ECLI:NL:GHAMS:2013:2789

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
6 september 2013
Zaaknummer
200 120 107/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen kandidaat-notaris inzake afwikkeling nalatenschap en declaraties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een kandidaat-notaris. Klaagster, de echtgenote van de overledene, had een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris over de afwikkeling van de nalatenschap van haar overleden echtgenoot. Klaagster stelde dat er afspraken waren gemaakt over de betaling van notariskosten, maar dat de kandidaat-notaris deze kosten zonder haar toestemming had verrekend met gelden op de derdengeldrekening. Daarnaast beschuldigde klaagster de kandidaat-notaris van onzorgvuldig handelen, waaronder het niet tijdig informeren over belangrijke bankzaken en het onterecht betalen van boetes uit de nalatenschap.

Het hof heeft de kandidaat-notaris in de gelegenheid gesteld om gespreksaantekeningen over de gemaakte afspraken in te dienen. Klaagster kreeg de kans om hierop te reageren. De zaak werd aangehouden om de kandidaat-notaris de tijd te geven om de gevraagde stukken aan te leveren. Het hof oordeelde dat de kandidaat-notaris nalatig was geweest in haar communicatie met klaagster, vooral gezien het feit dat klaagster de Nederlandse taal niet machtig was. De kandidaat-notaris had moeten zorgen voor duidelijke communicatie en had niet mogen vertrouwen op de bank om de zaken met klaagster te regelen.

De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden had eerder al een beslissing genomen, waarbij de klacht deels ongegrond werd verklaard, maar de kandidaat-notaris werd gewaarschuwd voor haar nalatigheid. Het hof bevestigde deze beslissing en legde de maatregel van waarschuwing op, terwijl het andere klachtonderdelen ongegrond verklaarde. De zaak benadrukt het belang van zorgvuldige communicatie en het naleven van afspraken in de notariële praktijk.

Uitspraak

beslissing

_______________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.120.107/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 11-2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 3 september 2013
inzake:
[ APPELLANTE ],
wonende te [ woonplaats ],
appellante,
gemachtigde: [ naam ] te [ plaats ],
t e g e n
[ DE KANDIDAAT-NOTARIS ],
kandidaat-notaris te [ plaats ],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellante, hierna verder te noemen klaagster, is bij een op 15 januari 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna verder te noemen de kamer, van 19 december 2012, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, hierna verder te noemen de kandidaat-notaris, op een onderdeel ongegrond, op een onderdeel - onder oplegging van de maatregel van waarschuwing - gegrond, en voor het overige niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.2.
Op 3 februari 2013 is van de zijde van klaagster een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Van de zijde van de kandidaat-notaris is op 14 maart 2013 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
Op 31 mei 2013 is van de zijde van klaagster een conclusie van repliek - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.5.
Van de zijde van de kandidaat-notaris is op 10 juni 2013 een conclusie van dupliek - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.6.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 juni 2013. Klaagster en haar gemachtigde, alsmede de kandidaat-notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klaagster aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klaagster

