ECLI:NL:GHAMS:2013:2720

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
200 115 447/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris inzake afwikkeling nalatenschap

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris over de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder. Klager verwijt de notaris dat zij niet heeft gereageerd op zijn brieven van 21 oktober 2011 en 17 januari 2012, waarin hij om informatie en stukken vroeg. Klager stelt dat de notaris niet de belangen van alle deelgenoten behartigt en haar taak als boedelnotaris niet voortvarend uitvoert. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat de afwikkeling van de nalatenschap de verantwoordelijkheid is van de executeurs, in dit geval de zussen van klager. Het hof stelt vast dat de notaris aan de erfgenamen heeft uitgelegd wat haar rol is en welke beperkingen daaraan zijn verbonden. De notaris heeft de verzoeken van klager doorgeleid naar de executeurs, die verantwoordelijk zijn voor de afwikkeling van de nalatenschap. Het hof concludeert dat de klacht van klager ongegrond is, omdat de notaris niet in gebreke is gebleven en de afwikkeling van de nalatenschap niet haar verantwoordelijkheid is. Daarnaast merkt het hof op dat een tuchtprocedure niet geschikt is voor het behandelen van verzoeken van de notaris om kosten in rekening te brengen aan klager, aangezien dit voorbehouden is aan de burgerlijke rechter. De beslissing van de kamer van toezicht wordt bevestigd.

Uitspraak

beslissing

________________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.115.447/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 07.831/2012/4
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 augustus 2013
inzake:
[ appellant ],
wonende te [ plaats ],
appellant,
t e g e n
[ de notaris ],
notaris te [ plaats ],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 23 oktober 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, verder de kamer, van 18 oktober 2012, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 17 december 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 16 mei 2013. Klager alsmede de notaris en haar gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota, met daaraan een tweetal brieven gehecht. De notaris heeft tegen het overleggen van de niet eerder in het geding gebrachte brief geen bezwaar gemaakt.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klager

4.1.
Klager verwijt de notaris dat zij niet op zijn brieven van 21 oktober 2011 en 17 januari 2012 inzake de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager heeft gereageerd en ook de daarin gevraagde informatie en stukken niet aan hem heeft verstrekt. Voorts behartigt de notaris niet de belangen van alle deelgenoten, onder wie klager, door haar taak als boedelnotaris niet voortvarend uit te voeren.
4.2.
In hoger beroep heeft klager zijn klacht aldus toegelicht dat de notaris als boedelnotaris een eigen verantwoordelijkheid heeft bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder.

5.Het standpunt van de notaris

5.1.
De notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich als volgt verweerd.
5.2.
Bij het in behandeling nemen van de boedel is aan klager en de overige erfgenamen uitgelegd wat de taak van een boedelnotaris inhoudt en zijn de executeurs – twee zussen van klager, tevens erfgenamen – gewezen op hun taak. De executeurs vertegenwoordigen de erfgenamen in de nalatenschap van moeder. Vragen en/of opmerkingen van de overige erfgenamen over de afwikkeling van de nalatenschap dienen door hen te worden behandeld. De vragen en verzoeken die de notaris van klager ontvangt, worden dan ook aan de executeurs ter beantwoording doorgestuurd. Dit heeft de notaris ook aan klager kenbaar gemaakt. De notaris heeft de executeurs gevraagd de overige erfgenamen te informeren over de gang van zaken omtrent de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder, maar de afwikkeling van de nalatenschap ligt thans stil. Volgens de executeurs dient eerst de nalatenschap van de vader van klager alsmede de huwelijkse voorwaarden van de ouders van klager te worden afgewikkeld alvorens tot afwikkeling van de nalatenschap van de moeder kan worden overgegaan. Om die reden verricht de notaris thans geen werkzaamheden voor de executeurs en is er geen informatie van de notaris om aan de erfgenamen te verstrekken. Overigens beschikt de notaris niet over de door klager verzochte informatie en stukken, zoals bankafschriften en een getekende aangifte erfbelasting.
5.3.
In hoger beroep heeft de notaris – voor zover van belang – nog aangevoerd dat zij voldoet aan alle verplichtingen die de wet stelt aan een boedelnotaris, zij de executeurs met raad en daad bijstaat en de executeurs op hun verplichtingen heeft gewezen.
Voorts heeft de notaris het hof verzocht om klager af te remmen klachten tegen de notaris in te dienen, door te bepalen dat de kosten en het honorarium, welke zijn gemoeid met het afhandelen van de klachten door de notaris, aan klager in rekening kunnen worden gebracht. Tevens verzoekt de notaris het hof te bepalen dat klager geen klachten meer kan indienen wegens misbruik van recht als bedoeld in artikel 3:13 BW.

