. De kandidaat-notaris heeft de familie namelijk verteld dat die afwikkeling na indiening van een daartoe stekkend verzoekschrift door de erfgenamen bij de rechtbank, kosteloos door een vereffenaar zou geschieden. De kandidaat-notaris heeft vervolgens geprobeerd de consequenties van zijn onjuiste advisering te voorkomen door de feiten een andere draai te geven, zoals in zijn e-mail van 6 augustus 2009.
5.3. De (kandidaat-)notarissen hebben ten onrechte geweigerd om zelf als vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster op te treden. Het had juist in de rede gelegen dat de
(kandidaat-)notarissen hun verantwoordelijkheid hadden genomen en alles hadden gedaan om de familie te helpen teneinde de schade, problemen en emotionele belasting die door de verkeerde advisering door de kandidaat-notaris waren veroorzaakt, te voorkomen, te beperken en/of te compenseren.
5.4. Het kantoor van de (kandidaat-)notarissen heeft klagers ten onrechte de kosten in rekening gebracht die zijn ontstaan als gevolg van zijn eigen onjuiste advisering en zich uit dien hoofde ten laste van klagers bevoordeeld. Gezien de nota van het kantoor van 30 juni 2010, heeft de beneficiaire aanvaarding voor het kantoor hoge inkomsten gegenereerd terwijl dit bij een verwerping door de erfgenamen totaal niet aan de orde zou zijn geweest. Deze vorm van zelfbevoordeling is niet in overeenstemming met de beroepsregels voor het notariaat.
5.5. De (kandidaat-)notarissen hebben schuldeisersbelangen laten prevaleren boven de belangen van klagers en daarmee de schijn van partijdigheid gewekt. Zo heeft de kandidaat-notaris het ten onrechte doen voorkomen alsof de negatieve nalatenschap een probleem was dat door de erfgenamen moest worden opgelost terwijl dit hoogstens een schuldeisers- en/of maatschappelijk probleem/belang is. De notaris heeft het in haar brief van 25 oktober 2010 doen voorkomen alsof de Rabobank alle mogelijke erfgenamen, inclusief een op 19 maart 2009 geboren baby (bloedverwant van erflaatster in de 4e graad zijlijn) zou aanspreken voor de vorderingen op erflaatster, waardoor deze laatste (door minderjarigheid gedwongen) verplicht zou zijn beneficiair te aanvaarden en te vereffenen.
5.6. Tot op heden zijn de (kandidaat-)notarissen niet bereid gebleken om tot enige oplossing in deze zaak te komen en zelfs niet om daarover in gesprek te gaan. De notaris heeft zelfs het feit dat de familie het contact wilde laten verlopen via een tussenpersoon niet willen respecteren.
5.7. De notaris heeft bepaalde feiten onjuist weergegeven teneinde haar verantwoordelijkheid af te wijzen en ten onrechte grievende beschuldigingen en uitlatingen gedaan jegens (onder andere) klaagster sub 2. Zo zouden de mails van klaagster sub 2. aan de notaris niets anders dan klachten, verwijten en bedreigingen bevatten. Van enige, op beschaafde wijze geuite klachten en verwijten is wellicht sprake geweest maar nergens in de correspondentie van klaagster sub 2. zijn bedreigingen te lezen. Ook was de nodeloze verwijzing naar slachtofferhulp door de notaris onzorgvuldig, misplaatst en onnodig grievend voor de nabestaanden. De notaris heeft daarbij op geen enkele wijze rekening gehouden met de ontredderde toestand waarin klagers zich bevonden door de gewelddadige dood van erflaatster.
5.8. De notaris heeft blijkens haar nota van 30 juni 2010 ten onrechte – hoge – kosten aan klagers in rekening gebracht die direct het gevolg waren van de onjuiste advisering door haar kandidaat-notaris. Vervolgens heeft de notaris via de gerechtsdeurwaarder iedere klager gemaand tot betaling van het volledige nog aan haar de betalen bedrag, vermeerderd met incassokosten en rente, terwijl iedere erfgenaam ten hoogte zijn/haar aandeel in de declaratie aan de notaris verschuldigd is.
