ECLI:NL:GHAMS:2013:2581

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
200.103.747-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte en het verbod op het plaatsen van een schotelantenne

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een huurder, aangeduid als [appellant], en de verhuurder, de vereniging Woningbouwvereniging Tuinwijk Noord, over het plaatsen van een schotelantenne op de woning van de huurder. De huurder had toestemming gevraagd om een schotelantenne op zijn dak te plaatsen, maar deze was door de verhuurder geweigerd. Desondanks plaatste de huurder de schotelantenne op het dak, wat leidde tot een vordering van de verhuurder tot verwijdering van de schotelantenne. De kantonrechter had de vordering van de verhuurder toegewezen, waarbij werd overwogen dat de schotelantenne een ontsierend effect had op het aangezicht van de woning en dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen dan die van de huurder.

In hoger beroep heeft het hof de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de belangenafweging in het voordeel van de verhuurder uitvalt. Het hof stelde vast dat de huurder onvoldoende had onderbouwd dat zijn belang bij een ruimer televisie- en radioaanbod zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder bij het handhaven van het schotelverbod. Het hof wees erop dat het recht op vrije nieuwsgaring, zoals gewaarborgd in artikel 10 van het EVRM, niet absoluut is en dat andere belangen in de afweging moeten worden meegenomen. De huurder had geen concrete bewijsstukken overgelegd om zijn stellingen te onderbouwen, waardoor zijn argumenten niet overtuigend waren.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de kantonrechter en verwees de huurder in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de belangenafweging ten gunste van de verhuurder uitviel, gezien de stedenbouwkundige kwaliteiten van de buurt en het voorkomen van precedentwerking. Het arrest werd uitgesproken op 20 augustus 2013.

