beslissing
________________________________________________________________________
afdeling civiel en belastingrecht
zaaknummer: 200.093.958/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem:
07.831/2011/986
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 januari 2013
[appellante],
APPELLANTE,
wonende te [woonplaats],
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 14 september 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, verder de kamer, van 16 augustus 2011, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder de notaris ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 1 februari 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van klaagster is op 29 mei 2012 een brief met aanvullende stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 7 juni 2012. Klaagster en de notaris zijn verschenen, zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat deze ook het hof tot uitgangspunt dienen.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld aangezien hij het testament onderscheidenlijk de testamenten van de vader van klaagster niet integraal heeft voorgelezen.
4.2. Voorts wordt de notaris verweten dat hij kennelijk met de testamenten heeft gerommeld omdat de kopieën van het testament uit 2000 die klaagster heeft ontvangen er verschillend uitzagen.
4.3. Ten slotte verwijt klaagster de notaris dat hij zich er niet toe had mogen beperken klaagster voor verdere informatie betreffende de afwikkeling van de nalatenschap te verwijzen naar haar stiefmoeder of de accountant van haar vader.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris voert gemotiveerd verweer, waarop, voor zover van belang, nader zal worden ingaan.
6. De beoordeling
6.1. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat de klacht, voor zover deze inhoudt dat de notaris klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd, gegrond is. Weliswaar is het niet gebruikelijk, zoals ook door de kamer is overwogen, dat na het overlijden van de testateur zijn testament wordt voorgelezen, maar wel is het gebruikelijk dat de erfgenamen ongevraagd na het overlijden van de testateur een kopie van het testament van de notaris die als boedelnotaris optreedt of de verklaring van erfrecht afgeeft, ontvangen. Door dit na te laten is de notaris in zijn zorgplicht tekort geschoten. Bovendien had het op de weg van de notaris gelegen klaagster nader te informeren omtrent de inhoud en strekking van de in dezen verstrekte volmachten. Dat de notaris enkel opdracht had om een verklaring van erfrecht op te stellen doet daaraan niet af.
Door een en ander niet te doen heeft hij de belangen van klaagster onvoldoende in acht genomen.
6.2. Het hof is voorts van oordeel dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de notaris met de testamenten van de vader van klaagster heeft “gerommeld”. Het enkele feit dat ondertekend is met verschillende kleuren inkt is onvoldoende om aan te nemen dat de notaris met carbonpapier heeft gewerkt. Het verweer van de notaris dat erflater en hij zelf met zwart schrijvende pen hebben ondertekend en de beide getuigen met blauw schrijvende pen, is als verklaring voldoende. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.3. Ook het laatste klachtonderdeel is tevergeefs voorgesteld. De opdracht aan de notaris hield enkel in het opstellen van een verklaring van erfrecht. Met de kamer is het hof wel van oordeel dat de notaris klaagster wellicht duidelijker had kunnen infomeren over de inhoud van zijn opdracht, temeer nu hij geprobeerd heeft klaagster ter wille te zijn en in verband daarmede met haar op 18 september 2010 een gesprek heeft gevoerd waardoor bij klaagster onduidelijkheid kan zijn ontstaan over de aan de inhoud van de aan de notaris verstrekte opdracht.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.4. Nu het eerste klachtonderdeel gegrond is en het hof daarmee tot een ander oordeel komt dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.5 Aangezien de handelwijze van de notaris, zoals omschreven onder 6.1. tuchtrechtelijk verwijtbaar is geoordeeld, is de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld, dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7. Het hiervoor voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
- vernietigt de bestreden beslissing, en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel onder 6.1. gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 januari 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-
NOTARISSEN TE ARNHEM
Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van
[klaagster]
wonende te [woonplaats],
klaagster,
gemachtigde: mr. L. Thomson te Apeldoorn,
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats].
Partijen zullen verder klaagster en de notaris worden genoemd.