Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
- herziene - Bankenrichtlijn (Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, voorheen Geconsolideerde Bankenrichtlijn, 2000/12/EG) en de Richtlijn inzake de depositogarantiestelsels (Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels, hierna: DGS-richtlijn). Nederland en IJsland hebben deze richtlijnen omgezet in nationale wetgeving.
Receivership Committeede zaken zal bestieren.
De bevoegdheden van De Nederlandsche Bank inzake Icesave’(hierna: het rapport De Moor/Du Perron).
- (i) niet op te treden zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam toezichthouder betaamt; of
- (ii) niet voorafgaand aan de start van de internetspaaractiviteiten van Landsbanki in Nederland (per 29 mei 2008) adequate maatregelen te nemen met het oog op de liquiditeit van de financiële onderneming, waaronder (maar niet uitsluitend)
(a) het geven van een aanwijzing tot het volgen van een gedragslijn strekkende tot het staken en gestaakt houden van het aantrekken van spaargelden totdat
- zal zijn voldaan aan alle vereisten ter zake van omvang en waarborging van de liquiditeit van het bijkantoor in het licht van de solvabiliteit en liquiditeit van Landsbanki in totaliteit; én
- geen sprake meer is van een ontwikkeling die de liquiditeit in gevaar kan brengen als bedoeld in artikel 1:75 lid 2 Wft; of
(b) benoeming van een curator als bedoeld in artikel 1:76 lid 1 of lid 3 Wft; of
- (iii) niet voorwaarden en beperkingen te stellen aan deelname van Landsbanki aan het Nederlandse DGS (topping up), meer in het bijzonder gelet op de omstandigheid dat het IJslandse DGS feitelijk geen volledige dekking bood voor de garantieverplichtingen die zouden ontstaan bij insolventie van Landsbanki; of
- (iv) niet op enig moment spoedig na de start van de internetspaaractiviteiten van Landsbanki in Nederland (per 29 mei 2008) adequate maatregelen te nemen met het oog op de liquiditeit van de financiële onderneming zoals omschreven in sub (ii) hiervoor; of
- (v) niet voorafgaand aan de start van de internetspaaractiviteiten van Landsbanki in Nederland (per 29 mei 2008) het Nederlandse publiek voor te lichten over de risico’s van verstrekking van opvorderbare gelden aan Landsbanki, althans over de op basis van Europese regelgeving voorgeschreven verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de IJslandse toezichthouder (FME) en de Nederlandse toezichthouder (DNB) en de daarmee samenhangende beperkingen voor DNB in de uitvoering van toezicht en handhaving; of
- (vi) falend toezicht gelegen in enig (ander) nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt;
– beperkte - rol had in de opening, medio 2006, van het Nederlandse bijkantoor van Landsbanki, maar dat zij, nu Landsbanki aan de in de Wtk 1992 gestelde voorwaarden voldeed, tegen de achtergrond van het Europeesrechtelijk kader geen reële mogelijkheden had om beperkende of belemmerende voorwaarden te stellen met betrekking tot de opening van het bijkantoor en/of de door het bijkantoor uit te oefenen werkzaamheden (rechtsoverweging 5.5).
‘Het Europeesrechtelijk raamwerk’):
3.1.1 Het Europees paspoort
.DNB heeft deze opvatting over de bevoegdheid aanwijzingen te geven betwist. In de opvatting van DNB mag DNB alleen kijken naar de liquiditeit van het bijkantoor zelf en niet naar externe ontwikkelingen die deze liquiditeit bedreigen. DNB heeft ter ondersteuning van haar standpunt opinies overgelegd van prof. mr.drs. C.M. Grundmann-van de Krol en M. Tison, hoogleraar bank- en effectenrecht te Gent. Overigens wordt in het rapport De Moor/Du Perron (paragraaf 5.5.2.) de opvatting van DNB zeker niet onverdedigbaar genoemd.
– onder verwijzing naar het rapport De Moor/Du Perron (paragraaf 5.2 e.v.) en de rapportage van de commissie De Wit - op het standpunt dat DNB aan de aanvullende deelname door Landsbanki voorschriften en beperkingen had kunnen verbinden.