Uitspraak

arrest
______________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.103.747/01
zaak-/rolnummer rechtbank Haarlem : 514047 / CV 10-11-7295
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 augustus 2013
inzake
[appellant]
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. H. Manikte Haarlem,
tegen:
de vereniging WONINGBOUWVERENIGING TUINWIJK NOORD,
gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. R. Voste Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [appellant] en geïntimeerde Tuinwijk Noord genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 5 januari 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter) van 12 oktober 2011, gewezen tussen hem als gedaagde en Tuinwijk Noord als eiseres.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, Tuinwijk Noord haar vorderingen alsnog zal ontzeggen, met beslissing over de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Tuinwijk Noord heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje “De Feiten” (a tot en met f) de feiten vastgesteld die zij bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak, voor zover in hoger beroep relevant, om het volgende.
3.1.1
[appellant] huurt van Tuinwijk Noord de woning gelegen aan het adres [adres] te [woonplaats].
3.1.2
In het bestemmingsplan Kleverpark 2005 is de volgende passage opgenomen:
“In relatie tot de overige buurten in Haarlem uit de periode 1900-1940 is Kleverpark waardevol en op landelijk niveau van belang vanwege de stedenbouwkundige kwaliteiten, met name Plan Springer.”De Kleverparkweg maakt deel uit van Plan Springer.
3.1.3
Artikel 9.4 van de op de huurovereenkomst van partijen van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden bepaalt dat het de huurder is verboden een schotelantenne aan of op het gehuurde aan te brengen.
3.1.4
[appellant] heeft op 20 oktober 2010 toestemming gevraagd om een schotelantenne op zijn dak te plaatsen, welke toestemming Tuinwijk Noord bij brief van 29 oktober 2010 heeft geweigerd.
3.1.5
[appellant] heeft niettemin een schotelantenne op het dak van zijn woning geplaatst.
3.1.6
Aan een sommatie van Tuinwijk Noord van 11 april 2011 om de schotelantenne te verwijderen heeft [appellant] geen gevolg gegeven.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering van Tuinwijk Noord tot het (doen) verwijderen van de schotelantenne toegewezen. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen, onder verwijzing naar de bijzondere architectuur van het Kleverpark, dat de schotel vanaf de achterzijde van de woning zichtbaar is en een ontsierend effect heeft op het aangezicht van de woning en dat [appellant] daartegenover – kort samengevat – zijn belangen niet of nauwelijks heeft geconcretiseerd.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering komt [appellant] met vier grieven op. Aangezien alle grieven zijn gericht tegen de door de kantonrechter uitgevoerde belangenafweging zullen zij gezamenlijk worden behandeld.
3.4
Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet ter discussie staat het door de kantonrechter geformuleerde uitgangspunt dat bij beantwoording van de vraag of Tuinwijk Noord een beroep toekomt op het schotelverbod, dan wel of deze bepaling in de gegeven omstandigheden als een onredelijke beperking van artikel 10 EVRM moet worden aangemerkt, het belang van Tuinwijk Noord bij handhaving van het schotelverbod moet worden afgewogen tegen eventuele belangen van [appellant] bij een ruimer televisie- en radioaanbod. Tevens stelt het hof vast dat [appellant] niet bestrijdt dat de Kleverparkbuurt, waarin zijn woning is gelegen, waardevol en op landelijk niveau van belang is vanwege de stedenbouwkundige kwaliteiten en dat de door hem geplaatste schotel aan de achterzijde van de woning zichtbaar is.
3.5
Voor zover [appellant] betoogt dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen omdat met een schotelantenne een groter aanbod aan televisie- en radioprogramma’s kan worden gerealiseerd en Tuinwijk Noord geen alternatieven heeft voorgesteld voor ontvangst van satelliettelevisie miskent hij dat het in artikel 10 EVRM gewaarborgde recht op vrije nieuwsgaring weliswaar van veel gewicht maar niet “absoluut” is, hetgeen betekent dat dit recht in voorkomend geval voor andere belangen zal moeten wijken. Het komt derhalve aan op een weging van de belangen van de betrokken partijen.
3.6
Anders dan [appellant] lijkt te betogen doch niet concreet onderbouwt, is het ontsierend effect van een schotel op het aangezicht van een woning niet beperkt tot de voorzijde van die woning. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat in dit geval het ontsierend effect op het aangezicht van de woning is gelegen in de zichtbaarheid van de schotel vanaf de achterzijde van de woning. Tegen de achtergrond van de onbestreden stedenbouwkundige kwaliteiten van de Kleverparkbuurt en ter voorkoming van precedentwerking heeft Tuinwijk Noord derhalve een voldoende geconcretiseerd belang om het schotelverbod voor de door haar verhuurde woningen te handhaven.
3.7
Met betrekking tot de belangen van [appellant] overweegt het hof als volgt.
[appellant] voert thans in beroep aan dat hij van Zwitserse afkomst is en hij om die reden Zwitserse televisieprogramma’s wenst te bekijken en als taalkundige onder meer geïnteresseerd is in Griekse en Israëlische programma’s. Dat deze omstandigheden zich voordoen, heeft hij echter in het geheel niet met bewijsstukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. Ook overigens heeft hij geen nadere toelichting gegeven op dit – slechts in algemene bewoordingen gestelde – belang bij Zwitserse, Griekse en Israëlische programma’s. Dit klemt temeer nu [appellant] in eerste aanleg heeft betoogd dat hij een woning in Frankrijk heeft die hij verhuurt en hij aldus gebaat is bij een hoogwaardige ontvangst van alle Franse zenders en bij de comparitie - alwaar hij niet aanwezig was - zijn zuster onbestreden heeft verklaard deels in Frankrijk en deels in Nederland in de woning van haar broer te wonen en aldaar, onder meer door ontvangst van Israëlische zenders, op de hoogte te willen blijven van wat zich elders in de wereld afspeelt. Het hof is van oordeel dat [appellant] aldus zijn belang bij een ruimer televisie- en radioaanbod dan mogelijk is via de kabel in onvoldoende mate heeft onderbouwd. Zijn belang heeft daarmee onvoldoende handen en voeten gekregen.
3.8
Het vorenstaande leidt ertoe dat in het onderhavige geval de belangenafweging ten gunste van Tuinwijk Noord uitvalt. [appellant] heeft immers onvoldoende onderbouwd dat zijn belang zwaarder dient te wegen dan dat van Tuinwijk Noord.
3.9
De conclusie is dat de grieven falen en het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Het door hem gedane bewijsaanbod zal worden gepasseerd omdat dit niet is gebaseerd op voldoende geconcretiseerde stellingen, die, indien al bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Tuinwijk Noord begroot op € 666,-- aan verschotten en € 894,-- voor salaris alsmede in het nasalaris ad € 131,- te vermeerderen met € 68,- in geval van betekening;
bepaalt dat over de proceskosten en nakosten wettelijke rente zal zijn verschuldigd vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit arrest ingeval deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest zijn voldaan;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Huijzer, R.H. de Bock en E.M. Polak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2013.