Mr. [ Y ], kandidaat-notaris, heeft zich bereid verklaard met de waarneming te worden belast. Mr. [ Y ] is op grond van de Wna bevoegd tot deze waarneming en de kamer zijn geen bezwaren bekend die zijn benoeming in de weg staan.
De voorzitter heeft [ de notaris ] ingelicht over zijn voornemen om mr. [ Y ] ambtshalve tot zijn waarnemer te benoemen op grond van artikel 28 sub c juncto artikel 29 lid 2, tweede volzin van de Wet op het notarisambt. [ de notaris ] heeft de voorzitter gemeld tegen die benoeming bezwaar te hebben.
De voorzitter is van oordeel dat, mede gelet op de financiële situatie waarin het kantoor verkeert in verband met de schorsing van de notaris, de benoeming van mr. [ Y ], werkzaam binnen het notariskantoor van [ de notaris ], een voor de hand liggende keuze is.
Het is immers gebleken, dat een van buiten het kantoor komende waarnemer door
[ de notaris ] tot op heden niet uit eigen middelen is betaald. Weliswaar heeft [ de notaris ] aan de voorzitter meegedeeld te verwachten uit toekomstige opbrengsten van de praktijk een waarnemer van buiten zijn kantoor te zullen kunnen betalen, maar van enige concrete aanwijzing dat [ de notaris ] op korte termijn, terwijl hij zelf geschorst is, in staat zal zijn de daarvoor benodigde middelen vrij te maken, is niet gebleken. Bovendien moet de voorzitter er rekening mee houden dat een benoeming van een waarnemer van buiten het kantoor in de gespannen verhouding die tussen de werknemers en [ de notaris ] is ontstaan tengevolge van diens handelen, meer problemen zal oproepen dan zal wegnemen.
Daarbij komt dat de voorzitter uit de vele contacten die hij met [ de notaris ] en zijn adviseurs de afgelopen maanden heeft gehad de indruk heeft gekregen dat [ de notaris ] de ernst van de situatie waarin hij zijn kantoor heeft gebracht door zijn handelen niet volledig begrijpt en ook moeite heeft zijn eigen positie in dit verband op de juiste wijze te waarderen. Daarom bestaat bij de voorzitter de vrees dat [ de notaris ] slechts die personen als zijn waarnemer benoemd wenst te zien die bereid zijn tegemoet te komen aan zijn wens om hem toe te laten tot werkzaamheden op zijn kantoor en die bereid zijn zich te richten naar zijn wensen.
De bezwaren van [ de notaris ] tegen mr. [ Y ] berusten op zijn overtuiging dat mr. [ Y ] geen ondernemingslust heeft en niet in staat zal zijn werk te acquireren.
Daardoor is volgens [ de notaris ] zijn kantoor thans verlieslijdend.
De voorzitter heeft deze vrees van [ de notaris ] vervolgens met mr. [ Y ] en
mr. [ X ], ieder afzonderlijk, besproken. Hem is uit de verklaring van mr. [ X ] gebleken dat een grote opdracht door een cliënt is ingetrokken zodra deze cliënt begreep dat [ de notaris ] was, omdat deze cliënt geen vertrouwen meer had in zijn notariskantoor. Van mr. [ X ] begreep de voorzitter ook dat de makelaars het kantoor mijden, omdat zij geen vertrouwen hebben in een kantoor waarvan de notaris is geschorst, terwijl zij ook elders terecht kunnen.
Verder deelde mr. [ X ] de voorzitter mee dat mr. [ Y ] op eigen kracht en ondanks de ongunstige omstandigheden tengevolge van de schorsing van [ de notaris ] recent twee belangrijke opdrachten heeft binnengehaald.
[ de notaris ] heeft aangegeven de voorkeur te hebben voor de benoeming van een notaris die tot voor kort beneden de grote rivieren de praktijk uitoefende. Deze notaris, die
[ de notaris ] eerst kort geleden heeft leren kennen, zou voor de acquisitie van grotere waarde zijn dan mr. [ Y ]. De voorzitter acht niet goed te begrijpen hoe deze notaris zonder actuele bekendheid met de markt in Amsterdam meer geschikt zou zijn dan de op het kantoor van [ de notaris ] ingevoerde kandidaat-notaris mr. [ Y ].
De voorzitter zal, dit alles afwegende, daarom mr. [ Y ] tot waarnemer benoemen als hierna vermeld.
De praktijk van [ de notaris ] zal door mr. [ Y ] worden voortgezet voor rekening en risico van [ de notaris ]. Aan mr. [ Y ] wordt een honorarium toegekend, gelijk aan de beloning die hij ontvangt van [ de notaris ] als salaris, te vermeerderen met een bedrag van € 150,00 bruto voor ieder uur dat hij vanwege deze bijzondere waarneming en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid meer aan zijn werk moet besteden dan de met [ de notaris ] overeengekomen tijd van 4/5 van een fte.
Mr. [ Y ] dient daartoe een urenadministratie bij te houden, waaruit blijkt dat de meeruren noodzakelijk zijn geweest door extra werk dat voortvloeit uit deze benoeming.