6. Het standpunt van de (kandidaat-)notarissen
De (kandidaat-)notarissen hebben de stellingen van klagers gemotiveerd betwist en zich als volgt verweerd.
6.1. Het kantoor van de (kandidaat-)notarissen heeft alles in het werk gesteld om klagers goed en grondig te informeren en heeft adequaat gehandeld om hen kosten te besparen. Voorafgaand aan de eerste bespreking (op 18 juni 2009) tussen de familie en de kandidaat-notaris is er (op 11 juni 2009) telefonisch contact geweest tussen de kandidaat-notaris en klaagster sub 4. waarbij zij heeft aangegeven dat de familie speciaal geïnformeerd wilde worden over de mogelijkheid van een beneficiaire aanvaarding. Tijdens de bespreking kwam de familie op de kandidaat-notaris over als zeer mondig en snel van begrip. De kandidaat-notaris had geen enkele reden om eraan te twijfelen dat de familie zich bewust was van de consequenties van een beneficiaire aanvaarding.
6.2. Tijdens het telefoongesprek met klaagster sub 4. op 11 juni 2009 is door haar de indruk gewekt dat de hele familie op één lijn zat en de nalatenschap beneficiair wilde aanvaarden. Op de ochtend van de van 18 juni 2009 (de dag van de eerste bespreking op kantoor) werd de kandidaat-notaris echter gebeld door een medewerker van een ander notariskantoor met de mededeling dat klager sub 1. tegen haar had gezegd de nalatenschap te willen verwerpen. Mede door die mededeling is er tijdens de bespreking door de kandidaat-notaris uitgebreid aandacht besteed aan de consequenties van zowel de beneficiaire aanvaarding als het verwerpen van de nalatenschap. Ook heeft de kandidaat-notaris reeds op dat moment uitdrukkelijk aangegeven dat de vereffening van de nalatenschap niet door het kantoor van de (kandidaat-)notarissen verzorgd zou kunnen worden. Nu de familie zoveel mogelijk in eigen hand wilde houden, was het ook haar wens dat de (kandidaat-)notarissen alleen de verklaring van erfrecht zouden opstellen en hun bemoeienis overigens tot een minimum zouden beperken. De familie heeft zelf contact gezocht met de rechtbank ’s-Gravenhage om een vereffenaar aan te laten stellen. Desgevraagd heeft de kandidaat-notaris wel een poging gedaan om de familie te helpen tot een kostenloze vereffening te komen, maar hij heeft de familie niet in het vooruitzicht gesteld dat de afwikkeling door een vereffenaar kosteloos zou geschieden.
6.3. Hoewel door de kandidaat-notaris reeds tijdens het eerste gesprek op 18 juni 2009 aan de familie is verteld dat de vereffening van de nalatenschap niet door het kantoor van de (kandidaat-)notarissen ter hand zou worden genomen, hebben klagers hier alsnog tot driemaal toe om verzocht. De vereffening van een nalatenschap valt niet onder de ministerieplicht van een notaris en het kantoor is niet geëquipeerd om een dergelijke vereffening op zich te nemen. De notaris kon niet anders dan het verzoek van de familie, tot driemaal toe, weigeren.
6.4. De familie heeft enerzijds uitdrukkelijk aangegeven dat de bemoeienis van de
(kandidaat-)notarissen in verband met de kosten tot een minimum beperkt zou moeten blijven, maar anderzijds bleef de familie keer op keer contact zoeken. Hierbij zijn de
(kandidaat-)notarissen haar steeds ter wille geweest, maar hieraan waren wel kosten verbonden. Er is geen sprake van dat het kantoor van de (kandidaat-)notarissen inkomsten wilde genereren door een beneficiaire aanvaarding door de familie en daarom heeft geadviseerd beneficiair te aanvaarden.
6.5. Er wordt door klagers gesuggereerd dat de notaris onder een hoedje zou spelen met de Rabobank omdat haar kantoor een derdengeldrekening heeft lopen bij deze bank. Deze opmerking wordt ervaren als zeer smadelijk en op niets gebaseerd. De (kandidaat-)notarissen hebben klagers er uitsluitend op willen wijzen dat een bank die een (aanzienlijke) vordering heeft op een overledene, over het algemeen zeer actief op zoek gaat naar diens erfgenamen.