4.1.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
Op 22 oktober 2011 is [ X ], hierna verder te noemen erflater, overleden. Erflater was in tweede echt gehuwd met klaagster. Uit het eerste huwelijk van erflater zijn vier kinderen geboren.
Erflater heeft geen testament gemaakt, zodat krachtens het erfrecht bij versterf de vier kinderen van erflater en klaagster elk voor een vijfde gedeelte als erfgenamen tot de nalatenschap van erflater zijn gerechtigd, alsmede de wettelijke verdeling van toepassing is. De erfgenamen hebben de nalatenschap van erflater allen onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. Tot de nalatenschap behoort - onder meer - de woning van erflater, gelegen te [ plaats ]. De erfgenamen hebben de notaris waar de kandidaat-notaris werkzaam is de opdracht gegeven de nalatenschap van erflater af te wikkelen en de kandidaat-notaris hiertoe gevolmachtigd.
4.2.
Klaagster verwijt de kandidaat-notaris het volgende.
i. Voordat de opdracht aan het kantoor van de kandidaat-notaris werd verstrekt, is overeengekomen dat alle erfgenamen elk apart de notariskosten zouden betalen. Ondanks die afspraak en zonder toestemming van klaagster heeft de kandidaat-notaris haar declaraties geheel verrekend met de aan klaagster toekomende gelden die op de derdengeldrekening stonden.
ii. De kandidaat-notaris heeft klaagster niet tijdig geïnformeerd over de door haar ontvangen brief van 4 april 2012 van de ABN AMRO Bank N.V., hierna verder te noemen de bank. In die brief is aangekondigd dat de rentevasteperiode van een leningdeel van de door erflater afgesloten hypothecaire geldlening zal aflopen per 1 juni 2012 en indien per die datum voor een andere rentevasteperiode zal worden gekozen dat uiterlijk 18 mei 2012 aan de bank kenbaar moet worden gemaakt. Hierdoor moest klaagster een hogere rente dan wel een boete voor het wijzigen van de termijn en de hoogte van de rente betalen.
iii. Gedurende de periode dat de kandidaat-notaris beschikte over de sleutel van de woning, zijn uit de woning waardevolle zaken verdwenen.
iv. De kandidaat-notaris heeft voor de afwikkeling van de nalatenschap van erflater meer kosten in rekening gebracht dan gebruikelijk is voor het afwikkelen van een nalatenschap.
v. De kandidaat-notaris heeft zonder toestemming van klaagster twee boetes voor snelheidsovertredingen betaald uit aan klaagster toekomende gelden op de derdengeldrekening. Klaagster heeft ook niet in de auto van erflater gereden.
4.3.1.
In hoger beroep heeft klaagster haar standpunt in eerste aanleg gehandhaafd alsmede nieuwe klachten geformuleerd. Die nieuwe klachten zien op het niet voortvarend en onzorgvuldig handelen door de kandidaat-notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap, het onvoldoende informeren van klaagster over haar positie ten opzichte van de nalatenschap, het zich dreigend en intimiderend uitlaten met betrekking tot het afgeven van financiële stukken door klaagster, het afgeven van een onbruikbare verklaring van erfrecht en het opmaken van een onjuiste dan wel onvolledige voorlopige boedelbeschrijving. Tevens heeft klaagster het hof verzocht om de kandidaat-notaris te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van het griffierecht.
4.3.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft klaagster op vragen van het hof - voor zover van belang - het volgende verklaard. Op 11 april 2012 is klaagster bij de bank geweest om het saldo van de bankrekeningen van erflater op te vragen en om over de hypotheek te praten. Omdat de door de kandidaat-notaris opgemaakte verklaring van erfrecht onjuist was, kreeg klaagster geen informatie van de bank. De desbetreffende medewerker van de bank heeft niet met klaagster over de verlenging dan wel wijziging van de rentevasteperiode gesproken. De brief van 4 april 2012 was niet van die medewerker afkomstig.

