In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 10 september 2013 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. Het geschil betreft de overdracht van aandelen in de vennootschap Expertisebureau [J.]/[EJW] B.V. (EJW) en de uitoefening van stemrecht door [appellant]. De rechtbank had eerder bepaald dat [appellant] zijn aandelen in EJW moest overdragen aan [geïntimeerde] en hem verboden het stemrecht op deze aandelen uit te oefenen. [Appellant] was het niet eens met deze beslissing en heeft vijf grieven ingediend.
De Ondernemingskamer heeft de feiten vastgesteld, waaronder de oprichting van EJW en de rol van beide partijen als aandeelhouders en bestuurders. De Ondernemingskamer oordeelde dat de statuten van EJW geen geschillenregeling bevatten die de vordering van [geïntimeerde] zou uitsluiten. Tevens werd vastgesteld dat de gedragingen van [appellant] de vennootschap ernstig hadden geschaad, waardoor zijn aandeelhouderschap niet langer kon worden geduld. De Ondernemingskamer verwierp de grieven van [appellant] en oordeelde dat de rechtbank terecht had besloten tot de overdracht van de aandelen.
Daarnaast werd de waarde van de aandelen ter discussie gesteld. De Ondernemingskamer besloot een deskundige te benoemen om de waarde van de aandelen te bepalen, waarbij rekening gehouden moest worden met de ontwikkelingen sinds de beëindiging van de samenwerking tussen partijen. Het verbod op de uitoefening van het stemrecht werd beperkt tot één aandeel. De zaak werd verwezen naar de Eerste Enkelvoudige Kamer voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.