6.6. De (kandidaat-)notarissen hebben zich meermaals bereid getoond om met de familie in gesprek te gaan over de punten waarop zij, volgens (de gemachtigde van) klagers, tekort zouden zijn geschoten in hun advisering. Zo heeft de kandidaat-notaris bij e-mail van 6 augustus 2009 een uitvoerige toelichting gegeven op de (behoudens het punt van de procesvertegenwoordiging bij het verzoek een vereffenaar te benoemen) zijns inziens correcte advisering. Kennelijk heeft de boedelgevolmachtigde deze toelichting niet toereikend gevonden want zij reageerde met de aankondiging dat zij haar commentaar in de vorm van een klacht zou gaan indienen bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Daarop heeft de kandidaat-notaris direct (bij e-mailbericht van 7 augustus 2009) een voorstel gedaan om een en anders tijdens een bespreking nog eens mondeling toe te lichten doch de boedelgevolmachtigde bleek hiertoe niet bereid. De kandidaat-notaris heeft zijn bereidheid tot een gesprek nog herhaald bij e-mailbericht van 1 september 2009. Nadat het geruime tijd stil was gebleven, heeft de gemachtigde van de familie bij (uitvoerige) brief van 21 september 2009 aangegeven waaruit de onvrede bij de familie bestond. De notaris heeft de erfgenamen vervolgens bij brief van 27 september 2009 uitgenodigd voor een gesprek. Toen een reactie uitbleef, heeft de notaris deze uitnodiging in haar brief van 18 oktober 2010 aan de gemachtigde van de erfgenamen herhaald.
6.7. De notaris herkent zich niet in het verwijt van klagers dat zij bepaalde feiten onjuist zou hebben weergegeven en/of grievende uitlatingen zou hebben gedaan jegens klagers. De notaris heeft de indruk dat zij reeds in een vroeg stadium geen goed meer bij klagers kon doen, hoezeer zij zich ook heeft ingespannen om hen naar eer en geweten bij te staan. Dat de erfgenamen al snel en meermaals dreigementen hebben geuit ten aanzien van een in te dienen klacht heeft de notaris zeer geraakt, hetgeen er wellicht aan heeft bijgedragen dat de toonzetting in enkele van haar brieven en/of e-mails als enigszins emotioneel en minder professioneel werd ervaren. Dit kan onder deze omstandigheden echter een tuchtrechtelijk verwijt niet rechtvaardigen. De verwijzing naar slachtofferhulp kan geenszins als onnodig grievend bestempeld worden nu één van de erfgenamen het kantoor heeft benaderd met de mededeling dat daar kosten geclaimd kunnen worden en de notaris daarop enkel deze boodschap heeft overgebracht.
6.8. Het kantoor van de (kandidaat-)notarissen heeft zich gedurende de looptijd van het dossier aanzienlijke inspanningen ten behoeve van de erfgenamen en de afwikkeling van de nalatenschap getroost. De notaris heeft gemeend dat de nota gerechtvaardigd was en deze, ook na bezwaar van de boedelgevolmachtigde, gehandhaafd. In dit dossier zijn de
(kandidaat-)notarissen terughoudend geweest met “tijdschrijven”. Zo is de vele tijd aan intern overleg over de aanpak van de behandeling van het dossier door de notaris niet in rekening gebracht. Reeds tijdens de eerste bespreking op 18 juni 2009 is door de kandidaat-notaris aan de orde gesteld dat de kosten van boedelbehandeling ten laste van de erfgenamen zouden worden gebracht (voor zover deze niet uit de nalatenschap zouden kunnen worden voldaan). De declaratie is (ruim een jaar na de eerste bespreking) aan “de erfgenamen van mevrouw
[ Y ]” verzonden en aldus heeft de notaris tot uitdrukking gebracht dat zij betaling van deze declaratie aan de gezamenlijke erfgenamen overliet en zeker niet ieder van de erfgenamen voor het geheel aansprakelijk stelde. Dat het door de notaris ingeschakelde deurwaarderskantoor er vervolgens toe is overgegaan alle erfgenamen voor het gehele bedrag aan te spreken, is niet iets dat de notaris valt te verwijten.