5.Het standpunt van de kandidaat-notaris

De kandidaat-notaris heeft de stellingen van klaagster betwist en zich als volgt verweerd.
5.1.
De door klaagster gestelde afspraak met betrekking tot de betaling van de notariskosten is niet gemaakt. In de eerste gesprekken met de erfgenamen heeft de kandidaat-notaris verklaard dat zij in beginsel alleen als boedelnotaris de erfgenamen wilde bijstaan en eventueel wilde helpen de nalatenschap af te wikkelen. Vervolgens is de kandidaat-notaris als boedelnotaris te werk gegaan. De eerste en de tweede declaratie zijn met medeweten van klaagster met de aan haar toekomende gelden op de derdengeldrekening verrekend. De kandidaat-notaris heeft verschillende keren aan klaagster aangeboden, al dan niet tezamen met klaagster, een gesprek met de bank aan te gaan. Uiteindelijk is klaagster op 11 april 2012 zelf op gesprek bij de bank geweest. Die ochtend heeft de kandidaat-notaris de desbetreffende bankmedewerker verzocht om met klaagster de rentevasteperiode te bespreken. De kandidaat-notaris was ervan overtuigd dat die bankmedewerker alle kwesties betreffende de hypothecaire geldlening met klaagster zou bespreken. De kandidaat-notaris is noch door klaagster noch door die bankmedewerker van de inhoud van het gesprek op de hoogte gebracht. Half januari 2012 heeft de kandidaat-notaris de sleutels van de woning ontvangen. Op 16 februari daarna heeft de kandidaat-notaris samen met haar kantoorgenoot notaris [ Y ] voor de eerste maal de woning bezocht. Daarna heeft de kandidaat-notaris de woning nog enige malen bezocht, waarbij naar haar waarneming geen goederen - anders dan de persoonlijke spullen van de kinderen van erflater - waren verdwenen. Op 4 april 2012 zijn de sleutels van de woning aan klaagster teruggegeven. Het is juist dat de kandidaat-notaris klaagster per abuis € 250,00 in plaats van € 200,00 per uur, exclusief omzetbelasting, in rekening heeft gebracht. Die fout heeft de kandidaat-notaris zelf geconstateerd, hetgeen blijkt uit de procedure met betrekking tot het tussen klaagster en haar gerezen declaratiegeschil. De kandidaat-notaris is ervan overtuigd dat dankzij haar bemiddeling een aantal financiële zaken duidelijk(er) is geworden, hetgeen onder meer tot uitkeringen aan klaagster heeft geleid. De snelheidsovertredingen zijn kort na het overlijden van erflater met zijn auto gemaakt. Vanwege de wettelijke verdeling is de auto van erflater na zijn overlijden eigendom van klaagster geworden. Klaagster ging akkoord met het advies van de kandidaat-notaris die boetes met de aan klaagster toekomende gelden op de derdengeldrekening te betalen.
5.2.1.
In hoger beroep heeft de kandidaat-notaris - voor zover van belang - nog het volgende aangevoerd. Onder normale omstandigheden had de kandidaat-notaris de brief van de bank van 4 april 2012 aan klaagster doorgestuurd. De kandidaat-notaris vond de brief echter op dezelfde dag dat klaagster het gesprek met de bank zou hebben. Omdat de kandidaat-notaris een toezegging van de bankmedewerker had gekregen dat hij de inhoud en de gevolgen van de brief met klaagster zou bespreken, is de kandidaat-notaris daarvan ook uitgegaan. De door de kandidaat-notaris gemaakte verklaring van erfrecht is vanwege de door klaagster aan haar advocaat verleende volmacht wellicht wat ingewikkelder geformuleerd, maar juridisch juist en werkbaar. Eerst nadat de kandidaat-notaris haar werkzaamheden als boedelnotaris had gestaakt, heeft klaagster aangevoerd dat de verklaring van erfrecht niet door de bank werd geaccepteerd.
5.2.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de kandidaat-notaris op vragen van het hof - voor zover van belang - het volgende verklaard. Het eerste gesprek met klaagster was puur informatief. De kandidaat-notaris heeft aan klaagster de werking van de wettelijke verdeling uitgelegd. Door het overlijden van erflater zouden aan klaagster alle bezittingen van de nalatenschap toekomen, onder de verplichting alle schulden van de nalatenschap voor haar rekening te nemen. Ook later is een afwijkende afspraak op dit punt niet gemaakt. Overigens zijn de notariële werkzaamheden niet te scheiden en is ten behoeve van de kinderen minimale tijd berekend. Met klaagster is afgesproken dat de notariskosten met de aan klaagster toekomende gelden op de derdengeldrekening zouden worden verrekend. Dit blijkt uit de e-mail van de kandidaat-notaris aan klaagster van 8 maart 2012 en de brief van de kandidaat-notaris aan de toenmalige advocaat van klaagster van 26 januari 2012. Een en ander is in de besprekingen aan de orde gekomen en zou in haar aantekeningen terug te vinden moeten zijn.

6.De beoordeling

6.1.
Met betrekking tot het klachtonderdeel, zoals hiervoor onder 4.2. sub i. weergegeven, heeft de kandidaat-notaris ter zitting verklaard dat zij wellicht over aantekeningen van de tussen klaagster en haar gevoerde besprekingen beschikt, waaruit zou blijken dat tussen klaagster en de kandidaat-notaris is afgesproken dat klaagster de notariskosten geheel voor haar rekening zou nemen en de kandidaat-notaris die notariskosten met de aan klaagster toekomende gelden op de derdengeldrekening zou mogen verrekenen.
In het kader van de waarheidsvinding zal het hof, alvorens over de gegrondheid van de klacht op alle onderdelen een beslissing te nemen, de kandidaat-notaris in de gelegenheid stellen om de desbetreffende gespreksaantekeningen, waaruit de door de kandidaat-notaris gestelde afspraken als hiervoor omschreven zouden blijken, in het geding te brengen. De kandidaat-notaris dient die stukken uiterlijk 17 september 2013 ter griffie van dit hof te hebben ingediend.
6.2.
In verband hiermee wordt de behandeling van de zaak aangehouden. Klaagster zal in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk, dan wel mondeling te reageren op de door de kandidaat-notaris in het geding gebrachte stukken.
6.3.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.De beslissing

