2.1De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.20 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. De grieven I, II, IV en VII zijn tegen deze feitenvaststelling gericht. Het hof zal daarmee rekening houden. Voor het overige zijn de feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen deze derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1.[geïntimeerde] was eigenaar van het appartementsrecht plaatselijk bekend [adres 1]en het appartementsrecht (waaronder woonruimte) plaatselijk bekend[adres 2](hierna samen: het pand). De stichting is een professionele vastgoedhandelaar.
2.1.2.In 2009 heeft [geïntimeerde] via[X], makelaar van [naam] (hierna: [X]), het pand te koop aangeboden voor een vraagprijs van € 755.000,--.
2.1.3.Per e-mail van 6 oktober 2009 heeft [Y] van [Makelaar 2] (hierna: [Y]) namens [appellante sub 2] het volgende bericht:
“(…) Uit navraag bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht / Handhaving van het stadsdeel Centrum blijkt dat het pand [adres 2] op de lijst voor inspectie staat. Deze inspectie zal n.a.w. nog voor het einde van dit jaar plaatsvinden. Het is aan te nemen dat hieruit aanschrijving(en) voortvloeien. Dit brengt voor de koper de nodige financiële onzekerheid mee.
Niettemin blijft mijn cliënt voldoende geïnteresseerd om tot aankoop over te gaan.
Namens cliënt wil ik dan ook een openingsvoorstel doen van € 595.000,= k.k. onder voorbehoud van financiering en een oplevering nog dit jaar (…)”
2.1.4.Op 8 oktober 2009 heeft [X] namens [geïntimeerde] het volgende aan [Y] bericht:
“(…) De eigenaar wil eerst even de inspectie van Bouw- en Woningtoezicht afwachten en er zeker van zijn dat er geen aanschrijvingen zijn of komen.
Mochten deze er wel zijn, dan zullen deze eerst worden verholpen zodat het pand zonder risico van aanschrijving kan worden verkocht.
Wij zullen contact met u opnemen als de inspectie van Bouw- en Woningtoezicht achter de rug is. (…)”
2.1.5.Bij brief van 27 oktober 2009 heeft de gemeente Amsterdam, stadsceel Centrum, onder meer aan [geïntimeerde] geschreven:
“(…) Het stadsdeel Centrum gaat op dinsdag 17 november a.s. (…) een onderzoek instellen naar de bouwtechnische staat van het pand[adres 2] (…)
Het onderzoek bestaat uit de volgende werkzaamheden.
(…)
- inspectie onder de grond: eventuele inspectie van de fundering;
(…)”
2.1.6.Op 17 november 2009 heeft een inspectie van het pand plaatsgevonden. [geïntimeerde] heeft geen rapport van het onderzoek ontvangen.
2.1.7.Bij e-mail van 27 januari 2010 heeft [Y] [X] onder meer bericht:
“(…) Gezien mijn cliënt nog steeds geïnteresseerd is in dit object verzoek ik u vriendelijk mij mede te delen of en zo ja voor welke prijs dit object nog te koop staat en of er intussen een inspectie heeft plaatsgevonden. (…)”
2.1.8.Daarop heeft [X] [Y] op diezelfde datum per e-mail laten weten:
“Het pand is nog niet verkocht.
De inspectie door de gemeente is inmiddels geschied.
Daar kwamen geen bijzondere zaken uit naar voren.
(…)
De vraagprijs van € 755.000,- is vervallen en zal derhalve ook worden verhoogd.
Mocht u nog steeds interesse hebben dan vernemen wij dat graag van u. (…)”
2.1.9.Vervolgens hebben partijen overeenstemming bereikt over de koopprijs (€ 745.000,00), de lege oplevering van de woonruimte van [adres 2] en de datum van ondertekening van 26 mei 2010.
2.1.10.Op 26 mei 2010 zijn partijen bijeen geweest bij de notaris en heeft een bespreking plaatsgevonden naar aanleiding van een concept koopakte, maar is de akte niet getekend.
2.1.11.In de periode nadien hebben partijen de onderhandelingen voortgezet. Zij hebben afgesproken dat op 14 juli 2010 zal worden ondertekend en dat, indien de woonruimte op 1 oktober 2010 niet leeg wordt opgeleverd, € 25.000,-- op de koopprijs in mindering zal worden gebracht.