7. De beoordeling
7.1. Met betrekking tot de hiervoor onder 5.1. tot en met 5.8. weergegeven klachtonderdelen oordeelt het hof als volgt.
7.2. Het eerste klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.1., is ongegrond. Anders dan de kamer, is het hof van oordeel dat hetgeen klagers hebben gesteld (dat de kandidaat-notaris de mogelijkheid beneficiair te aanvaarden onvolledig en veel te rooskleurig heeft voorgesteld en de erfgenamen onvoldoende heeft geïnformeerd omtrent de andere mogelijkheden) onvoldoende aannemelijk is geworden. Uit de door de (kandidaat-)notarissen overgelegde gespreksnotitie van het telefonisch contact contact met klaagster sub 4. op 11 juni 2009, blijkt dat een week voor de eerste bespreking tussen klagers en de kandidaat-notaris reeds informatie is gevraagd c.q. verstrekt over een beneficiaire aanvaarding van de (negatieve) nalatenschap van erflaatster. Door klagers is niet, althans onvoldoende weersproken dat het juist op hun verzoek was dat de volmachten tot beneficiaire aanvaring tijdens de eerste bespreking op 18 juni 2009 op het kantoor van de (kandidaat-)notarissen konden worden getekend. De volledige (schriftelijke) toelichting op de mogelijkheden van aanvaarding/verwerping is na afloop van de bespreking aan klagers sub 1., 2. en 4. meegegeven en bij brief van 19 juni 2009 aan klaagster sub 3. toegezonden. Geen van klagers is naar aanleiding van deze informatie teruggekomen op de getekende volmachten tot beneficiaire aanvaarding. Naar ’s-hofs oordeel is er onder deze omstandigheden geen sprake van enige schending van aan klagers toekomende bedenktijd of onjuiste advisering door de kandidaat-notaris.
7.3. Het tweede klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.2., is gegrond in die zin, dat onweersproken vast is komen te staan dat de kandidaat-notaris klagers onjuist/onvolledig heeft voorgelicht door hen niet te informeren omtrent het feit dat de benoeming van een vereffenaar door de rechtbank niet mogelijk was zonder tussenkomst van een advocaat en dat de hieraan verbonden kosten voor hun rekening zouden komen. Anders dan de kamer, is het hof van oordeel dat de kandidaat-notaris niet verplicht was om naast het aanbieden van excuses (hetgeen hij gedaan heeft) en het alsnog verstrekken van de juiste informatie verdere stappen te ondernemen om de erfgenamen op een of andere manier tegemoet te komen. Het tuchtrechtelijk verwijt dat de kandidaat-notaris in deze gemaakt kan worden, acht het hof niet van dien aard, dat het opleggen van een maatregel geboden is.
7.4. Het derde klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.3. is ongegrond. Op grond van artikel 21 Wet op het notarisambt, verder Wna, is een notaris verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, tenzij hij gegronde redenen voor weigering heeft. Anders dan de kamer volgt het hof de (kandidaat-)notarissen in hun verweer, dat er in dit geval gegronde redenen voor weigering aanwezig waren. De kandidaat-notaris heeft, naar hij onweersproken heeft gesteld, reeds tijdens de eerste bespreking met klagers duidelijk aangegeven dat zijn kantoor geen werkzaamheden zou kunnen verrichten ter zaken van de vereffening van de nalatenschap van erflaatster, omdat het kantoor daar niet toe geëquipeerd was. Het feit dat de kandidaat-notaris klagers op het punt van de aan het indienen van een verzoekschrift tot het benoemen van een vereffenaar verbonden kosten onjuist heeft ingelicht is te betreuren, maar dit doet niet alsnog een verplichting ontstaan voor de (kandidaat-)notarissen om de rol van vereffenaar op zich te nemen.