Het hof:
- heropent de behandeling van de zaak en schorst het onderzoek met onmiddellijke ingang;
- bepaalt dat de kandidaat-notaris, gelet op het hiervoor onder 6.1. overwogene, tot
17 september 2013in de gelegenheid zal worden gesteld de in die rechtsoverweging bedoelde stukken over te leggen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 september 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN
Reg.nr.:
Datum uitspraak:
11-2012
19 december 2012
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:
[ klaagster ],
wonende te [ plaats ],
hierna te noemen: klaagster,
gemachtigde: [ naam ],
tegen
[ de kandidaat-notaris ],
kandidaat-notaris te [ plaats ],
hierna te noemen: de kandidaat-notaris,
procederende in persoon.
PROCESVERLOOP
1.1
Bij brief van 17 oktober 2012 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris.
1.2
De kandidaat-notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 15 november 2012.
1.3
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 3 december 2012 ter vergadering van de voltallige Kamer. Klaagster is, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, verschenen. De kandidaat-notaris is eveneens verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de secretaris aantekeningen gemaakt. De gemachtigde van klaagster heeft het standpunt van klaagster toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen.
MOTIVERING
Vaststaande feiten
2.1.
In de onderhavige zaak zal worden uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.
2.2.
Op 22 oktober 2011 is de heer [ X ] (hierna te noemen: de overledene), geboren op 6 juli 1957, te
[ plaats ] overleden.
2.3.
De overledene is in tweede echt gehuwd geweest met klaagster, geboren op 9 december 1970.
2.4.
De overledene had vier kinderen.
2.5.
Klaagster en de vier kinderen van de overledene zijn ieder voor een/vijfde gedeelte als erfgenamen tot de nalatenschap gerechtigd. Zij hebben de nalatenschap aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2.6.
De erfgenamen hebben het notariskantoor waar de kandidaat-notaris werkzaam is verzocht de afwikkeling van de nalatenschap te verzorgen en hebben de kandidaat-notaris gevolmachtigd om de nalatenschap af te wikkelen.
Het standpunt van klaagster
3.1.
Klaagster heeft - samengevat - gesteld dat voordat werd besloten dat het notariskantoor, alwaar de kandidaat-notaris werkzaam is, partijen zou bijstaan in de afwikkeling van de nalatenschap, is overeengekomen dat elke erfgenaam afzonderlijk voor de notariële werkzaamheden zou betalen. De kandidaat-notaris heeft, aldus klaagster, ten onrechte rekeningen op de haar toekomende gelden in mindering gebracht en allerlei kosten bij haar in rekening gebracht. Voorts heeft zij gesteld dat de kandidaat-notaris zonder haar toestemming de bank heeft aangeschreven en dat zij door toedoen van de kandidaat-notaris een hogere rente voor een lening dan wel een boete voor het wijzigen van de hoogte van de rente en de termijn dient te betalen. In dit verband heeft klaagster aangevoerd dat de kandidaat-notaris haar niet heeft geïnformeerd over brieven van de bank, waaronder de brief van 4 april 2012, waarin is aangekondigd dat de rentevaste periode van de hypothecaire geldlening zou aflopen per 1 juni 2012 en dat klaagster terzake voor 15 mei 2012 moet reageren. Verder heeft klaagster gesteld dat gedurende de tijd dat de kandidaat-notaris beschikte over de sleutel van haar woning daaruit waardevolle zaken zijn gehaald. Tot slot heeft klaagster gesteld dat haar onduidelijk is waarom bij haar in verband met de afwikkeling van de nalatenschap meer kosten in rekening zijn gebracht dan in een standaard geval.
3.2.
Ter zitting heeft de gemachtigde van klaagster ook klachten geuit omtrent de door de kandidaat-notaris opgemaakte boedelbeschrijving en verklaring van erfrecht.
Het standpunt van de kandidaat-notaris
