In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin haar verzoek om uitsluitend het gezag over de kinderen te krijgen, werd afgewezen. De vrouw is op 9 januari 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 16 oktober 2012. De man, de vader van de kinderen, heeft op 5 februari 2013 een verweerschrift ingediend. Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) heeft op 4 april 2013 een advisering ingediend ter griffie. De zaak is op 25 april 2013 ter terechtzitting behandeld, waarbij zowel de vrouw als de man, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. Ook vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en BJAA waren aanwezig. De minderjarigen hebben hun mening kenbaar gemaakt via brieven.
Partijen zijn in 1996 gehuwd en hebben twee kinderen, geboren in 1997 en 2000. Hun huwelijk is in 2003 ontbonden. De kinderen zijn onder toezicht gesteld sinds 7 januari 2011. De vrouw verzoekt om eenhoofdig gezag, omdat zij vreest dat de kinderen klem komen te zitten tussen de ouders. De man betwist dit en stelt dat hij altijd heeft meegewerkt aan de zorg voor de kinderen. BJAA en de Raad voor de Kinderbescherming hebben de vrouw in haar verzoek ondersteund, waarbij ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen zijn geuit.
Het hof oordeelt dat de man, die in 2003 is veroordeeld voor een zedenmisdrijf, een onaanvaardbaar risico vormt voor de kinderen. De kinderen zijn kwetsbaar en hebben emotionele problemen. Het hof concludeert dat de vrouw niet in redelijkheid kan worden gevergd om samen met de man beslissingen te nemen over de kinderen. Gezien de omstandigheden, waaronder de eerdere veroordeling van de man en de huidige strafzaak, is het hof van oordeel dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de vrouw toe, waardoor zij alleen belast wordt met het ouderlijk gezag over de kinderen.