In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en de Vereniging van Eigenaren "Vereniging Swaenenbergh". De appellant, eigenaar van een appartement, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om het besluit van de Vereniging te vernietigen werd afgewezen. De Vereniging had besloten dat het verhuren van appartementen voor korte periodes, zoals short stay en bed & breakfast, niet is toegestaan. Dit besluit was genomen tijdens een algemene ledenvergadering op 2 oktober 2012 en bevestigd op 18 oktober 2012. De appellant had zijn appartement regelmatig voor korte periodes verhuurd aan derden, wat door de Vereniging als bedrijfsmatige exploitatie werd beschouwd en in strijd met de splitsingsakte en het bijbehorende reglement. Het hof oordeelde dat de appellant niet in zijn verzoek kon worden ontvangen, omdat de splitsingsakte duidelijk onderscheid maakt tussen woningen en bedrijfsruimten. Het hof bevestigde dat het gebruik van het appartement voor korte periodes niet valt onder de bestemming 'woning' en dus niet is toegestaan. De beslissing van de kantonrechter om de proceskosten te compenseren werd vernietigd, en de appellant werd veroordeeld in de kosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eigenaren binnen een vereniging van eigenaren om zich aan de bepalingen van de splitsingsakte te houden en de grenzen van gebruik van hun eigendommen te respecteren.