ECLI:NL:GHAMS:2013:2771

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
200.128.302/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot cocaïne-invoer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2013 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [verzoeker], die gedetineerd was in verband met een strafzaak over de invoer van cocaïne. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van beslissingen van het hof over onderzoekswensen van de verdediging. De verdediging stelde dat het hof vooringenomen was, omdat het al een oordeel had gevormd over de kernvraag in de zaak, namelijk de toebehoren van een Blackberry-telefoon aan [verzoeker]. Het hof had eerder beslist dat de verdediging onvoldoende onderbouwing had gegeven voor het verzoek om een grondwerktuigkundige van Martinair te horen en voor een stemanalyse. De wrakingskamer oordeelde dat de motivering van het hof niet zo onbegrijpelijk was dat deze alleen door vooringenomenheid kon worden verklaard. Het hof benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid aanwezig was en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

zaaknummer: 200.128.302/01

beschikking van de wrakingskamer van 31 juli 2013

inzake het op 7 juni 2013 ter griffie van dit hof ingediende verzoekschrift van

[verzoeker],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting],
verzoeker,
raadsman:
R.A. van der Horstte Amsterdam.

Het geding

Verzoeker wordt hierna [verzoeker] genoemd.
Het verzoekschrift met bovenvermeld zaaknummer is namens [verzoeker] op 7 juni 2013 schriftelijk ingediend door mr. Van der Horst voornoemd in de zaak met parketnummer 23-002788-12. Het strekt tot de wraking van mr. L.A.J. Dun, voorzitter, en mrs. P.C. Kortenhorst en G. Oldekamp, leden, van de meervoudige strafkamer van dit hof.
Mrs. Dun, Kortenhorst en Oldekamp hebben niet berust in de wraking.
Op 11 juni 2013 heeft mr. Dun een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ingediend. Op diezelfde datum hebben mrs. Kortenhorst en Oldekamp zich, kort gezegd, aangesloten bij de schriftelijke reactie van mr. Dun.
De advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam mr. R. Smits heeft een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ingediend op 14 juli 2013. Hij heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
De wrakingskamer heeft het verzoek in het openbaar behandeld op 18 juli 2013 te 14:00 uur. Daarbij is [verzoeker] verschenen, vergezeld van mr. Van der Horst voornoemd, die het wrakingsverzoek heeft toegelicht aan de hand van een door hem aan het hof overgelegde pleitnota. [verzoeker], die verdachte is in de hierboven vermelde strafzaak, is medegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht en hem is de mogelijkheid gegeven als laatste het woord te voeren.
De advocaat-generaal is ter zitting verschenen en heeft het woord gevoerd.

