Uitspraak
1.[verzoeker 1],
[verzoeker 2],
[verzoeker 2],
[verzoeker 2],
mr. W.F. Roelinkte Hoofddorp.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek dat op 5 december 2012 is ingediend door mr. W.F. Roelink namens vier verzoekers. Het verzoek betreft de wraking van mr. P.C. Kortenhorst, voorzitter van de elfde meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam. De wrakingsgrond is gebaseerd op vermeende vooringenomenheid van de voorzitter tijdens een zitting op 9 augustus 2012, waar de verzoekers betrokken waren bij strafzaken met betrekking tot de Wet wapens en munitie. De verzoekers stellen dat mr. Kortenhorst hen niet de kans heeft gegeven om hun deskundigen te horen en dat hij onterecht vragen heeft gesteld aan de door het Openbaar Ministerie aangedragen deskundige.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 29 maart 2013 in het openbaar behandeld, waarbij de verzoekers en hun raadsman aanwezig waren. Mr. Kortenhorst heeft ook ter zitting het woord gevoerd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of het verzoek ontvankelijk was. Volgens artikel 512 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering dient een wrakingsverzoek schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn. De wrakingskamer oordeelt dat de verzoekers niet tijdig hebben gehandeld, aangezien de gronden voor de wraking al op 9 augustus 2012 bekend waren, maar het verzoek pas op 5 december 2012 is ingediend. Hierdoor zijn de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek.
De beslissing is genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters E.A.G. van der Ouderaa, G.J. Driessen-Poortvliet en M.F.J.M. de Werd, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 april 2013. Mr. Van der Ouderaa was buiten staat om de beschikking te ondertekenen.