7.5. Het vierde klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.4. (kort samengevat dat de (kandidaat-)notarissen ten onrechte hoge kosten in rekening hebben gebracht omdat deze kosten uitsluitend het gevolg waren van hun eigen onjuiste advisering) is gezien het hiervoor onder 7.2. overwogene (kort samengevat dat er geen sprake is van onjuiste advisering door de kandidaat-notaris) eveneens ongegrond. Voor zover klagers los van het vorenstaande menen, dat het gedeclareerde bedrag te hoog is, is het hof niet bevoegd. Klagers kunnen zich daarvoor wenden tot de ringvoorzitter, die beslist over declaratiegeschillen.
7.6. Ten aanzien van het vijfde klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.5., heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dat die vervat in de beslissing van de kamer waarmee het hof zich verenigt.
7.7. Het zesde klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.6., is ongegrond. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de (kandidaat-)notarissen op het moment dat (namens) klagers enkele klachten/verwijten werden geuit een weinig of niet oplossingsgerichte houding hebben aangenomen. De notaris heeft ook voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de wens van de familie om het contact te laten verlopen via een tussenpersoon/gevolmachtigde wel degelijk heeft gerespecteerd (anders dan door klagers is gesteld in hun inleidend klaagschrift onder 6b.). Zij heeft zich (naar ’s-hofs oordeel terecht) eerst willen overtuigen van het feit of en zo ja welke erfgenamen door deze tussenpersoon rechtsgeldig werden vertegenwoordigd. Deze handelwijze is naar ’s-hofs oordeel niet tuchtrechtelijk laakbaar.
7.8. Het zevende klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.7., is ongegrond. Het hof volgt de kamer niet in zijn oordeel dat de notaris zich in haar brieven van 1 juli 2010 respectievelijk 25 oktober 2010 zeer grievend jegens de erfgenamen heeft uitgelaten en daarin blijk heeft gegeven van een ernstig gebrek aan inlevingsvermogen. Het hof leest in voormelde brieven een weergave van de zienswijze van de notaris en geen (verkapte) poging om eventuele verantwoordelijkheid af te wijzen. De toonzetting in de brieven is misschien fel te noemen, maar gezien de situatie waarin de notaris zich bevond (een min of meer onwerkbare situatie in verband met de onderlinge geschillen tussen de erfgenamen en het notariskantoor) is het hof van oordeel dat deze niet dusdanig onprofessioneel is te noemen, dat de notaris in deze tuchtrechtelijk een verwijt is te maken.
7.9. Het achtste klachtonderdeel, zoals weergegeven hiervoor onder 5.8., is niet-ontvankelijk voor zover dit klachtonderdeel ziet op (de hoogte van) de door de notaris aan klagers in rekening gebrachte kosten. Declaratiegeschillen behoren tot de competentie van de ringvoorzitter en de tuchtrechter is niet bevoegd hierover de oordelen. Voor zover dit klachtonderdeel ziet op de wijze van incasseren van de notariële kosten, is het ongegrond. Uit de in het geding gebrachte declaratie van 30 juni 2010 blijkt, dat deze is geadresseerd aan “de erfgenamen van mevrouw [ Y ], [ adres ]”. Er is derhalve geen sprake van het versturen van meerdere (gelijkluidende) declaraties aan alle afzonderlijke erfgenamen waarbij ieder van hen hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de betaling van het gehele bedrag. Dat het gerechtsdeurwaarderskantoor dat door de notaris werd ingeschakeld op het moment dat voldoening van haar declaratie achterwege bleef, kennelijk eigener beweging wel alle individuele erfgenamen heeft aangesproken voor het gehele bedrag is te betreuren, maar dit is niet iets dat de notaris verweten kan worden.
7.10. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
7.11. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
- vernietigt de bestreden beslissing van de kamer, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergegeven hiervoor onder 5.2. gegrond, doch ziet af van het opleggen van een maatregel;
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergeven hiervoor onder 5.8. deels
niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verheij, A.M.A. Verscheure en
C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 maart 2013 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen’s-Gravenhage
Beslissing van 11 mei 2011inzake de klacht onder nummer
10-37van: