ECLI:NL:GHAMS:2013:2787

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
200 093 958/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens onzorgvuldig handelen bij afwikkeling testament

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem. De klacht was ingediend door klaagster, die de notaris verweten heeft onzorgvuldig te hebben gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar overleden vader. Klaagster stelde dat de notaris het testament niet integraal had voorgelezen en dat de kopieën van het testament uit 2000 die zij had ontvangen, er verschillend uitzagen, wat haar deed vermoeden dat de notaris met de testamenten had gerommeld. Het hof oordeelde dat het niet gebruikelijk is dat een testament na het overlijden van de testateur wordt voorgelezen, maar dat het wel gebruikelijk is dat erfgenamen een kopie van het testament ontvangen. Het hof oordeelde dat de notaris in zijn zorgplicht tekort was geschoten door dit na te laten. De klacht werd gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij het hof de beslissing van de Kamer van Toezicht vernietigde en de notaris de maatregel van waarschuwing oplegde. Het hof oordeelde verder dat de notaris niet onzorgvuldig had gehandeld met betrekking tot de vermeende 'rommelingen' met de testamenten, en dat de verwijzing naar de stiefmoeder en de accountant niet tuchtrechtelijk verwijtbaar was. De beslissing van de Kamer van Toezicht om de klacht ongegrond te verklaren werd in dit opzicht bevestigd.

Uitspraak

beslissing
________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht
zaaknummer: 200.093.958/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem:
07.831/2011/986
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 januari 2013
inzake:
[appellante],
APPELLANTE,
wonende te [woonplaats],
t e g e n
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 14 september 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, verder de kamer, van 16 augustus 2011, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder de notaris ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 1 februari 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van klaagster is op 29 mei 2012 een brief met aanvullende stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 7 juni 2012. Klaagster en de notaris zijn verschenen, zij hebben het woord gevoerd.

2. De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3. De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat deze ook het hof tot uitgangspunt dienen.

4. Het standpunt van klaagster

4.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld aangezien hij het testament onderscheidenlijk de testamenten van de vader van klaagster niet integraal heeft voorgelezen.
4.2. Voorts wordt de notaris verweten dat hij kennelijk met de testamenten heeft gerommeld omdat de kopieën van het testament uit 2000 die klaagster heeft ontvangen er verschillend uitzagen.
4.3. Ten slotte verwijt klaagster de notaris dat hij zich er niet toe had mogen beperken klaagster voor verdere informatie betreffende de afwikkeling van de nalatenschap te verwijzen naar haar stiefmoeder of de accountant van haar vader.

5. Het standpunt van de notaris

De notaris voert gemotiveerd verweer, waarop, voor zover van belang, nader zal worden ingaan.

6. De beoordeling

6.1. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat de klacht, voor zover deze inhoudt dat de notaris klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd, gegrond is. Weliswaar is het niet gebruikelijk, zoals ook door de kamer is overwogen, dat na het overlijden van de testateur zijn testament wordt voorgelezen, maar wel is het gebruikelijk dat de erfgenamen ongevraagd na het overlijden van de testateur een kopie van het testament van de notaris die als boedelnotaris optreedt of de verklaring van erfrecht afgeeft, ontvangen. Door dit na te laten is de notaris in zijn zorgplicht tekort geschoten. Bovendien had het op de weg van de notaris gelegen klaagster nader te informeren omtrent de inhoud en strekking van de in dezen verstrekte volmachten. Dat de notaris enkel opdracht had om een verklaring van erfrecht op te stellen doet daaraan niet af.
Door een en ander niet te doen heeft hij de belangen van klaagster onvoldoende in acht genomen.
6.2. Het hof is voorts van oordeel dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de notaris met de testamenten van de vader van klaagster heeft “gerommeld”. Het enkele feit dat ondertekend is met verschillende kleuren inkt is onvoldoende om aan te nemen dat de notaris met carbonpapier heeft gewerkt. Het verweer van de notaris dat erflater en hij zelf met zwart schrijvende pen hebben ondertekend en de beide getuigen met blauw schrijvende pen, is als verklaring voldoende. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.3. Ook het laatste klachtonderdeel is tevergeefs voorgesteld. De opdracht aan de notaris hield enkel in het opstellen van een verklaring van erfrecht. Met de kamer is het hof wel van oordeel dat de notaris klaagster wellicht duidelijker had kunnen infomeren over de inhoud van zijn opdracht, temeer nu hij geprobeerd heeft klaagster ter wille te zijn en in verband daarmede met haar op 18 september 2010 een gesprek heeft gevoerd waardoor bij klaagster onduidelijkheid kan zijn ontstaan over de aan de inhoud van de aan de notaris verstrekte opdracht.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.4. Nu het eerste klachtonderdeel gegrond is en het hof daarmee tot een ander oordeel komt dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.5 Aangezien de handelwijze van de notaris, zoals omschreven onder 6.1. tuchtrechtelijk verwijtbaar is geoordeeld, is de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld, dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7. Het hiervoor voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7. De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel onder 6.1. gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 januari 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-
NOTARISSEN TE ARNHEM
Kenmerk: 07.831/2011/986
Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van
[klaagster]
wonende te [woonplaats],
klaagster,
gemachtigde: mr. L. Thomson te Apeldoorn,
tegen
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats].
Partijen zullen verder klaagster en de notaris worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief met bijlagen van klaagster van 24 december 2010, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;
- een faxbrief met bijlagen van klaagster van 19 januari 2011;
- een faxbrief met bijlagen van klaagster van 20 januari 2011;
- een faxbrief van klaagster van 20 januari 2011;
- een faxbrief met bijlagen van klaagster van 20 januari 2011;
- een faxbrief met bijlagen van klaagster van 21 januari 2011;
- een faxbrief van klaagster van 1 februari 2011;
- een brief met bijlagen van de notaris van 2 februari 2011;
- een brief met bijlagen van klaagster van 5 februari 2011;
- een brief met bijlage van de notaris van 11 maart 2011;
- de mondelinge behandeling van de klacht op 23 juni 2011.

2.De feiten

2.1
Op 17 november 2009 is overleden de vader van klaagster, de heer [naam], hierna te noemen: erflater. Erflater liet klaagster en haar broer (zijnde de twee kinderen uit het eerste huwelijk van erflater) en zijn tweede echtgenote, mevrouw[naam] (hierna te noemen: de stiefmoeder) als erfgenamen na.
2.2
Erflater heeft twee testamenten gemaakt. Het eerste testament dateert van 5 december 2000 en bevat de benoeming tot erfgenamen van zijn kinderen en zijn echtgenote. Dit is een zogenaamd combinatietestament, waarin de stiefmoeder kan kiezen voor een ouderlijke boedelverdeling of een vruchtgebruikregeling. Op 18 september 2002 heeft erflater een tweede testament gemaakt.
2.3
Op 26 november 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de drie erfgenamen en de notaris over de inhoud van de testamenten.
2.4
Op 4 december 2009 heeft de notaris klaagster een brief gestuurd met schriftelijke uitleg over het testament van 5 december 2000 en voorlichting over de consequentie van het aanvaarden van een nalatenschap. Voorts heeft de notaris een boedelvolmacht toegestuurd, waarin klaagster haar stiefmoeder volmacht geeft. Klaagster heeft op 26 januari 2010 deze volmacht ondertekend.
2.5
Op 7 december 2010 heeft klaagster de aan haar stiefmoeder gegeven volmacht ingetrokken.
2.6
Op 14 december 2010 heeft de notaris kopieën van de testamenten van erflater toegestuurd, met uitzondering van een bepaald gedeelte. Hierop zal hieronder nader worden ingegaan.
2.7
Op 22 december 2010 heeft klaagster op het kantoor van de notaris beide originele testamenten ingezien.
2.8
Op 14 januari 2011 heeft de stiefmoeder afstand gedaan van haar recht om de ouderlijke boedelverdeling geheel of gedeeltelijk niet te aanvaarden. Op grond van de bevoegdheid uit het testament heeft de stiefmoeder het woonhuis en het bedrijf van erflater in januari 2011 verkocht.
2.9
Eind januari 2011 is de stiefmoeder teruggegaan naar de Filipijnen.

3.De klacht en het verweer

3.1
Klaagster heeft de Kamer zeer uitgebreide brieven gestuurd. Deze brieven bevatten ook een groot aantal vragen en verzoeken om juridisch advies.
3.2
Uit het verhandelde ter zitting begrijpt de Kamer dat klaagster de notaris verwijt onzorgvuldig te hebben gehandeld. De notaris heeft klaagster onvoldoende voorgelicht, aangezien het testament van erflater nooit is voorgelezen. Bovendien heeft klaagster kopieën van het testament uit 2000 ontvangen, die er onderling verschillend uitzagen. Zo liepen de lijnen anders en zat de stempel op een andere plek; bovendien werd er gesproken over een legaat terwijl er geen sprake was van een legaat. Hierdoor kreeg klaagster het vermoeden dat de notaris met de testamenten had gerommeld. Nadat klaagster de originele testamenten had ingezien, kreeg klaagster het vermoeden dat deze niet echt waren. Voorts stelt klaagster dat de notaris zich er niet toe had mogen beperken door haar voor nadere informatie over de afwikkeling van de nalatenschap te verwijzen naar de stiefmoeder of de accountant van haar vader.
3.3
De notaris voert gemotiveerd verweer, waarop de Kamer hierna, voor zover van belang, nader zal ingaan.