6.De beoordeling

6.1.
Met de kamer is het hof van oordeel dat de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager de taak is van de executeurs, dat het aan hen is om die taak zo voortvarend mogelijk ter hand te nemen en dat onweersproken is gebleven dat de notaris aan de erfgenamen, onder wie klager, heeft uiteengezet wat haar rol als boedelnotaris inhoudt en welke beperkingen daaraan zijn verbonden. Ook deelt het hof het oordeel van de kamer dat het de taak van de executeurs is om klager te informeren en aan hem de gevraagde stukken te verstrekken, dat onweersproken is gebleven dat de notaris de door klager gedane verzoeken aan de executeurs heeft doorgeleid, en dat de notaris aan de executeurs heeft gevraagd de erfgenamen te informeren over de gang van zaken omtrent de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder. Het hof merkt hierbij op dat niet is gebleken dat de notaris klager informatie en/of stukken heeft onthouden, welke zij wel in haar bezit heeft. Voorts is het hof van oordeel dat klager zijn stelling dat de notaris haar taak als boedelnotaris niet voortvarend uitvoert onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd, zodat dit niet aannemelijk is geworden. In samenhang hiermee heeft klager ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de notaris haar verantwoordelijkheid als boedelnotaris bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder niet neemt. Dit leidt tot de slotsom dat de kamer de klacht van klager terecht ongegrond heeft verklaard. Al het overige door klager gestelde behoeft gezien het voorgaande geen bespreking.
6.2.
Het hof merkt voorts op dat een tuchtprocedure zich naar haar aard niet leent voor een behandeling van het verzoek van de notaris om te bepalen dat de kosten en het honorarium, welke zijn gemoeid met het afhandelen van de klachten door de notaris, aan klager in rekening kunnen worden gebracht alsmede het verzoek te bepalen dat klager geen klachten meer kan indienen wegens misbruik van recht als bedoeld in artikel 3:13 BW, nu het beslissen op dergelijke vorderingen is voorbehouden aan de burgerlijke rechter.
Het hof is aldus van oordeel dat voormelde verzoeken van de notaris buiten het bestek van deze tuchtprocedure vallen.
6.3.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.R. Sturhoofd en
G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 augustus 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-
NOTARISSEN TE ARNHEM
Kenmerk: 07.831/2012/4
Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van
[ klager ]
woonplaats kiezende te [ plaats ],
tegen
[ de notaris ],
notaris te [ plaats ].
Partijen zullen verder klager en de notaris worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van klager van 17 februari 2012, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;
- de brief van de notaris van 26 maart 2012
- de mondelinge behandeling van de klacht op 30 augustus 2012, waarbij zijn verschenen klager alsmede de notaris en mr. X, kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris
- de pleitnota met bijlagen van klager.

2.De feiten

2.1.
De moeder van klager, mevrouw [ Y ] (hierna: [ Y ]’), is in 2010 overleden. Twee zussen van klager zijn de executeurs van de nalatenschap van Y. Er is voorts een nog onverdeelde nalatenschap van de eerder overleden echtgenoot van Y.
2.2.
De notaris is, na inschrijving op 16 maart 2011, per 9 maart 2011 als boedelnotaris geregistreerd.
2.3.
Een eerdere klacht van klager tegen de notaris is door de Kamer in een uitspraak (kenmerk 07.831/2011/1004) gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan de notaris is de maatregel van waarschuwing opgelegd.

3.De klacht

3.1.
Klager stelt dat de notaris de afwikkeling van de nalatenschap van Y onvoldoende voortvarend ter hand neemt. De notaris antwoordt voorts niet op brieven van klager (onder andere die van 21 oktober 2011 en 17 januari 2012) en verstrekt niet de door hem gevraagde stukken, zoals bankafschriften.
3.2.
De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De Kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.
4.2.
Naar het oordeel van de Kamer verwacht klager meer van de notaris dan zij in haar hoedanigheid als boedelnotaris kan doen. In feite stelt klager dat de notaris de werkzaamheden moet doen die de executeurs in zijn ogen nalaten. Dat kan naar het oordeel van de Kamer niet van de notaris worden verwacht. De notaris treedt immers op als boedelnotaris, terwijl de afwikkeling van de nalatenschap in handen is van de executeurs. Onweersproken is overigens dat de notaris aan de erfgenamen, waaronder klager, ook uiteengezet heeft wat haar rol inhoudt en welke beperkingen daaraan verbonden zijn.
4.3.
Het vorenstaande brengt met zich dat het aan de executeurs is, en niet aan de notaris, om de afwikkeling van de nalatenschap zo voortvarend als mogelijk ter hand te nemen en voorts om klager te informeren en aan hem, zo mogelijk, de door hem gevraagde stukken te verstrekken. Onweersproken is dat de notaris de door klager aan haar gedane verzoeken doorleidt aan de executeurs en er bij de executeurs op aandringt de overige erfgenamen, waaronder klager, te informeren. Meer kan naar het oordeel van de Kamer op dit moment niet van de notaris worden verwacht. De notaris kan geen (eigen) antwoord formuleren op de brieven van klager omdat die gaan over zaken die onder de verantwoordelijkheid van de executeurs vallen. De notaris kan (en moet) derhalve volstaan met de het doorleiden van de brieven.
4.4.
Tenslotte is niet komen vast te staan dat de notaris over stukken beschikt, zoals de door klager genoemde bankafschriften, die zij niet aan klager verstrekt. De notaris kan niet anders doen dan de executeurs verzoeken de bankafschriften aan klager te verstrekken.
4.5.
Op grond van het vorenstaande is de klacht naar het oordeel van Kamer ongegrond.

5.De beslissing

De Kamer van Toezicht
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, plv. voorzitter, mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, B.J. Engberts en F. Ton, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van Leeuwen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2012.
De secretaris De plv. voorzitter