Beoordeling

1.
Het gaat hier, voor zover relevant, om het volgende.
1.1.
Bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 14 juni 2012 met parketnummer 15/840004-11 is [verzoeker], kort gezegd, schuldig bevonden aan betrokkenheid bij de invoer van drie partijen cocaïne, voorbereidingshandelingen tot invoer, deelneming aan een criminele organisatie en witwassen. [verzoeker] is veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van acht jaren. [verzoeker] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
1.2.
Namens [verzoeker] is een op 11 juli 2012 gedateerd appelschriftuur ingediend, waarbij onderzoekswensen kenbaar zijn gemaakt. Daarbij is onder meer een verzoek gedaan tot het (doen) horen van een deskundige op het gebied van stemherkenning en een analyse van uitingen. Tevens is verzocht om een grondwerktuigkundige die de afgelopen jaren in dienst was van Martinair als getuige te (doen) horen, om onder meer inzicht te verkrijgen in de unieke kenmerken van Martinair-toestellen alsmede de verschillen tussen deze vliegtuigen en toestellen van andere maatschappijen.
1.3.
Op 2 mei 2013 heeft een regiezitting plaatsgevonden in de strafzaak van [verzoeker] en drie medeverdachten, waarbij de hiervoor genoemde onderzoekswensen zijn behandeld. Deze regiezitting is op 7 mei 2013 en 30 mei 2013 hervat. Op 30 mei 2013 heeft het hof op genoemde onderzoekswensen beslist.
1.4.
Het proces-verbaal van voornoemde regiezitting(en) (hierna: het proces-verbaal) vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
Grondwerktuigkundige Martinair
De raadsman heeft verzocht een grondwerktuigkundige van Martinair als getuige te doen oproepen. De raadsman heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat de foto’s die zijn gepingd aan de voorbereiding van concrete drugstransporten zijn gekoppeld en dat hetgeen op de foto’s is te zien in een aantal gevallen niet overeenkomt met de stellingen van het onderzoeksteam. Er worden onder andere foto’s gepingd van vliegtuig-types die wel op België maar niet op Nederland vliegen.
De advocaat-generaal heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet.
Het hof overweegt als volgt.
Het is aan de verdachte om met een verklaring te komen met betrekking tot de foto’s van vliegtuigen diein zijn telefoon[onderstreping wrakingskamer] zijn aangetroffen als hij meent dat de uitleg die het onderzoeksteam daaraan geeft een onjuiste is. Bij gebreke van een dergelijke verklaring ziet het hof niet in welk belang de verdachte heeft bij het horen van een grondwerktuigkundige op dit punt. Het verzoek is ook overigens onvoldoende onderbouwd om aan te nemen dat de verdachte in dit verband redelijkerwijs in zijn verdediging wordt geschaad door het afzien van het oproepen van een grondwerktuigkundige als getuige.
Het hof wijst het verzoek daarom af.
(…)
Stemanalyse
De raadsman heeft verzocht een stemanalyse te laten uitvoeren met betrekking tot de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer].
(…)
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat de raadsman het verzoek niet heeft ingetrokken maar daarbij slechts de kanttekening heeft gemaakt dat hij het verzoek niet zal handhaven wanneer toewijzing een extra grote vertraging van het strafproces zal opleveren.
Tegen de achtergrond van de onderbouwing in het vonnis van de rechtbank met betrekking tot de toekenning van het telefoonnummer aan de verdachte, is onvoldoende gemotiveerd waarom twijfel zou moeten bestaan aan de vaststelling dat de verdachte het telefoonnummer gebruikte en derhalve waarom een stemanalyse zou moeten plaatsvinden. Gelet hierop en ook overigens is het verzoek onvoldoende onderbouwd om de noodzaak van het verzochte aan te nemen, zodat het verzoek wordt afgewezen.”
2.
Ter onderbouwing van onderhavig wrakingsverzoek is door de verdediging - samengevat - aangevoerd dat het bestreden vonnis voor het overgrote deel is gebaseerd op zogenaamde PING-conversaties met een Blackberry-telefoon met PIN-nummer [PIN-nummer], alsmede gesprekken die zijn gevoerd met een telefoon met het nummer [telefoonnummer]. De rechtbank heeft aangenomen dat [verzoeker] de gebruiker is geweest van deze telefoons, hetgeen [verzoeker] ontkent. De vraag wie de gebruiker was van genoemde telefoons, is derhalve één van de kernvragen in hoger beroep. Het hof heeft in zijn beslissing op het verzoek tot het horen van een grondwerktuigkundige van Martinair zonder enig voorbehoud en voordat de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep is aangevangen, het standpunt ingenomen dat de telefoon met voornoemd PIN-nummer van [verzoeker] is. Het hof is daarop niet teruggekomen in diens reactie op het wrakingsverzoek. Het hof heeft derhalve reeds een oordeel gevormd over één van de kernvragen van de zaak in hoger beroep en heeft daarmee de objectief gerechtvaardigde schijn gewekt vooringenomen te zijn ten aanzien van [verzoeker].
Daarnaast heeft het hof in de motivering ten aanzien van de afwijzing van het verzoek van de verdediging tot een stemanalyse ervan blijk gegeven het oordeel van de rechtbank, dat het telefoonnummer [telefoonnummer] aan [verzoeker] kan worden toegekend, te volgen (en dat [verzoeker] daarom eerst aannemelijk dient te maken dat die telefoon niet van hem was, voordat hij recht heeft op de gevraagde stemanalyse). Ook deze motivering leidt tot de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid, aldus nog steeds de verdediging.
3.
Mrs. Dun, Kortenhorst en Oldekamp hebben naar voren gebracht dat het verzoek niet tijdig is ingediend en dat [verzoeker] derhalve niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek. Daarnaast hebben zij het volgende aangevoerd. Op een regiezitting beoordeelt het hof of nader onderzoek noodzakelijk is, dan wel in het belang van de verdediging van de verdachte wordt geacht. Het is vaste rechtspraak dat indien een verzoek onvoldoende is gemotiveerd, dit reden kan zijn voor afwijzing. Dit zegt op zichzelf niets over de vraag of een rechter zich enig idee heeft gevormd over de schuld of onschuld van de verdachte of enige vooringenomenheid heeft daaromtrent. De aard van een regiezitting brengt mee dat – gezien de onderbouwing van een verzoek en gelet op het standpunt van het openbaar ministerie en het vonnis van de rechtbank, alsmede gezien de inhoud van het dossier – beslissingen worden genomen die voor een deel betrekking hebben op de inhoud. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat in het kader van het voortbouwend appel, indien een bepaalde kwestie die onderwerp vormt van een verzoek reeds door de rechtbank uitvoerig is besproken, van de verdediging mag worden verlangd op die argumenten van de rechtbank in te gaan. In het onderhavige geval is door de verdachte betwist dat de bewuste telefoon van hem was. In het vonnis van de rechtbank is op de pagina's zes tot en met negen in uitvoerige beschouwingen uiteengezet waarom zij ervan uitgaat dat de verdachte de bewuste telefoon gebruikte. Op al deze argumenten is de verdediging bij de regiezitting niet ingegaan. Mede op grond daarvan, zoals in de beslissing van het hof is te lezen, is geoordeeld dat het verzoek onvoldoende was onderbouwd om tot toewijzing te kunnen leiden. Daarmee heeft het hof alleen beoordeeld of, gelet op de motivering van het verzoek, er aanleiding was voor nader onderzoek en die vraag ontkennend beantwoord. Dat het hof door die beslissing de objectief gerechtvaardigde (schijn van) vooringenomenheid kan hebben gewekt wordt betwist.
4.
De advocaat-generaal heeft, kort gezegd, naar voren gebracht dat [verzoeker] ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, maar dat de door de verdediging aangevoerde gronden voor wraking niet kunnen leiden tot gegrondverklaring van het wrakingsverzoek.
5.
Het hof overweegt als volgt.
5.1.
Het onderhavige wrakingsverzoek dient te worden beoordeeld op grond van de hier toepasselijke artikelen 512 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria.
5.2.
Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie, elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.3.
Op grond van artikel 513 lid 1 Sv dient dit verzoek schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn.
5.4.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat zij ter zitting van 30 mei 2013 niet aanwezig was - zoals vaker voorkomt bij het mededelen van beslissingen van het hof op onderzoekswensen van de verdediging -, dat de raadsman het proces-verbaal van die zitting op 4 juni 2013 per post heeft ontvangen en de daarin opgenomen beslissingen van het hof op de eerstvolgende mogelijke dag waarop [verzoeker] ambtelijk bezoek mocht ontvangen in de [penitentiaire inrichting] op 7 juni 2013, met [verzoeker] heeft besproken en dat op diezelfde dag nog het onderhavige wrakingsverzoek is ingediend. Deze gestelde gang van zaken wordt niet betwist.
5.5.
In het licht van de geschetste omstandigheden acht de wrakingskamer onderhavig wrakingsverzoek tijdig ingediend. [verzoeker] kan derhalve worden ontvangen in zijn verzoek tot wraking.
5.6.
Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.7.
Het onderhavige wrakingsverzoek ziet op de motivering van twee afwijzende beslissingen van het hof ten aanzien van door de verdediging naar voren gebrachte onderzoekswensen. De wrakingskamer stelt voorop dat het niet aan de wrakingskamer is om die beslissingen inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen. Nu het gaat om door het hof gegeven (motivering van) beslissingen, kan de vrees voor vooringenomenheid slechts objectief gerechtvaardigd zijn indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval het hof een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
5.8.
Bij de verdediging was het kernpunt dat heeft geleid tot het doen van het verzoek tot het horen van een grondwerktuigkundige van Martinair het standpunt dat de onder 2. omschreven Blackberry telefoon niet van [verzoeker] was. De afwijzende beslissing is gebaseerd op het oordeel van het hof dat de verdediging onvoldoende belang heeft bij toewijzing van dat verzoek, althans dat het verzoek door de verdediging onvoldoende is onderbouwd.
Gezien hetgeen de verdediging ter onderbouwing van het desbetreffende verzoek heeft aangevoerd, bezien tegen de achtergrond van de motivering in het vonnis van de rechtbank met betrekking tot het aan [verzoeker] toebehoren van een Blackberry telefoon waarop foto’s van vliegtuigen zijn aangetroffen, acht de wrakingskamer de omstandigheid dat het hof in zijn motivering van de afwijzing van het verzoek een grondwerktuigkundige te horen er vooralsnog van is uitgegaan dat die telefoon van [verzoeker] is, niet zodanig onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven. In dit verband neemt de wrakingskamer mede in aanmerking dat de gewraakte beslissing op zichzelf niet het toebehoren van de hiervoor bedoelde telefoon betrof, dat het al dan niet aan [verzoeker] toebehoren van de telefoon nog voorwerp van onderzoek kan zijn, en voorts de aard van de zitting waarin die beslissing genomen werd en het ter zake van die beslissing in acht te nemen beoordelingskader. Ook overigens acht de wrakingskamer de genomen beslissing niet zo onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van het hof is ingegeven. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet een objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid aanwezig te achten. Van bijkomende feiten en omstandigheden die al dan niet in samenhang met de gegeven motivering dat oordeel wel zouden kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken.
5.9.
Ditzelfde geldt voor de afwijzende beslissing van het hof ten aanzien van het verzoek een stemanalyse te laten uitvoeren met betrekking tot het telefoonnummer [telefoonnummer]. Uit de motivering van de beslissing volgt dat de verdediging voornoemd verzoek, naar het oordeel van het hof, onvoldoende heeft gemotiveerd althans onvoldoende heeft onderbouwd.
Dat het hof de motivering van de rechtbank met betrekking tot de toekenning van voornoemd telefoonnummer aan [verzoeker] bij de beoordeling van het verzoek tot het uitvoeren van een stemanalyse heeft betrokken leidt, in het licht van hetgeen ter onderbouwing van dat verzoek door de verdediging is aangevoerd, niet tot de conclusie dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Deze omstandigheid maakt de beslissing ook niet zo onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven. Ook volgt daaruit niet een objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid.
5.1
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek tot wraking zal worden afgewezen
.
Beslissing
Het hof:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, W.M.C. Tilleman en R.G. Kemmers en is in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.G.E.Y. Lok, in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.
Mrs. Tilleman en Kemmers zijn buiten staat deze beschikking te ondertekenen.