4.De beoordeling van de klacht

4.1.
Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.
4.2
De notaris heeft gesteld dat hij van mening is dat hij op voldoende wijze aan zijn informatieplicht heeft voldaan. Hij stelt dat het niet gebruikelijk is om een testament voor te lezen. Hij heeft in de bespreking van 26 november 2009 het testament uit 2000 niet voorgelezen, maar alle erfgenamen uitgelegd wat het testament inhield. Meer in het bijzonder is gesproken over wanneer de kinderen hun vorderingen op de stiefmoeder kunnen opeisen. Het testament uit 2002 was volgens de notaris niet relevant, omdat dit testament uitsluitend de situatie regelde dat erflater tegelijkertijd met of na zijn echtgenote zou komen te overlijden, hetgeen niet het geval is gebleken.
4.3
Volgens de notaris heeft klaagster pas op 10 december 2010 verzocht om de volledige tekst van de testamenten. Omdat het testament uit 2002 een herroeping bevatte van het gedeelte van het testament uit 2000 dat betrekking had op de situatie dat erflater tegelijkertijd met of na zijn echtgenote zou komen te overlijden, had de notaris twijfel of hij klaagster wel de gehele tekst van het testament uit 2000 mocht verstrekken. Het Notarieel Juridisch Bureau heeft de notaris desgevraagd geadviseerd om dit gedeelte uit het testament van 2000 niet aan klaagster af te geven. Daarop heeft de notaris klaagster op 14 december 2010 een kopie van het testament uit 2000 toegestuurd, waaruit het betreffende gedeelte was verwijderd. Dit letterlijke “knippen en plakken” verklaart waarom de kopieën van het testament die klaagster in haar bezit heeft, er onderling iets anders uitzien. De tekst van het testament is wel steeds hetzelfde, zoals klaagster ter zitting ook heeft erkend. De notaris erkent dat er in het testament ten onrechte wordt gesproken over een legaat; dit had niet gemoeten.
4.4
De Kamer volgt de notaris in zijn stelling dat het in Nederland niet gebruikelijk is dat een testament na het overlijden wordt voorgelezen. Van belang is dat de notaris de erfgenamen van alle relevante informatie voorziet. Niet gebleken is dat hij dat niet of in onvoldoende mate heeft gedaan. Het is wel gebruikelijk dat een erfgenaam, zonder daarnaar te hoeven vragen, na het overlijden van de notaris een kopie van het testament ontvangt. Dat de notaris dat in dit geval niet uit eigener beweging heeft gedaan, kan worden verklaard doordat hij twijfel had over het verstrekken van de gehele tekst uit het testament uit 2000. Het advies van het Notarieel Juridisch Bureau geeft de notaris achteraf gezien gelijk op dit punt. Dit brengt naar het oordeel van de Kamer met zich dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door in eerste instantie in november 2009 niet meteen een kopie van het testament te verstrekken. De Kamer acht het klachtonderdeel dat de notaris onvoldoende informatie heeft verstrekt dus ongegrond.
4.5
De Kamer is voorts van oordeel dat klaagster haar suggestie niet aannemelijk heeft gemaakt dat de notaris met de testamenten heeft gerommeld. Dat het originele testament uit 2002 twee handtekeningen in zwart en twee handtekeningen in blauw bevat, rechtvaardigt naar het oordeel van de Kamer geenszins de suggestie dat de notaris met carbonpapier heeft gewerkt. De notaris heeft verklaard dat het testament door erflater en hemzelf met zwart schrijvende pen en door beide getuigen met blauw schrijvende pen zijn ondertekend. De Kamer is van oordeel dat er geen aanleiding is om aan de verklaring van de notaris te twijfelen. Dat het testament ten onrechte spreekt over legaten, acht de Kamer tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. De Kamer acht dit klachtonderdeel ongegrond.
4.6
De notaris heeft volgens zijn onweersproken verklaring slechts opdracht gekregen om een verklaring van erfrecht op te maken en had dus geen bemoeienis met de verdere afwikkeling van de nalatenschap. Hij heeft klaagster voor verdere informatie naar de stiefmoeder en naar de accountant van erflater verwezen. De Kamer overweegt dat de notaris wellicht duidelijker had moeten communiceren met klaagster over waartoe zijn opdracht zich precies uitstrekte, omdat klaagster dit kennelijk niet goed heeft begrepen. Nu de notaris toch, ook al viel dat buiten zijn opdracht, geprobeerd heeft om klaagster terwille te zijn, bijvoorbeeld door met haar op 18 oktober 2010 een gesprek te hebben en door het gesprek van [naam] (een collega van de notaris) met klaagster, kreeg klaagster wellicht de indruk dat de notaris méér kon doen dan waartoe zijn opdracht zich uitstrekte. De Kamer acht dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
4.7
Tot slot overweegt de Kamer dat de Kamer niet de geëigende instantie is om vragen van klaagster te beantwoorden of juridisch advies te verstrekken.

6.De beslissing

De Kamer van Toezicht verklaart de klacht tegen de notaris ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.P.M. Kester, plv. voorzitter,
Mrs. P.F. Heuff, T.K. Lekkerkerker, D.T. Boks en A.A.H.M. Derks plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2011.
De secretaris De plv. voorzitter