2.1.12.Bij brief van 22 juni 2010 aan [geïntimeerde] heeft de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum, aangekondigd dat er op 12 juli 2010 een onderzoek zal plaatsvinden naar de staat van de fundering van [adres 2]. Het onderzoek omvat de volgende werkzaamheden: het openen van de bestrating, het graven van een inspectieput, de inspectie van de fundering, het dichten van de inspectieput en het herstellen van de bestrating, zo is in de brief vermeld.
2.1.13.Op 14 juli 2010 hebben [geïntimeerde] en [appellante sub 2], de laatste handelend voor zich of nader te noemen meester, ook gedeeltelijk, voor wie hij zich sterk maakt, de koopovereenkomst ondertekend. De koopprijs bedraagt € 745.000,00. De overeenkomst bevat onder meer een boetebeding en een financieringsvoorbehoud. Het financieringsvoorbehoud luidt aldus:
“Artikel 9
Deze koop geschiedt onder de ontbindende voorwaarden, dat:
c. Koper niet uiterlijk vijf weken na complete ondertekening van deze koopakte een toezegging heeft verkregen van een erkende geldverstrekkende instelling voor één of meer geldleningen onder hypothecair verband van het verkochte (…) tot een hoofdsom gelijk aan € 500.000,00 onder de bij de grote erkende geldverstrekkende instellingen normaal geldende voorwaarden en bepalingen, en koper tevens uiterlijk op de eerste werkdag na laatstgemelde datum schriftelijk en gedocumenteerd aan de notaris heeft verklaard, dat hij wegens het niet of niet tijdig verkrijgen van formele toezegging(en), deze overeenkomst wil ontbinden (…)”
2.1.14.Bij brief van 18 augustus 2010 heeft [appellante sub 2] aan notaris Van Erp het volgende geschreven:
"Hiermede doe ik een beroep op de ontbindende voorwaarden artikel 9 punt c van de koopakte met kenmerk: 2010E27785XX inzake de percelen [adres 1] /[adres 2] te Amsterdam, verkoper de heer [geïntimeerde] welke op 14 juli jl. werd ondertekend.
Wel verwacht ik binnenkort een passende financiering te verkrijgen, ik verwijs naar de bijlage welke ik vandaag van de Rabobank ontving echter we zitten in een vakantieperiode waardoor alles helaas vertraagt.
Mogelijk kunt u verkoper nog verzoeken het termijn van het storten van de waarborgsom met vier weken te verlengen namelijk tot 19 september 2010.”
De bijlage bij deze brief is een e-mailbericht van 18 augustus 2010 van de Rabobank aan [appellante sub 2], waarin staat vermeld:
Graag ontvang ik zsm de jaarcijfers 2009[naam]
Daarnaast ontvang ik graag de volgende stukken:
– meest recente IB aangifte
– financiële gegevens van Kellebelle
– aanvullende waarde op het taxatierapport.
– getekend huuroverzicht over de Kloveniersburgwal
Wij zijn op dit moment bezig met de aanvraag, vandaar dat ik graag zsm de jaarcijfers alsmede de aangifte IB ontvang.
In tegenstelling tot wat eerder communiceerde, kunnen wij max € 565.000,- financieren in plaats van € 600.000,-.
In jouw opzet moet dit nog steeds passend zijn (…) ”
2.1.15.[geïntimeerde] heeft [appellante sub 2] bij exploten van 11 en 15 oktober 2010 in gebreke gesteld wegens het niet nakomen van verplichtingen uit de koopovereenkomst.
2.1.16.Bij brief van 19 oktober 2010 heeft de (toenmalige) advocaat van [appellante sub 2] aan [geïntimeerde] laten weten dat hij de (veronderstelde) koopovereenkomst vernietigt op grond van dwaling dan wel bedrog.
2.1.17.Op 20 oktober 2010 heeft [appellante sub 2] de stichting aangewezen als de nader te noemen meester.
2.1.18.[geïntimeerde] heeft bij exploot van 9 november 2010 de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op de direct opeisbare boete van 10% van de koopprijs te weten € 74.500,00.
2.1.19.Bij brief van 9 december 2010 heeft [geïntimeerde] van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum, een rapport van 12 november 2010 betreffende het casco- en funderingsonderzoek naar [adres 2] ontvangen. Daaruit volgt onder meer dat het onderzoek heeft uitgewezen dat de fundering van het pand voldoet aan de wettelijke eisen van het Bouwbesluit 2003.