Uitspraak
mr. G. Meijerste Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M. Jurgens, de voorzitter van de vierde meervoudige strafkamer. Het verzoek werd ingediend door de raadsman van verzoeker, mr. G. Meijers, tijdens een openbare behandeling in raadkamer op 10 december 2012. De wraking was gebaseerd op de stelling dat mr. Jurgens eerder werkzaam was bij het advocatenkantoor van de raadsman, terwijl verzoeker daar als cliënt was verbonden. De wrakingskamer heeft het verzoek op 14 februari 2013 in het openbaar behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de advocaat-generaal aanwezig waren. De advocaat-generaal concludeerde tot afwijzing van het verzoek.
De wrakingskamer overwoog dat de onpartijdigheid van mr. Jurgens niet in het geding was. Het hof stelde vast dat de omstandigheden waaronder mr. Jurgens bij het kantoor van mr. Meijers had gewerkt, onvoldoende zwaarwegend waren om te concluderen dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Het hof nam daarbij in aanmerking dat er een aanzienlijke tijdsverloop was tussen de periode waarin mr. Jurgens bij het kantoor werkte en de behandeling van het verzoek. Ook de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen werd niet als wrakingsgrond geaccepteerd, aangezien dit een inhoudelijke beslissing betrof.
De conclusie van het hof was dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van mr. Jurgens in gevaar konden brengen. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beschikking werd gegeven door de rechters G.C.C. Lewin, E.A.G. van der Ouderaa en A.M. van Woensel, met mr. J.G.E.Y. Lok als griffier.