ECLI:NL:GHAMS:2013:2770

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
200.117.942/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen mr. P.C. Kortenhorst in strafzaken

In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek dat op 5 december 2012 is ingediend door mr. W.F. Roelink namens vier verzoekers. Het verzoek betreft de wraking van mr. P.C. Kortenhorst, voorzitter van de elfde meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam. De wrakingsgrond is gebaseerd op vermeende vooringenomenheid van de voorzitter tijdens een zitting op 9 augustus 2012, waar de verzoekers betrokken waren bij strafzaken met betrekking tot de Wet wapens en munitie. De verzoekers stellen dat mr. Kortenhorst hen niet de kans heeft gegeven om hun deskundigen te horen en dat hij onterecht vragen heeft gesteld aan de door het Openbaar Ministerie aangedragen deskundige.

De wrakingskamer heeft het verzoek op 29 maart 2013 in het openbaar behandeld, waarbij de verzoekers en hun raadsman aanwezig waren. Mr. Kortenhorst heeft ook ter zitting het woord gevoerd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of het verzoek ontvankelijk was. Volgens artikel 512 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering dient een wrakingsverzoek schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn. De wrakingskamer oordeelt dat de verzoekers niet tijdig hebben gehandeld, aangezien de gronden voor de wraking al op 9 augustus 2012 bekend waren, maar het verzoek pas op 5 december 2012 is ingediend. Hierdoor zijn de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek.

De beslissing is genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters E.A.G. van der Ouderaa, G.J. Driessen-Poortvliet en M.F.J.M. de Werd, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 april 2013. Mr. Van der Ouderaa was buiten staat om de beschikking te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.117.942/01
beschikking van de wrakingskamer van 12 april 2013
inzake het op 5 december 2012 ter griffie van dit hof ingediende verzoekschrift van

1.[verzoeker 1],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonplaats],
2.
[verzoeker 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonplaats],
3.
[verzoeker 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonplaats],
4.
[verzoeker 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonplaats],
VERZOEKERS,
raadsman:
mr. W.F. Roelinkte Hoofddorp.

1.Het procesverloop

Het verzoek tot wraking met bovenvermeld zaaknummer is door mr. Roelink namens verzoekers schriftelijk ingediend in de zaken met parketnummers 23-001252-11 (verzoeker sub 1), 23-001253-11 (verzoeker sub 2), 23-001250-11 (verzoeker sub 3) en 23-001251-11 (verzoeker sub 4). Het betreft de wraking van mr. P.C. Kortenhorst, voorzitter, van de elfde meervoudige strafkamer van dit hof.
Mr. Kortenhorst heeft niet berust in de wraking. Bij brief, binnengekomen ter griffie van het hof op 25 maart 2013 heeft mr. Kortenhorst gereageerd op het wrakingsverzoek.
Bij brief van 11 januari 2013 heeft de advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam mr. P. Everaars een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ingediend en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
De wrakingskamer heeft het verzoek in het openbaar behandeld op 29 maart 2013. Daarbij zijn verzoekers in persoon verschenen, vergezeld van hun raadsman voornoemd, die het verzoek mondeling heeft toegelicht. Ook de ouders van verzoekers sub 1 en 2 zijn verschenen. Verzoekers is meegedeeld dat verzoekers niet tot antwoorden zijn verplicht en hen is de mogelijkheid gegeven als laatste het woord te voeren.
Mr. Kortenhorst is ter zitting verschenen en heeft het woord gevoerd.
Tevens is verschenen de advocaat-generaal, die zijn standpunt heeft gegeven en heeft gereageerd op het pleidooi van mr. Roelink. Hij heeft zijn conclusie tot afwijzing van het verzoek gehandhaafd.

