ECLI:NL:GHAMS:2013:2670

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
200.110.642
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem, waarin de kantonrechter hen had veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en de huurovereenkomst met Ymere had ontbonden. De appellanten zijn sinds 27 november 1998 huurders van een woning van Ymere en hebben herhaaldelijk huurachterstanden laten ontstaan. Ymere heeft in eerste aanleg gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en het gehuurde te ontruimen, wat door de kantonrechter is toegewezen. In hoger beroep hebben de appellanten betoogd dat de ontbinding onterecht was, gezien hun verbeterde betalingsgedrag. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de appellanten in het verleden structureel te laat hebben betaald, hun huidige betalingsgedrag verbeterd is en de resterende huurachterstand gering is. Bovendien heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de appellanten, waaronder hun rolstoelafhankelijkheid en de zorg voor hun kinderen. Gezien deze omstandigheden oordeelt het hof dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering tot ontbinding en ontruiming af, terwijl de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.110.642/01
zaaknummer rechtbank Haarlem : 540403/CV EXPL 11-17468
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 april 2013
inzake

1.[APPELLANT SUB 1],

2. [APPELLANTE SUB 2],
beiden wonend te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. J.E. Groenenberg te Hoofddorp,
tegen:
de stichting STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.N.E. Visser te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant sub 1], [appellant sub 2] en Ymere genoemd.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn bij dagvaarding van 3 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 26 april 2012, gewezen tussen Ymere als eiseres en [appellant sub 1] en [appellant sub 2] als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met twee producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Ymere zal afwijzen, met veroordeling van Ymere in de kosten van de procedure in beide instanties.
Ymere heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in de kosten van de procedure in hoger beroep.
Ymere heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1
Tussen partijen staat in deze zaak het volgende vast.
2.1.1
Sinds 27 november 1998 verhuurt (de rechtsvoorganger van) Ymere de woning aan de [adres] te [plaats] aan [appellant sub 1] en [appellant sub 2], tegen een huurprijs van laatstelijk € 645,74 per maand, te voldoen bij vooruitbetaling.
2.1.2
Bij vonnis van 21 april 2011 heeft de kantonrechter [appellant sub 1] en [appellant sub 2] veroordeeld tot betaling van € 865,45 ter zake van achterstallige huur.
2.2
Ymere heeft bij inleidende dagvaarding, na vermindering van eis, gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden, het gehuurde te ontruimen en [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 477,22 aan achterstallige huur, € 3,36 aan rente en € 232,80 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tevens heeft Ymere € 645,74 per maand gevorderd vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag van ontruiming en veroordeling van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in de kosten van het geding.
2.3
De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de vorderingen toegewezen en [appellant sub 1] en [appellant sub 2] veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4
Met hun enige grief betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2], samengevat, dat de kantonrechter ten onrechte de huurovereenkomst heeft ontbonden.
2.5
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis die ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
2.6
Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht blijkt dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] sinds de aanvang van de huurovereenkomst herhaalde malen een huurachterstand hebben laten ontstaan ter inning waarvan (de rechtsvoorganger van) Ymere, naar zij onbestreden stelt, tot tien keer toe een incassogemachtigde heeft ingeschakeld. Bij vonnis van 21 april 2011 zijn [appellant sub 1] en [appellant sub 2] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 865,74 vanwege huurachterstand. Na dit vonnis is opnieuw een huurachterstand ontstaan, van meer dan vier maanden, die heeft geleid tot de inleidende dagvaarding in de onderhavige procedure. Vervolgens hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] een deel van deze huurachterstand voldaan. Ymere heeft de door hen verrichte betaling van € 2.150, - in mindering op haar vordering gebracht. Het resterende bedrag, groot € 477,22 heeft de kantonrechter bij vonnis waarvan beroep toegewezen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat dit bedrag inmiddels is voldaan, hetgeen door Ymere wordt betwist.
2.7
Geconcludeerd kan worden dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de huur in het verleden structureel te laat betaalden en dat zij nog steeds geen vlekkeloos betalingsgedrag vertonen. In hun memorie van grieven hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] laten weten hun bestedingspatroon van binnenkomende gelden te hebben herzien en dat zij sindsdien de verschuldigde huur tijdig hebben voldaan. Alhoewel Ymere dit heeft bestreden - volgens haar is er nog sprake van een huurachterstand van € 31,47 - is deze achterstand, gezien de huurprijs per maand, gering te noemen en lijkt een verbetering van het feitelijke betalingsgedrag te hebben plaatsgehad, die ook na het vonnis waarvan beroep lijkt te hebben aangehouden. Weliswaar wordt hierdoor de wanprestatie uit het verleden niet goedgemaakt, maar bij de beantwoording van de vraag of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt, kan met de verbetering van het betalingsgedrag wel rekening worden gehouden. In dat kader neemt het hof ook de gevolgen voor [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in ogenschouw. De ontbinding zou tot gevolg hebben dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden rolstoelafhankelijk en onder behandeling van specialisten, en hun drie inwonende - en van hun zorg afhankelijke kinderen, aldus de overgelegde verklaring van de huisarts van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], op straat komen te staan. Het hof acht daarom ontbinding thans, en onder deze concrete omstandigheden, niet gerechtvaardigd doch hecht er wel aan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] er met nadruk op te wijzen dat zij ermee rekening dienen te houden dat in een volgend vergelijkbaar geval daadwerkelijk tot ontbinding van de huurovereenkomst zal kunnen worden overgegaan.
2.8
Het voorgaande leidt ertoe dat de grief slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal in zoverre worden vernietigd dat de vordering tot ontbinding en ontruiming zal worden afgewezen. Het hof ziet wel aanleiding om de kosten van het hoger beroep te compenseren als na te melden.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
wijst af de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Huijzer, C.C. Meijer en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 april 2013.