Uitspraak
mr. J.C.J. Wouters, te Amsterdam,
mr. A.C. van Campen, te Uden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANTE] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had de vorderingen van [APPELLANTE] afgewezen, waarbij zij schadevergoeding eiste van [GEÏNTIMEERDE], een belastingadviseur, wegens onjuist advies met betrekking tot verliescompensatie. De zaak draait om de vraag of de vordering van [APPELLANTE] is verjaard. De rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn was aangevangen op 16 december 1998, toen [APPELLANTE] bekend werd met de afwijzing van de verliescompensatie door de belastingdienst. Het hof bevestigde deze conclusie en oordeelde dat [APPELLANTE] niet tijdig had gehandeld om de verjaring te stuiten. Het hof stelde vast dat de relevante feiten en omstandigheden met betrekking tot de schade en de aansprakelijkheid van [GEÏNTIMEERDE] al bekend waren bij [APPELLANTE] na de belastingaanslagen van 15 december 1998. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en verwees [APPELLANTE] in de proceskosten van het hoger beroep.