4. De kandidaat-notaris heeft verweer gevoerd. Zij heeft - kort samengevat - aangevoerd dat zij in beginsel alleen als boedelnotaris de erfgenamen wilde bijstaan en eventueel wilde helpen de nalatenschap af te wikkelen, dat zij als zodanig te werk is gegaan en dat het aanschrijven van instanties tot de normale werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap behoort. Voorts heeft de kandidaat-notaris aangevoerd dat zij er tijdens een gesprek op 11 april 2012 op het notariskantoor tussen haar en klaagster over de bankzaken vanuit is gegaan dat de bankmedewerker met wie klaagster eerder die dag een bespreking had alles, waaronder ook het aflopen van de rentevaste periode van de hypotheek, had besproken. De kandidaat-notaris heeft betwist dat zij oneerlijk is geweest over door haar aan de nalatenschap bestede uren en dat zij geen declaraties heeft verzonden aan klaagster en zonder kennisgeving aan dan wel toestemming van klaagster declaraties en facturen heeft ingehouden op de gelden die op de derdenrekening van het notariskantoor stonden. Voorts heeft de kandidaat-notaris de gang van zaken met betrekking tot de woning, zoals door klaagster gesteld, betwist. Tot slot heeft de kandidaat-notaris gesteld dat haar inziens door haar toedoen een aantal financiële zaken duidelijk(er) is geworden en heeft dit onder meer geleid tot uitkeringen aan klaagster.
5. Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover van belang - nader worden ingegaan.
De beoordeling
6.1.
De Kamer dient in de onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld dan wel nalatig is geweest. De Kamer stelt in dat verband voorop dat zij enkel de klachten die klaagster in haar klaagschrift heeft geuit zal beoordelen en de eerst ter zitting geuite nieuwe klachten buiten behandeling zal laten, omdat deze klachtonderdelen als een uitbreiding van de klacht moeten worden aangemerkt en de kandidaat-notaris zich daartegen niet heeft kunnen verweren.
6.2.
De Kamer overweegt ten aanzien van de door klaagster ingediende klachten als volgt.
6.3.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn
(kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de kandidaat-notaris zoals door klaagster beschreven een verwijtbare handeling of nalatigheid in de zin van dit artikel oplevert.
6.4.
Voor zover de klacht betrekking heeft op ten onrechte bij klaagster in rekening gebrachte kosten en de vermeende vorderingen van klaagster op de kandidaat-notaris is de Kamer van oordeel dat klaagster daarin niet kan worden ontvangen, omdat in het declaratiegeschil tussen klaagster en het notariskantoor waar de kandidaat-notaris werkzaam is reeds beslist is op de declaraties van de kandidaat-notaris en er voor het overige sprake is van vorderingen die tot de bevoegdheid van de civiele rechter horen. De Kamer kan hierover dan ook geen oordeel (meer) geven.
6.5.
Met betrekking tot het klachtonderdeel dat gedurende de tijd dat de kandidaat-notaris beschikte over de sleutel van de onderhavige woning daaruit waardevolle zaken zijn gehaald, overweegt de Kamer het volgende. Klaagster heeft weliswaar aangegeven om welke goederen dit volgens haar gaat, maar zij heeft niet door overlegging van bijvoorbeeld foto's van de inrichting van de woning voor en na de sleuteloverdracht aan de kandidaat-notaris aannemelijk gemaakt dat de door haar genoemde zaken eerst na de overdracht van de sleutel aan de kandidaat-notaris zijn weggenomen. Naar het oordeel van de Kamer is dan ook niet gebleken dat eventueel gemis van goederen is te wijten aan het handelen of nalaten van de kandidaat-notaris. Voor zover de klacht betrekking heeft op een uit de woning weggehaalde televisie overweegt de Kamer dat deze via het notariskantoor weer bij klaagster terug is gekomen. Naar het oordeel van de Kamer kan, gelet op het vorenstaande, niet worden vastgesteld dat de kandidaat-notaris klachtwaardig heeft gehandeld. De Kamer zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.
6.6.