2.Beoordeling

2.1
Het gaat hier, samengevat en voor zover relevant, om het volgende.
2.1.1
Bij vonnissen van de rechtbank van 24 maart 2011 is ten aanzien van verzoekers bewezen verklaard dat zij, in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie, op 9 december 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie I onder 7, te weten twee luchtdrukwapens, zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens, hebben doen binnenkomen. Ten aanzien van verzoekers is geen straf opgelegd.
2.1.2
Op 9 augustus 2012 zijn de strafzaken met bovengenoemde parketnummers gezamenlijk, maar niet gevoegd behandeld door de elfde meervoudige strafkamer van dit hof, met mr. Kortenhorst als (dag)voorzitter.
2.1.3
Bij brief van 27 september 2012 gericht aan mr. Kortenhorst (in kopie aan de advocaat-generaal) heeft mr. Roelink onder meer kenbaar gemaakt dat de gang van zaken ter zitting van 9 augustus 2012 hem uiterst onaangenaam heeft getroffen. Mr. Roelink heeft mr. Kortenhorst daarbij verzocht van het doen horen van getuigen door een raadsheer-commissaris af te zien, de zaken weer op zitting te brengen en ter zitting (alsnog) [getuige] te doen horen, alsmede [deskundige 1] en [deskundige 2], beiden vuurwapendeskundige bij de politie. Deze brief is niet door mr. Kortenhorst, althans het hof, beantwoord.
2.1.4
Vervolgens is op 5 december 2012 onderhavig wrakingsverzoek ingekomen ter griffie van het hof.
2.2
In de kern komt het wrakingsverzoek van mr. Roelink namens verzoekers op het volgende neer. Mr. Kortenhorst heeft ter zitting van 9 augustus 2012 blijk gegeven van vooringenomenheid door
het verzoek van de verdediging tot het horen van de door de verdediging aangedragen deskundige af te wijzen, temeer omdat de door het Openbaar Ministerie aangedragen deskundige wel ter zitting is gehoord;
de – volgens verzoekers volstrekt irrelevante – vragen die mr. Kortenhorst aan deze deskundige heeft gesteld, en
de kwalificatie van mr. Kortenhorst als waarneming van het hof dat de wapens een sprekende gelijkenis zouden vertonen met een echt geweer, zonder enig (zichtbaar) overleg met de oudste en jongste raadsheer en zonder het horen van een door de verdediging aangedragen deskundige. De processen-verbaal zijn op dit laatste punt dan ook onjuist.
2.3
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft mr. Roelink namens verzoekers ten aanzien van het tijdsverloop tussen de zitting van 9 augustus 2012 en de indiening van het wrakingsverzoek desgevraagd toegelicht dat hij niet direct tot het (zware) middel van wraking wilde overgaan, en daarom eerst heeft geprobeerd, door middel van een persoonlijke brief aan mr. Kortenhorst, duidelijk te maken dat hij, althans verzoekers, het niet eens was/waren met hetgeen ter zitting van 9 augustus 2012 is gebeurd. Daarop heeft mr. Kortenhorst niet gereageerd, reden waarom mr. Roelink de brief van 27 september 2012 aan mr. Kortenhorst heeft geschreven. Toen ook op die brief niet werd gereageerd, kon hij niet anders dan een wrakingsverzoek indienen, aldus mr. Roelink namens verzoekers.
2.4
De wrakingskamer overweegt als volgt.
2.4.1
Het onderhavige wrakingsverzoek dient te worden beoordeeld op grond van de hier toepasselijke artikelen 512 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria.
2.4.2
Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.4.3
Op grond van het eerste lid van artikel 513 Sv dient dit verzoek schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn.
2.4.4
De door verzoekers aangevoerde wrakingsgronden zien op gebeurtenissen die alle reeds ter zitting van 9 augustus 2012 hebben plaatsgevonden. Door het wrakingsverzoek eerst bij brief van 5 december 2012 te doen is, behoudens bijzondere omstandigheden, niet voldaan aan het bepaalde in artikel 513 lid 1 Sv. Hieraan doet niet af dat verzoekers hebben geprobeerd met een naar eigen zeggen zachte aanpak hun bezwaren tegen het handelen van mr. Kortenhorst ter zitting van 9 augustus 2012 kenbaar te maken alvorens een wrakingsverzoek in te dienen. Namens verzoekers zijn ook overigens geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan het verzoek ontvankelijk moet worden geacht.
2.4.5
Uit het vorenstaande volgt dat verzoekers niet kunnen worden ontvangen in hun verzoek. De wrakingskamer komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek.

3. Beslissing

De wrakingskamer:
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, G.J. Driessen-Poortvliet en M.F.J.M. de Werd in tegenwoordigheid van mr. J.G.E.Y. Lok als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 12 april 2013.
Mr. Van der Ouderaa is buiten staat deze beschikking te ondertekenen.