Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Wij refereren aan de bespreking van maandag 12 dezer (…).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar, waarin [geïntimeerde] als eiseres was opgetreden. De kern van het geschil betreft de aansprakelijkheid van [appellant] als bestuurder van de failliete vennootschap [appellant] Sport B.V. voor onbetaalde facturen aan [geïntimeerde]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellant] onrechtmatig had gehandeld door de overeenkomst aan te gaan, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat [appellant] Sport niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat het krediet op 1 september 2011 was opgezegd. De bank had op die datum nog geen definitieve beslissing genomen en had zelfs aangegeven bereid te zijn om de kredietfaciliteit te handhaven tot 12 september 2011. Het hof oordeelt dat [appellant] op het moment van het aangaan van de overeenkomst niet kon weten dat [appellant] Sport in financiële problemen verkeerde. De grieven van [appellant] slagen, en het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank. De vorderingen van [geïntimeerde] worden afgewezen, en [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de kosten van het geding.