Met betrekking tot het klachtonderdeel dat ziet op het handelen van de kandidaat-notaris ter zake van de hypothecaire lening overweegt de Kamer het volgende. De Kamer stelt voorop dat klaagster de Nederlandse taal niet machtig is en dat de kandidaat-notaris daarmee bekend was. De kandidaat-notaris heeft ter zitting onder meer verklaard dat zij een brief van de bank in haar bezit heeft gekregen met een reactietermijn voor klaagster omtrent de wijziging van de hypotheek(rente). Omdat zij zelf ondanks pogingen daartoe moeilijk informatie van de bank kreeg en klaagster desgevraagd had aangeven zelf met de bank te willen spreken, heeft de kandidaat-notaris voor klaagster een afspraak gemaakt voor een gesprek met een medewerker van de bank op 11 april 2012 om de juiste informatie en het juiste advies van de bank in deze te krijgen. Daarbij heeft de kandidaat-notaris de betreffende bankmedewerker geïnformeerd over het feit dat klaagster geen Nederlands spreekt en heeft zij er bij die medewerker op aangedrongen tijdens het geplande gesprek de inhoud van de brief van 4 april 2012 van de bank - waarin is aangekondigd dat de rentevaste periode van de hypothecaire geldlening zou aflopen per 1 juni 2012 - te bespreken en bij klaagster te verifiëren of zij het alsdan besprokene heeft begrepen, aldus nog steeds de kandidaat-notaris. Klaagster heeft ter zitting aangegeven zich te hebben gemeld bij de bank en aldaar diverse stukken te hebben ingeleverd. Er heeft, aldus klaagster, geen gesprek plaatsgevonden. Ook de bewuste brief van 4 april 2012 is niet ter sprake gekomen. Wat daar ook van zij, uit de ter zitting afgelegde verklaring van de kandidaat-notaris leidt de Kamer af dat de kandidaat-notaris de betreffende brief niet voorafgaand aan het gesprek van klaagster met de bank in bezit van klaagster heeft gesteld en nadien geen navraag heeft gedaan bij klaagster en/of de bank over de resultaten van het gesprek bij de bank. Mede gezien de bekendheid van de kandidaat-notaris met het feit dat klaagster de Nederlandse taal niet machtig is en de betrokkenheid van de kandidaat-notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap tot dan toe had de kandidaat-notaris dit naar het oordeel van de Kamer wel moeten doen en had zij er niet op mogen vertrouwen dat naar aanleiding van het bezoek van klaagster aan de bank alle rond de financiële situatie bestaande onduidelijkheden waren weggenomen en dat alles geregeld was, in het bijzonder het opnieuw vastleggen van de rentevasteperiode van de hypothecaire lening. Hoezeer de Kamer uit de stukken en het ter zitting door de kandidaat-notaris verklaarde ook is gebleken van de actieve houding en handelwijze van de kandidaat-notaris in haar betrokkenheid bij de afwikkeling van de nalatenschap, acht de Kamer dit nalaten, gelet op haar wetenschap van de gevolgen bij niet tijdig handelen naar aanleiding van de brief van 4 april 2012, tuchtrechtelijk laakbaar. De Kamer zal dit klachtonderdeel dan ook gegrond verklaren.
6.7.
De Kamer acht de hiervoor genoemde nalatigheid van de kandidaat-notaris dusdanig tuchtrechtelijk laakbaar dat zij de maatregel van waarschuwing op zijn plaats vindt.
DE BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:
- verklaart de klacht gegrond voor zover deze betrekking heeft op het handelen van de kandidaat-notaris zoals besproken in overweging 6.6;
- legt aan de kandidaat-notaris de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart de klacht ongegrond voor zover deze betrekking heeft op het weghalen van goederen uit de woning van klaagster gedurende de periode dat de kandidaat-notaris beschikte over de sleutel van de woning;
- verklaart de klacht voor het overige niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. J.S. van der Kolk, plaatsvervangend voorzitter, mrs. J.C.G. Leijten, A.W. Drijver, P. Nijenhuis en J.G de Beer, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. S. Ambachtsheer, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012.
S. Ambachtsheer J.S. van der Kolk
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.